Technisch Programma van Eisen - PDF Free Download (2024)

Transcriptie

1 Beweegbare Kunstwerken (BRUGGEN, SLUIZEN EN BEDIENCENTRALES) ELEKTROTECHNIEK, INSTRUMENTATIE EN BESTURING STAAL- EN WERKTUIGBOUWKUNDIGE CONSTRUCTIES CONSERVERINGEN EN SLIJTLAGEN Versie: 3.6 Datum: maart 2014 Status: Definitief Dienst Beheer infrastructuur Provincie Zuid-Holland

2 Revisie nummer Omschrijving revisie Door Datum 2.3 Concept versie n.a.v. 2 de Julianasluis DHV/PZH Definitieve versie n.a.v. 2 de Julianasluis DHV/PZH Diverse aanpassingen: ijsbestrijding met dompelpompen DHV/PZH i.p.v. compressoren, uitgebreider eisenpakket bij de elektromechanische cilinders, elektromechanische cilinders bij brugaandrijving, levensduur enkele componenten 3.2 Diverse aanpassingen: toepassen NBD s voor eisen m.b.t. DHV/PZH/ kunststoffen en technische deklagen, draaipunten sluisdeuren, diverse lageringen, EM-cilinders, cilinderstangdeklagen, geleidingen in HAWE of UHMWPE, aanpassingen m.b.t. tegengaan corrosie, diverse aanpassing onderdelen elektrisch besturingen, o.a. retardeerbewaking, eindschakelaars, noodstop, verlichting hameistijlen. MRConsult 3.3 Document hernoemd tot PZH Beweegbare Kunstwerken Specificaties monitoren gestitched beeld sluisbediening aangepast. Div. kleine aanpassingen i.v.m. veiligheid en onderhoudbaarheid. 3.4 Eisen buitenverlichting toegevoegd, hoofdstuk CE PZH markering herschreven, toevoeging hoofdstuk beschrijving veiligheidsconfiguratie afstandbediende spoorbruggen, toevoeging hoofdstuk EMC, aanpassingen in hoofdstuk functie- en aspecteisen, aanpassingen betrouwbaarheid/ beschikbaarheid gedurende garantie/onderhoudsperiode, aanpassingen eisen brugdek beweegbare brug en brugbalans. Eis centrale aandrijving EM ophaalbruggen. Div. kleine aanpassingen i.v.m. veiligheid en onderhoudbaarheid. 3.5 Standaard kleuren voor onderdelen brug-/sluisaandrijving, beschrijving aansluiten brug op centraal besturingssysteem bediencentrale, aanpassingen FAT, SAT en SIT procedure, eisen pennenheugel toegevoegd, eisen tandwielkasten aangepast, eisen oliemonsters toegevoegd, eisen en beschrijving voorwaarschuwingsseinen aangepast. Storingsdisplay objecten toegevoegd. Eisen windbelasting. Risico-inventarisatie vanaf ontwerpproces. Bijlagen IPnetwerk bijgevoegd. Eisen bliksemafleider- en aardingsinstallaties geactualiseerd. Eisen m.b.t. merken kabels en vastleggen kabeltracé s. Eisen CCTV aangepast. Sleutelkastje in brugkelder. Eisen draaipunten sluisdeuren. PZH /243

3 Revisie nummer Omschrijving revisie Door Datum 3.6 Hoofdstukindeling gewijzigd. Gewijzigde indeling paragrafen elektrotechnische installatie brug. ROK van toepassing verklaard, herzien n.a.v. toepassen ROK. Aanvullingen Machineveiligheid en SIL. Normvermeldingen geactualiseerd. Eisen klossenrem(men). Eisen noodaandrijving. Eisen akoestische signalering brugkelder. Revisiegegevens kabel- en leidingwerken (WION). Eisen zinker- en scheepvaartborden. Eisen glasvezelnetwerken geactualiseerd. Bijlage B01 en B15 herzien. Bijlagen B18 en B19 toegevoegd (SRS brug en sluis). Proces 3D rendering en LOR t.b.v. camera-instellingen aangepast. Cameranaam en tijdaanduiding in camerabeelden Licenties NVR. Eisen UPS aangepast. Eisen ruimteverlichting aangepast. Eisen afsluitboominstallaties aangepast. Netanalysesysteem en netwachter toegevoegd. Component- en kabelcoderingen (bijlage T34). Eisen Openbare Verlichting aangepast. Eisen storingsregistratie en rapportage. Eisen overdracht na meerjarig onderhoud. PZH/ RHDHV /243

4 Inhoudsopgave 1 INLEIDING DOEL VAN HET PROGRAMMA VAN EISEN WET- EN REGELGEVING ALGEMEEN VAN TOEPASSING ZIJNDE REGELS EN NORMEN AREAAL AREAALBESCHRIJVING TERMEN EN BEGRIPPEN AFKORTINGEN ONTWERP EN UITVOERING ASPECTEISEN/STAKEHOLDERS MONUMENTENSTATUS LEVENSCYCLUSANALYSE FUNCTIE-EISEN Betrouwbaarheid Faalkansanalyse Beschikbaarheid Onbeschikbaarheid als gevolg van wind Onderhoudbaarheid WAARBORGEN BETROUWBAARHEID EN BESCHIKBAARHEID GEDURENDE GARANTIE- EN/OF MEERJARIGE ONDERHOUDSPERIODE Handhaving van de conditie van de objecten Storingsdienst/storingsafhandeling Rapportages Overdacht ONTWERPLEVENSDUUR/ONDERHOUDSINTERVALLEN VERVANGBAARHEID ONTWERP EN BEREKENING MACHINEVEILIGHEID, CE-VERKLARING EN SIL ALGEMEEN RISICO-INVENTARISATIE EN EVALUATIE/RISICOBEOORDELING (RIE) CE-MARKERING VEILIGHEIDSONTWERP VEILIGHEIDSSYSTEEM HYDRAULISCHE AANDRIJVING VEILIGHEIDSONTWERP NOODBEDRIJF /243

5 7 CIVIELE CONSTRUCTIES ONDERBOUW EN AANBRUGGEN Oeverbeschermingen Gootconstructies en hemelwaterafvoeren Parkeerplaatsen voor servicevoertuigen Inspectiepaden TECHNISCHE RUIMTEN Apparatenruimte AFWERKING TECHNISCHE- EN APPARATENRUIMTEN Afschot, waterafvoer Wand-en plafondafwerkingen Vloerafwerkingen VERLICHTING Ruimteverlichting Nood- en vluchtrouteverlichting Buitenverlichting CONDITIONERING TECHNISCHE RUIMTEN TOEGANG TOT BRUGKELDERS Toegangsdeuren, binnendeuren en vluchtwegen Werkschakelaars bij keldertoegang Materieelluiken Vaste toegangsmiddelen SLEUTELPLAN Sleutelkastje BEREIKBAARHEID VAN ONDERDELEN HIJSVOORZIENINGEN/HIJSPLAN KASTEN VOOR RESERVEMATERIALEN BLUSMIDDELEN VOORZIENINGEN TEGEN VOGELS KELDERPOMPINSTALLATIE Pompen Voeding en besturing Niveausignalering Communicatie en afstandbesturing (monitoren) Leidingwerk en appendages WERKTUIGBOUWKUNDIGE INSTALLATIES (BRUG) ALGEMEEN BRUGDEK BEWEEGBARE BRUG (BRUGVAL) Opleggingen Grendels BRUGBALANS /243

6 8.3.1 Ballastkist (basculebrug) Balans (ophaalbrug) Regelballast VASTZETINRICHTING IN OPEN STAND HAMEISTIJLEN (OPHAALBRUG) DRAAIPUNTCONSTRUCTIES EM-AANDRIJVING BRUG Panamawiel-aandrijving Heugel aandrijving (rechte of kromme heugel) Trek-duwstang/buffer EM-cilinder aandrijving AANDRIJFCOMPONENTEN ELEKTROMECHANISCHE AANDRIJVINGEN Elektromotoren (panamawiel- en heugelaandrijvingen) Noodaandrijving Handaandrijving Handslingers Tandwielkasten en open overbrengingen Tandwielkasten Open tandwieloverbrengingen Klossenrem EM-cilinders Spileindschakelaar Encoder Veiligheidsschakelaar eindstandsignalering Koppelingen Smeermiddelen Oliemonsters HYDRAULISCHE AANDRIJVING BRUG Algemeen Hydraulisch aggregaat Leidingwerk Cilinders en signaleringen Cilinder uitvoering Zuigerstangbekleding Signalering en wegmeting Beproeving en montage Systeemgedrag Engineering Einddocumentatie AFSLUITBOOMINSTALLATIE (ABI) Specificatie aandrijfkolom Specificatie aansluitkast, bekabeling en eindschakelaars /243

7 Specificatie boomlamp stuur- en bewakingsmodule (BSU) Specificatie elektronische akoestische signaalgevers (EBEL) Specificatie LED boomverlichting Specificatie noodstopvoorziening Specificatie aluminium verjongde afsluitboom Specificatie conserveringen Opstellen en afstellen afsluitboominstallaties Reserve afsluitbomen Installatie en onderhoudsvoorschrift WERKTUIGBOUWKUNDIGE INSTALLATIES (SLUIS) ALGEMEEN SLUISDEUREN DRAAIPUNTEN SLUISDEUREN SCHUIVEN AANSLAGEN EN AFDICHTINGEN EM-CILINDERS AANDRIJVING SCHUIVEN DROOGZETTEN SLUISHOOFDEN RESERVEDEUREN OPSTELPLAATS RESERVEDEUREN OPSLAGPLAATS HULPMIDDELEN SLUISDEUREN IJSBESTRIJDING-INSTALLATIES Kasblaasinstallatie Dompelpompen EM-AANDRIJVING SLUISDEUR Algemeen Panamawiel-aandrijving sluisdeur Rechte-heugel aandrijving sluisdeur EM-cilinder aandrijving sluisdeur AANDRIJFCOMPONENTEN ELEKTROMECHANISCHE AANDRIJVINGEN Noodaandrijving Handaandrijving Elektromotoren Tandwielkasten en open overbrengingen Tandwielkasten Open overbrengingen Klossenrem EM-cilinders Spileindschakelaar Encoder Veiligheidsschakelaar eindstandsignalering Koppelingen /243

8 Smeermiddelen Oliemonsters ELEKTRISCH LASWERK ALGEMENE BEPALINGEN Bouwmal Vervormingen Lasuitvoering: LASONDERZOEK MECHANISCHE BEWERKINGEN STAALCONSERVERINGEN EN SLIJTLAGEN BESCHRIJVING BRUG BESTURINGSSYSTEMEN ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIE Algemeen Voeding Uitvoering schakel- en verdeelinrichting laagspanning Overspanningbeveiliging Netwachter Netanalysesysteem Aansluitvoorziening noodstroomaggregaat UPS-installatie Apparatenkasten Brugaandrijving Elektromechanische aandrijving Hydraulische aandrijving Transmissie Besturing- en signaleringsinstallatie Veiligheidcircuits Reguliere bediening (centrale object bediening en ter plaatse bediening met PLC) PLC brugbesturing Grafische Diagnose Terminal Centrale object bediening Lokale bediening Noodbediening Handbediening Geluidsinstallatie Compact Voice Switch (CVS) Geluidsversterkerinstallatie Omroep installatie Oproep installatie (praatpalen bedraad) Oproep installatie (praatpalen draadloze communicatie, WIFI) /243

9 Intercom installatie Marifoon installatie CCTV installatie Landverkeerseinen (LVS) Voorwaarschuwingseinen (VWS) Scheepvaartseinen (SVS) Doorvaartseinen (DVS) Voeding en besturing LED-seinen Veiligheid LED-seinmodule Stuurprint Backplane Akoestische signalering Akoestisch signaal landverkeer Akoestische signalering brugkelder (kelderbel) Akoestische signalering storingen Windmeter (anamometer) Inbraakalarmering BESCHRIJVING SLUIS BESTURINGSYSTEMEN ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIE Algemeen Voeding en verdeling Noodstroomvoorziening Aansluitvoorziening noodstroomaggregaat UPS-installatie Apparatenkasten Transmissie Aandrijving Elektromechanische aandrijving Elektromechanische aandrijving met elektromechanische cilinder Besturingsinstallatie Stuurcircuits PLC Signaleringen Niveausignalering Bewaking stopstreep Noodstop Retardeerbewaking IJsbestrijding Bediening Voeding en besturing /243

10 Temperatuursignalering Noodbediening Drukknoppenkast Functies drukknoppenkast of bedienpaneel in lessenaar Beseining In- en uitvaarseinen Spuisein Vooraanduidingen (dubbele sluiskolken) Geluidsinstallatie Compact Voice Switch (CVS) Geluidsversterkerinstallatie Omroepinstallatie Oproepinstallatie CCTV (video-stitching) Verlichting AFSTANDBEDIENING SPOORBRUGGEN BEDIENCENTRALES INLEIDING SYSTEEMBESCHRIJVING TECHNISCHE SPECIFICATIES COMPONENTEN Voeding en verdeling Noodstroomvoorziening Aansluitvoorziening noodstroomaggregaat UPS Geluidsinstallatie TeleCommunication Switch (TCS) Bedienpaneel Marifoon Intercompost Bediensysteem Coördinatortafel Operatortafel brugbediening Operatortafel sluisbediening CCTV Beeldschermen coördinatortafel Beeldschermen operatortafel brugbediening Beeldschermen operatortafel sluisbediening Beeldschermen Stitchen KVM (Keyboard, Video, Muis) extenders Videoextenders gestitcht beeld Transmissie /243

11 Switch type A Centraal Besturingssysteem Centrale besturing voor bruggen Centrale besturing voor sluizen Aansluiten brug op centraal besturingssysteem bediencentrale BLIKSEMAFLEIDER- EN AARDINGSINSTALLATIES BLIKSEMAFLEIDERINSTALLATIE/OVERSPANNINGSBEVEILIGING AARDINGSINSTALLATIE ELEKTRO MAGNETISCHE COMPATIBILITEIT (EMC) GLASVEZELNETWERKEN ALGEMEEN Netwerken algemeen Glasvezelnet Veiligheidsnet UITVOERING GLASVEZELNETWERK Algemeen Glasvezelkabel Kabelbeschermbuis Mantelbuizen Mantelbuis onder klinkerverharding Patchlade Patchsnoeren Rangeerpaneel Afwerking/montage in de technische ruimte BEPROEVINGEN OTDR meting Beproeven kabelbeschermbuizen GROND- EN BESTRATINGSWERKEN KABELS EN KABELWEGEN ALGEMEEN KABELZINKERS/KABELKOKERS KABELS TEN BEHOEVE VAN OPROEPINSTALLATIE KABELGOTEN/LADDERBANEN AANVULLENDE EISEN REVISIEGEGEVENS KABEL- EN LEIDINGWERKEN ALGEMEEN WION laagindeling EISEN REVISIEGEGEVENS GLASVEZELTRACÉ S EISEN REVISIEGEGEVENS KABELZINKERS OF GESTUURDE BORINGEN /243

12 22 PERMANENTE VERKEERSVOORZIENINGEN SCHEEPVAARTBORDEN VERKEERSBORDEN WEGMARKERING OPENBARE VERLICHTING ALGEMEEN UITVOERING GELEIDE- EN WACHTVOORZIENINGEN GELEIDEWERKEN WACHTVOORZIENINGEN UITVOERING VERLICHTING WACHTVOORZIENINGEN KWALITEITSPLAN TESTEN EN INSPECTEREN EN ACCEPTATIE (FAT, SAT, SIT EN EINDACCEPTATIE) FAT (FACTORY ACCEPTANCE TEST) EISEN AAN DE FAT SAT (SITE ACCEPTANCE TEST) SIT (SITE INTEGRATION TEST) EINDDOCUMENTATIE/TECHNISCH DOSSIER (TD) ONDERHOUDS-/BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN ONDERHOUDSVOORSCHRIFTEN, AFSTEL- EN INSTELVOORSCHRIFTEN BEDRIJFS-, BEDIENING- EN VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN TEKENINGVOORSCHRIFTEN /243

13 BIJLAGE DOCUMENTEN Bijlage Documentnummer Omschrijving Revision Number Datum B01 n.v.t. Conservering en slijtlaag B02 VERVALLEN* Vergrendelingen versie 02- Pilz B03 n.v.t. Standaardcomponenten TD n.v.t. n.v.t. B04 n.v.t. Specificatie PC n.v.t. n.v.t. B SY-020 Functioneel ontwerp locale besturing Standaard brug PZH B SY-030 Technisch ontwerp Lokale besturing Standaard brug PZH B SY-0031 Technisch ontwerp Centrale besturing Standaard brug PZH B QC-030 Beoordeling veiligheidsketens B SY-010 Systeem requirements Standaard brug PZH B SY-0040 Installatie handleiding lokale besturing 2, B SY-0041 Installatie handleiding centrale besturing B SY-010 Systeem requirements - standaard software sluiscomplex B SY-011 Functionele Safety Requirements Standaard software sluiscomplex B SY-0030 Functioneel ontwerp Standaard software sluizen B SY-041 Bedieninstructie Julianasluis B16 n.v.t. Blauwdruk IP-netwerk B17 n.v.t. IP lijst bruggen B Safety Requirements Specification Bruggen Standaard Software B Safety Requirements Specification Sluizen Standaard Software B20 n.v.t. Vaste toegangsmiddelen n.v.t B21 n.v.t. Format storingsregistratie * de vergrendelingen zijn opgenomen in bijlage B11 par en /243

14 BIJLAGE TEKENINGEN Bijlage Tekeningnummer Omschrijving Revision Number Datum T01 n.v.t. Bijlage C - Architectuur subringen A T02 n.v.t. Bijlage B - Architectuur CB Backbone T03 T10725 Basis opzet systeem Stitching D T Bedieningslessenaars n.v.t T05 DE-BA D-0010 Blokschema besturingssysteem sluis G T06 DE-BA D-0100 Blokschema centrale bediening sluis G T07 DE-BA D-0101 Blokschema besturing sluisdeur, rioolschuif/rinketten G T08 DE-BA D-0102 Blokschema geluidsinstallatie sluis G T09 DE-BA D-0103 Blokschema in- en uitvaarseinen G T10 DE-BA D-0104 Blokschema CCTV en stitchen G T11 DE-BA D-0105 Blokschema SPES sluisdeur G T12 T13 T14 RESERVE RESERVE RESERVE T15 VERVALLEN Principeschema verdeelinrichting G T16 DE-BA D-0202 Blokschema installatie aan de brug G T17 DE-BA D-0204 Blokschema besturingsinstallatie brug G T18 DE-BA D-0205 Blokschema CCTV brug G T19 DE-BA D-0206 Blokschema geluidsinstallatie brug G T20 DE-BA D-0207 Blokschema seininstallatie brug G T21 DE-BA D-0208 Blokschema besturing val en afsluitbomen G T22 DE-BA D-0209 Blokschema eindcontacten val/afsluitbomen G T23 DE-BA D-0210 Principetekening bedieningsloffen ter plaatse bediening en noodbediening G T24 DE-BA D-0211 Blokschema SPES brug G T25 T26 T27 T28 T29 RESERVE RESERVE RESERVE RESERVE RESERVE T30 VERVALLEN Bedieningspaneel in afsluitboomkast T31 JUL-ALG /040/041 Principetekening montage encoder T Principetekening montage Spileindschakelaar T33 Voorbeeldtekening layerindeling K&L T34 PZH-DOC Standaard codering PZH /243

15 Algg A Algemeen 1 INLEIDING De Provincie Zuid-Holland beheert en onderhoudt een groot areaal aan beweegbare kunstwerken (bruggen en sluizen) voor zowel zichzelf als voor derden. Dit areaal breidt zich steeds verder uit door nieuwbouw en het in beheer en onderhoud overnemen van bestaande objecten van derden. Daarnaast heeft de provincie besloten om, op termijn, de onder haar beheer staande beweegbare kunstwerken zoveel mogelijk te voorzien van Centrale Bediening vanuit een aantal gecentraliseerde bedienposten. Deze centrale objectbediening (COB), die is ingericht om optimale veiligheid voor gebruikers te garanderen, maakt op de objecten grote aanpassingen aan besturing en aandrijving noodzakelijk en is daarom vrijwel altijd onderdeel van groot onderhoud aan het gehele object. Vanuit de beheers-, onderhouds- en bedienfilosofie en eisen aan beschikbaarheid en betrouwbaarheid moeten objecten na nieuwbouw of groot onderhoud zoveel mogelijk aansluiten op het bestaande areaal en de voor de centrale objectbediening aanwezige infrastructuur. In verband hiermee is het van groot belang de besturings- en bedieningsinstallaties van de kunstwerken zoveel mogelijk te standaardiseren. Naast de eisen aan besturing en bediening, stelt de Provincie ook eisen aan de mechanische delen van de beweegbare kunstwerken. Deze eisen komen grotendeels voort uit een streven om de totale kosten gedurende de levenscyclus van een object zo laag mogelijk te houden. Daarnaast is er lering uit de jarenlange beheer- en onderhoudservaring getrokken en verwerkt in dit, wat tot doel heeft de bovenbedoelde gewenste standaardisatie vast te leggen. 1.1 Doel van het Programma van Eisen Het doel van dit Programma van Eisen is te functioneren als functionele en technische standaard specificatie van de beweegbare kunstwerken in beheer bij de Provincie Zuid Holland. Dit document dient gebruikt te worden als basis bij het specificeren van nieuwbouwwerken en (groot)onderhoudswerken. Het detailontwerp dient per object in overleg met de beheerder aan de locale situatie en eventuele specifieke eisen te worden aangepast. 15/243

16 Algg A Algemeen 2 WET- EN REGELGEVING 2.1 Algemeen Bij nieuwbouw en onderhoudswerk van beweegbare kunstwerken moet worden voldaan aan de geldende Europese en Nederlandse wet- en regelgeving en de daaruit volgende normen en richtlijnen. 2.2 Van toepassing zijnde regels en normen De eisen uit dit PvE gaan boven de vigerende richtlijnen, voorschriften en normen. Van de regels en normen altijd de laatste revisie/versie/uitgave gebruiken. Wanneer dit PvE wordt gebruikt als onderdeel van een contract is de rangorde: -Eisen uit het contract - Beweegbare Kunstwerken -Richtlijnen Ontwerpen Kunstwerken (ROK 1.2) -Overige richtlijnen, voorschriften en normen Indien de ROK 1.2 wordt toegepast in een contract van- of namens de provincie Zuid-Holland moet in de ROK voor Rijkswaterstaat of RWS in de zin van opdrachtgever worden gelezen: Provincie Zuid-Holland. Waar wordt afgeweken van de bepalingen in dit PvE en/of de vigerende wet- en regelgeving moeten de afwijkingen worden onderbouwd en worden geaccepteerd door de opdrachtgever. Met name de mogelijke gevolgen voor veiligheid moeten hierbij nadrukkelijk worden beschouwd, waarbij het uitgangspunt is dat wijzigingen de veiligheid niet nadelig mogen beïnvloeden. Deze onderbouwing(en) moeten deel uitmaken van het Technisch Dossier. Richtlijnen en voorschriften: - Richtlijnen Ontwerpen Kunstwerken (ROK 1.2), inclusief de daarin genoemde normen en richtlijnen - De vigerende milieuwetgeving voor de opslag, het verwerken en afvoeren van bouwstoffen en afval, uitgegeven door het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM); - Machinerichtlijn; - Arbeidsmiddelenrichtlijn; - EMC-richtlijn (Elektro Magnetische Compatibiliteit); - Laagspanningsrichtlijn; - Richtlijn Randapparatuur voor Telecommunicatie; 16/243

17 Algg A Algemeen - Binnenvaart Politie Reglement (BPR); - Richtlijnen Vaarwegen 2011 (RVW 2011); - Richtlijnen Scheepvaarttekens (RST 2008); - Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990); - Regeling Verkeerslichten; - Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens; - Standaardontwerp wachtruimtes provinciale vaarwegen (provincie Zuid-Holland); - IJsbestrijding bij Kunstwerken (RWS); - Handboek Ontwerpcriteria Wegen (provincie Zuid-Holland). Normen: - NEN 1010: Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties; - NEN 2063: Booglassen. Op vermoeiing belaste constructies. Het berekenen van gelaste verbindingen in ongeleerde en zwak geleerd staal tot en met Fe 510; - NEN 3140: Bedrijfsvoering van elektrische installaties Laagspanning; - NEN 3650: Eisen voor buisleidingsystemen; - NEN 3651: Aanvullende eisen voor leidingen in kruisingen met belangrijke waterstaatswerken; - NEN 3699: Meetmethode voor het bepalen van netto hoeveelheden van bouwdelen, installatiedelen en resultaten met specificatierichtlijnen; - NEN-EN 1838: Toegepaste verlichtingstechniek Noodverlichting; - NEN-EN 5509: Gebruikershandleidingen - Inhoud, structuur, formulering en presentatie; - NEN-EN : Licht en verlichting - Werkplekverlichting - Deel 1: Werkplekken binnen; - NEN-EN : Bedrijfsvoering van elektrische installaties; - NEN-EN-ISO : Veiligheid van machines - Onderdelen van besturingssystemen met een veiligheidsfunctie - Deel 1: Algemene regels voor ontwerp; NEN-EN-ISO - NEN-EN-ISO 13850: Veiligheid van machines - Noodstop Ontwerpbeginselen; - NEN-EN-ISO 12100: Veiligheid van machines - Basisbegrippen voor ontwerp - Risicobeoordeling en risicoreductie; - NPR-ISO/TR : Veiligheid van machines - Risicobeoordeling - Deel 2: Praktische gids en voorbeelden van methoden; - NEN-EN-IEC : Veiligheid van machines - Elektrische uitrusting van machines; - NEN-EN-IEC 61439: Laagspanningsschakel- en verdeelinrichtingen; - NEN-EN-IEC 61508: Functionele veiligheid van elektrische/elektronische/ programmeerbare elektronische systemen verbandhoudend met veiligheid - Deel 1: Algemene eisen; - NEN-EN-IEC 62061: Veiligheid van machines - Functionele veiligheid van elektrische, elektronische en programmeerbare systemen met een veiligheidsfunctie; - NEN-EN-IEC 62305: Bliksembeveiliging (gehele reeks); 17/243

18 Algg A Algemeen 3 AREAAL 3.1 Areaalbeschrijving De vaarwegen waarover de provincie Zuid-Holland het nautisch beheer voert, hebben een totale lengte van circa 143 kilometer. De vaarwegen zijn ingedeeld op basis van gebruik en vervoersstromen in een tiental vaarwegtrajecten. VAARWEGTRAJECTEN Trajectnr. Traject Vaarwegen 1 Rotterdam-Den Haag Delftsche Schie, Rijn-Schiekanaal, Haagse Trekvliet 2 Den Haag-Voorschoten Rijn-Schiekanaal 3 Voorschoten-Katwijk Korte Vlietkanaal, Oude Rijn 4 Voorschoten-Alphen a/d Rijn Rijn-Schiekanaal, Oude Rijn 5 Leiden-Ringvaart Zijl 6 Alphen a/d Rijn-Ringvaart Heimanswetering, Woudwetering, Oude Wetering 7 Alphen a/d Rijn-Amstel Aarkanaal 8 Alphen a/d Rijn-Woerden Oude Rijn 9 Gouda-Alphen a/d Rijn Gouwe, Otwegwetering 10 Gorinchem-Vianen Merwedekanaal, Zederik-kanaal De over- en in de provinciale vaarwegen gelegen kunstwerken (vaste- en beweegbare bruggen en sluizen) zijn voor het grootste gedeelte in beheer, onderhoud en eigendom bij de provincie Zuid-Holland. De niet door de provincie beheerde kunstwerken zijn in beheer bij Rijkswaterstaat (aquaducten, vaste bruggen in Rijkswegen), gemeenten of ProRail (spoorbruggen). ONDERHOUD KUNSTWERKEN De eigen kunstwerken van de provincie Zuid-Holland worden beheerd en onderhouden door de provinciale Dienst Beheer Infrastructuur (DBI) die hiervoor marktpartijen inschakelt en zelf de regie voert. Naast dagelijks beheer en onderhoud, wat bestaat uit preventief en correctief (storings)onderhoud is van tijd tot tijd groot onderhoud noodzakelijk. Dit groot onderhoud wordt met vaste intervallen zoveel mogelijk integraal en per vaarwegtraject uitgevoerd. Een aantal bruggen van derden wordt ook de provincie Zuid-Holland onderhouden, meestal worden die bruggen ook bediend door de provincie Zuid-Holland. Voor het uitbesteden van onderhoud en het verhogen van betrouwbaarheid en beschikbaarheid, is een vergaande vorm van standaardisatie gewenst. 18/243

19 Algg A Algemeen OBJECTBEDIENING Het beleid van de provincie Zuid-Holland is erop gericht, om naast het bedienen van de eigen beweegbare kunstwerken, ook de beweegbare objecten van andere beheerders over/in provinciale vaarwegen in bediening over te nemen, om zo invulling te geven aan het provinciale beleid inzake de professionalisering van de objectbediening, intensieve begeleiding van de scheepvaart en het toepassen van dynamisch verkeersmanagement op de provinciale vaarwegen. BEDIENCENTRALES Op termijn worden vrijwel alle beweegbare kunstwerken op afstand bediend vanuit een 5-tal bediencentrales. Bediencentrale Locatie Vaarwegtraject Leidschendam Leidschendam 1 en 2 De Waard Leiden 3, 4 en 5 Steekterpoort Alphen aan den Rijn 6, 7, 8 en 9 Vianen Vianen 10 (deels) Gorinchem Gorinchem 10 (deels) Daarnaast beschikt de DBI in de vestiging Gouda over een Ontwikkel-, Test- en Opleidingscentrum (OTO), die is ingericht met dezelfde apparatuur- en die over dezelfde functionaliteiten beschikt als een bediencentrale. In het OTO wordt de software voor de brug/sluisbesturing en voor de Mens-Machine Interface (bedienfuncties afstandbediening) getest, voorafgaand aan de installatie op de objecten. 19/243

20 Algg A Algemeen 4 TERMEN EN BEGRIPPEN Aanrijdtijd De tijd tussen de eerste melding van een storing door opdrachtgever en het moment dat opdrachtnemer zich op de locatie van de storing meldt. Afsluitbomen/afsluitboominstallatie Afsluitvoorziening om passanten bij een brugopening op veilige afstand van de gevaarzones te houden. Anemometer Windmeter Apparatenruimte Technische ruimte waarin apparatenkasten voor de voeding, verdeling, besturing en evt. afstandbediening van het object worden geplaatst. Bediencentrale Een plaats waar vanaf meerdere bruggen op afstand bediend worden. Bedienplaats coördinator De werkplek voor de coördinator op de bediencentrale van waaruit hij de bediening van een brug kan toekennen aan een operator. Bedienplaats operator De werkplek voor één operator waar vandaan hij twee objecten tegelijk kan bedienen (Een duo werkplek, bestaande uit twee bedienstations). Bedienslof lokale bediening en noodbediening Een los kastje met bedienknoppen en signaallampjes voor bediening van de brug ter plaatse, vrij te dragen binnen een bepaald bediengebied, met aansluitsnoer, ook wel "hangende drukknoppenkast" of "chinees" genoemd, zie bijlage tekening 203. Bediening Ter Plaatse (lokale bediening) Bediening op locatie van het te bedienen object met behulp van een draagbare of vaste bedieninterface (drukknoppenkast of lessenaar) gebruik makend van de PLC besturing van het object (geautomatiseerde bediening) Beschikbaarheid Fractie van de tijd dat een systeem de vereiste functie kan vervullen. 20/243

21 Algg A Algemeen Betrouwbaarheid De kans dat een systeem gedurende een bepaalde periode zonder falen zijn functie blijft vervullen. Centrale bediening Bediening op afstand. Centrale Object Bediening (COB) Centrale Object Bediening: Bediening op afstand vanuit een bediencentrale m.b.v. videobeelden en een (grafische) bedieninterface bestaande uit een Touch-Screen of een geautomatiseerde bediening met drukknoppen. Conditie (Technische) toestand of staat waarin een bouw- of installatiedeel verkeert op basis van de kwalificatie en kwantificering van gebreken aan die delen. Coördinator De coördinator regelt in een bediencentrale de bedieningen van objecten en wijst deze toe aan een operator. Elektrische Installatie De gehele voeding en besturing van het object, bestaande uit bekabeling, elektrische componenten voor hoog- en laagspanning, elektronica, PC s en PLC s en software. Factory Acceptance Test (FAT) (Acceptatie beproeving in de fabriek) Dit is een test met hulpapparatuur waarbij een reële bedrijfssituatie wordt nagebootst. Deze test vindt plaats bij de leverancier die een autonoom functionerend subonderdeel van de brug/sluisinstallatie samenbouwt. Functiehersteltijd De tijd tussen de eerste melding van een storing door opdrachtgever aan opdrachtnemer en het moment dat opdrachtgever het object weer in dienst kan nemen en/of functieherstel is bereikt. Handbediening Bediening waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van fysieke kracht, elektrische bediening moet bij het inschakelen van deze bediening niet meer mogelijk zijn. 21/243

22 Algg A Algemeen LOR Locatie Opname Rapport, ten behoeve van de plaatsbepaling en hoeveelheid camera s bij de brug/sluis op locatie. De LOR wordt opgesteld door de cameraleverancier i.o.m. de opdrachtgever aan de hand van de bevindingen ter plaatse. E.e.a. word getoetst aan de NEN 6787 Meldpaal Ook wel: oproepinstallatie; voorziening waarmee de scheepvaart door middel van een drukknop bij de brug een brugopening kan aanvragen. Noodbediening Elektrische bediening op locatie van het te bedienen object door middel van een draagbaar- (drukknoppenkast) of vaste bedienlessenaar waarbij geen gebruik wordt gemaakt van geautomatiseerde bediening. De onderdelen van het object worden rechtstreeks aangestuurd zonder gebruik te maken van de PLC besturing van het object. Noodstop Directe stop, niet bestuurde stop, de beweging wordt zonder vertraging gestopt en is waar genoemd in dit document een categorie 0 of 1 stop (conform NEN-EN-IEC ) Normale stop Bestuurde stop, zgn. categorie 2 stop (conform NEN-EN-IEC ) Notified body Een onafhankelijke, hiertoe bevoegde certifceringsinstantie (bijvoorbeeld de KEMA). Object Beweegbare brug, beweegbare sluis, bediencentrale of lokale bedienpost. Operator Bedienaar van een object. Pan-tilt Een bewegingsmechanisme om een camera horizontaal en verticaal te kunnen bewegen. Retarderen Het vertragen van de beweging (brug of sluisdeur) bij het openen en sluiten. Safety Integrity Level (SIL) Een veiligheidsniveau voor veiligheidsgerelateerde installatieonderdelen conform de NEN-EN- IEC /243

23 Algg A Algemeen Scheepvaartverkeer Verkeer dat gebruik maakt van de vaarweg. Site Acceptance Test (SAT) (Acceptatie beproeving op de bouwlocatie). Dit is een test op de bouwlocatie als alle autonoom functionerende subonderdelen van de bruginstallatie geïnstalleerd en samengebouwd zijn. Site Integration Test (SIT) of ISAT (Beproeving bij ingebruikname). Deze testen worden uitgevoerd om te bewijzen dat het automatiseringssysteem in overeenstemming is met de ontwerpspecificatie. Standaard besturingssysteem Een besturingssysteem dat toe te passen is op elk soort beweegbaar object en kunstwerk (mechanisch, hydraulisch etc.), waarvan de basisbediening overal hetzelfde is zodat uitwisselen van bedienend personeel geen problemen oplevert. De communicatie en de manier van communiceren tussen de bediencentrales en beweegbare kunstwerken dient overal gelijk te zijn. Storing De toestand van een object of een (onder)deel van een object, waarin het niet, niet veilig, niet volledig of niet naar behoren functioneert (ook wel functieverlies genoemd). Het functieverlies kan zowel betrekking hebben op het onderdeel zelf als op het functioneren van het gehele object (en de daaraan gekoppelde hoofdfuncties). Technische Ruimte Hieronder vallen de onderstaande ruimten: - Apparatenruimte; - Basculekelder; - Hameistijlen (alleen indien toegankelijk); - Ruimte bewegingswerk sluisdeuren en rioolschuiven; - Pompruimte. UAV-2012 Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken Val Het beweegbare brugdek, ook wel aangeduid als het val of brugval. 23/243

24 Algg A Algemeen Veiligheid De mate waarin het object of onderdeel vrij is van onaanvaardbare risico s in termen van letselschade aan personen. Voorwaarden Normen, richtlijnen, voorschriften en bepalingen. 4.1 Afkortingen ABI/ASB DVS EH EM HDPE HAWE LED LVS NC NO NSA NVR OTDR OVL PLC PMMA RIE SPES SRS SVS TD/TCD TSA UHMWPE UPS VRI VVK VWS : Afsluitboominstallatie : Doorvaartsein of doorvaartlicht : Elektrohydraulisch : Elektromechanisch : Hoge dichtheid Polyetheen : Hardweefsel (weefselversterkt thermohardend glijlagermateriaal) : Light Emitting Diode (verlichtingsbron op basis van halfgeleidertechniek) : Landverkeersein; : Normally Closed schakelcontact : Normally Open schakelcontact : Noodstroomaggregaat; : Network Video Recording (videoregistratieapparatuur) : Optical Time Domain Reflectometer : Openbare verlichting; : Programmable Logic Controller (Programmeerbare Logische Eenheid); : Polymethylmethacrylaat (bekend onder handelsnaam Perspex) : Risico-Inventarisatie (-beoordeling) en Evaluatie : Spileindschakelaar; : Safety Requirement Specification; : Scheepvaartseinen; : Technisch Dossier/Technisch ConstructieDossier; : Thermal Sprayed Aluminium (aluminiseren) : Polyetheen met ultra hoog moleculair gewicht; : Uninterruptible Power Supply (accugevoede noodstroomvoorziening); : Verkeersregelinstallatie; : VezelVersterkt Kunststof : Voorwaarschuwingsseinen; 24/243

25 Algg A Ontwerp en uitvoering 5 ONTWERP EN UITVOERING 5.1 Aspecteisen/stakeholders Het beweegbare kunstwerk dient de hoofdfuncties Doorgang Weg-, Rail- en Scheepvaartverkeer en de hoofdfunctie Water Keren zo optimaal mogelijk te faciliteren. Daarnaast moet het kunstwerk worden ingepast in een bestaande omgeving. Dit betekent dat bij het ontwerp rekening moet worden gehouden met de specifieke eisen die vanuit de hoofdfuncties en de omgeving worden gesteld. Door het generieke karakter van dit Programma van Eisen kan niet worden ingegaan op de specifiek van toepassing zijnde eisen voor een bepaald object, echter bij het ontwerp moet minimaal het volgende, in overleg met de beheerder, worden beschouwd: Scheepvaartverkeer - De vereiste minimale doorvaartafmetingen van het object, in basis gevormd door de wensbeelden uit de Beleidsnota Scheepvaart en Vaarwegen van de provincie Zuid- Holland. Daarbij altijd afstemmen met de Vaarwegbeheerder of het vigerende beleid nog actueel is. - De verwachte intensiteiten op het vaarweggedeelte, met als afgeleide het aantal verwachte brugopeningen per tijdsperiode - Eisen omtrent beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de brug- of sluisinstallaties - De door beheerder bepaalde perioden per tijdseenheid waarin stremmingen voor (groot) onderhoudswerkzaamheden zijn toegestaan - Specifieke eisen/wensen vanuit de beroepsvaart, via de brancheorganisatie (Koninklijke Schuttevaer) - Specifieke eisen/wensen vanuit de recreatievaart, via de belangenorganisaties (Hiswa, ANWB, KNWV) - Aanvaarbelastingen waarop de constructies worden uitgelegd - Stroomsnelheden - Vaarsnelheden - Remming- en geleidewerken en wachtvoorzieningen - Scheepvaartbebording - Informatievoorziening (dynamisch vaarwegmanagement) - Samenhang met andere beweegbare objecten Wegverkeer - Verkeersfunctie - Ontwerpsnelheid - Verkeersintensiteiten - Verkeersbelastingen - Wegdekindelingen - Toepassen geleidewerken/fysieke afscheidingen tussen rijbanen 25/243

26 Algg A Ontwerp en uitvoering - Toepassen voorwaarschuwingen - Fiets/-voetpaden - Bebording - Verkeersregelinstallaties - Dynamisch Verkeersmanagement - Voor welke categorie Bijzondere transporten moet het kunstwerk geschikt zijn - Mogelijkheden om de brug in de toekomst qua rijbanen opnieuw in te delen Railverkeer - Belastingen - Fysieke afscheidingen - Beïnvloeding installaties door zwerfstromen - Knevelinrichtingen - Schuifstukken - Bovenleidingen - Railovergangen vast/beweegbaar Waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder (hoogheemraad- of waterschap). - Op welke waterstanden moet het kunstwerk worden uitgelegd - Aanvullende eisen zoals keerdeuren of schotbalksponningen - Eisen m.b.t. doorstroomprofiel/waterberging - Lozingen op oppervlaktewater Ruimtelijke inpassing (gemeente) - Vormgeving - Welstand - Bestemmingsplannen - Omgevingshinder - Flora- en fauna - Geluidwerende voorzieningen - Sociale veiligheid - Inspraak - Communicatie Eisen vanuit overige vergunningverlenende instanties (voor zover van toepassing) - Rijkswaterstaat (Wet Bescherming Rijkswaterstaatwerken) 26/243

27 Algg A Ontwerp en uitvoering 5.2 Monumentenstatus Voor groot onderhoud aan bestaande objecten kan, naast bovengenoemde aspecten, ook een eventuele monumentenstatus van invloed zijn op de tijdens het groot onderhoud uit te voeren aanpassingen aan het object. 5.3 Levenscyclusanalyse Een nieuw te bouwen object moet duurzaam worden gebouwd; ontwerpkeuzes moeten zijn gebaseerd op basis van de te verwachten totale kosten voor het bouwen, onderhouden, in stand houden (incl. energiekosten) en slopen van het object gedurende de gevraagde referentieperiode door middel van de systematiek van Life Cycle Costing (LCC). Bij het berekenen van de LCC dienen per onderhoudsactiviteit alle (gevolg)kosten inclusief maatschappelijke kosten (onbeschikbaarheid) en de milieukosten te worden beschouwd. De in de berekeningen gekozen onderhoudsinterval voor dagelijks (preventief) onderhoud moet worden aangetoond, de intervallen voor groot onderhoud of vervangingen moeten tenminste voldoen aan hoofdstuk "5.6 Ontwerplevensduur/onderhoudsintervallen"; afwijkingen t.o.v. deze termijnen moeten eveneens worden aangetoond. De gevraagde berekeningen moeten de goedkeuring hebben van de beheerder. 5.4 Functie-eisen De objecten (beweegbare bruggen en sluizen, met inbegrip van de bediencentrales) hebben, los van hun specifieke ontwerp, vijf hoofdfuncties: Tabel 5-1: Overzicht hoofdfuncties Functie Doorgang Wegverkeer Doorgang Railverkeer Doorgang Scheepvaartverkeer Doorgang Hoger Scheepvaartverkeer Water Keren Functieomschrijving Het bieden van een vrije, veilige en onbelemmerde doorgang voor het wegverkeer Het bieden van een vrije, veilige en onbelemmerde doorgang voor het railverkeer Het bieden van een vrije, veilige en onbelemmerde doorvaart voor de scheepvaart Het bieden van een vrije, veilige en onbelemmerde doorvaart voor de scheepvaart (hoger), waarbij het wegverkeer moet worden onderbroken en de brug moet worden bediend Het bieden van voldoende veiligheid tegen overstromingen 27/243

28 Algg A Ontwerp en uitvoering De eerste drie functies zullen in reguliere omstandigheden zonder invloed op elkaar voortgang kunnen vinden. Pas in situaties waarbij scheepvaart boven een bepaalde hoogte wenst te passeren dient het weg- of railverkeer gestopt te worden, dient de brug te worden geopend en kan deze specifieke groep schepen doorvaart krijgen. Er gelden drie soorten aspect-eisen met betrekking tot het waarborgen van de functies van de objecten in de beheerfase: 1. Eis voor de handhaving van de Veiligheid 2. Eisen voor de Betrouwbaarheid en Beschikbaarheid 3. Eis voor de Onderhoudbaarheid en handhaving van de conditie van de objecten Er is sprake van een storing (of functieverlies) indien een object of een (onder)deel van een object niet, niet veilig, niet volledig of niet naar behoren functioneert. Functieverlies is opgeheven indien de functie van het betreffende object of het betreffende (onder)deel van het object volledig is hersteld. De provincie maakt de volgende indeling in 2 storingtypen: - Storingtype 1: Storingen die wel functieverlies tot gevolg hebben ten aanzien van de vijf hoofdfuncties zoals in tabel 5-1 genoemd. - Storingtype 2: Storingen die geen functieverlies tot gevolg hebben ten aanzien van de vijf hoofdfuncties zoals in tabel 5-1 genoemd Betrouwbaarheid De aspect-eis betrouwbaarheid heeft betrekking op de kans dat een systeem gedurende een bepaalde periode zonder falen zijn functie blijft vervullen. De provincie heeft dit vertaald in een maximum aantal storingen van storingtype 1, op basis van prestatiecategorieën. De betrouwbaarheideisen houden in dat maximaal 1 maal per maand of 1 maal per kwartaal een dergelijke storing op een beweegbare brug of sluis mag optreden. Deze prestatie-eisen ten aanzien van beschikbaarheid en betrouwbaarheid zijn in onderstaande tabel weergegeven en zijn onafhankelijk van het bedieningsregime van een brug of sluis. 28/243

29 Algg A Ontwerp en uitvoering Tabel 5-2: prestatie eisen vertaald naar prestatie categorieën Prestatiecategorieën vaarweg zijde (tijdens de bedienuren): Categorie 1 Categorie 2 Prestatie categorieën wegzijde: Categorie 3A Categorie 3B Categorie 3C Maximaal één storing (van storingtype 1) per maand per brug/sluis van max. 2 uur (incl. aanrijdtijd monteurs) Maximaal één storing (van storingtype 1) per maand per brug/sluis van max. 4 uur (incl. aanrijtijd monteurs) Maximaal één storing (van storingtype 1) per kwartaal per brug/sluis van max. 2 uur; maximaal binnen 60 min. ter plaatse van storing Maximaal één storing (van storingtype 1) per maand per brug/sluis van max. 2 uur; maximaal binnen 60 min. ter plaatse van storing Maximaal één storing (van storingtype 1) per maand per brug/sluis van max. een halve dag (4 uur) Onder één kwartaal dient in bovenstaande tabel één van de volgende 4 vaste periodes te worden verstaan: 1. 1 januari tot en met 31 maart 2. 1 april tot en met 30 juni 3. 1 juli tot en met 30 september 4. 1 oktober tot en met 31 december De keuze tot welke prestatiecategorie een object behoort, wordt per object bepaald Faalkansanalyse Het beweegbare kunstwerk en/of de installaties moeten zodanig worden ontworpen dat deze zonder meer kunnen voldoen aan de gestelde eisen qua betrouwbaarheid. Daartoe moet, op basis van de ontwerpuitgangspunten en toe te passen onderdelen, een faalkansanalyse worden opgesteld, waarmee vooraf wordt aangetoond dat het object zal voldoen aan de gevraagde betrouwbaarheid Beschikbaarheid De functie-eis beschikbaarheid heeft betrekking op de fractie van de tijd dat een brug of sluis de vereiste functie kan vervullen. De provincie wordt aangesproken op de beschikbaarheid van de beweegbare bruggen, sluizen en de bediencentrales ten behoeve van het verkeer waarvoor deze bestemd zijn. De samenhang tussen beschikbaarheid en niet-beschikbaarheid is weergegeven in figuur /243

30 Algg A Ontwerp en uitvoering Figuur 5-3: Elementen van het thema beschikbaarheid Voorziene niet beschikbaarheid Gepland onderhoud Geplande nieuwbouw Gepland door derden Onvoorziene niet-beschikbaarheid (verstoringen) verwijtbaar niet verwijtbaar Beschikbaarheid Uitgangspunt voor de provincie is een volledige beschikbaarheid tijdens de bedieningsuren, 365 dagen per jaar. Deze beschikbaarheid wordt echter aangetast door voorziene en niet-voorziene beschikbaarheid. De voorziene niet-beschikbaarheid wordt onder andere benut voor onderhoudswerkzaamheden. Reden hiervoor is dat niet alle werkzaamheden buiten bedieningstijden (veelal s nachts) kunnen plaatsvinden (vanwege benodigd daglicht, geluidsoverlast etc.). Daarom zal nu en dan extra tijd moeten worden ingelast voor planbaar onderhoud waardoor een kunstwerk geheel of gedeeltelijk gedurende korte of langere tijd niet beschikbaar is. De eisen aan voorziene niet beschikbaarheid voor planbaar onderhoud worden in het contract vermeld. Bij het ontwerp van het beweegbare kunstwerk en de daarin opgenomen installaties moet rekening worden gehouden met de aan dat object gestelde eisen (mogelijkheden) voor planbaar onderhoud. Tabel 5-4 geeft een overzicht per vaarwegtraject van de toegestane niet-beschikbaarheid. Om de gevraagde beschikbaarheid te halen, worden eisen aan het verrichten van onderhoudswerkzaamheden gesteld. Data over de niet-verwijtbare, onvoorziene nietbeschikbaarheid van een kunstwerk (veroorzaakt door bijvoorbeeld natuurlijke verschijnselen, schadevaringen en -rijdingen of vandalisme) kunnen leiden tot het moeten treffen van maatregelen, zeker indien bepaalde kunstwerken erg gevoelig blijken te zijn voor dit soort verstoringen. 30/243

31 Algg A Ontwerp en uitvoering Tabel 5-4: acceptabele voorziene niet-beschikbaarheid per vaarwegtraject Objecten in vaarwegtrajecten 1, 3, 4, 5, 6, 8 (Alphen- Crolesbrug), 9 en 10 2, 7, 8 (Croles-brug- Woerden) Toegestane voorziene niet-beschikbaarheid voor vaarwegzijde per object Maximaal 14 dagen per jaar op maandag t/m vrijdag tussen 20:00 en 06:00 uur Maximaal één keer per jaar 24 uur aaneengesloten Maximaal één keer per 10 jaar 14 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden Maximaal 1 uur per dag per object Maximaal 14 dagen per jaar gedurende 8 uur per dag, uitgezonderd op zaterdagen en zondagen tussen 1 juni en 16 september Maximaal drie keer per jaar 24 uur aaneengesloten, uitgezonderd de periode tussen 1 juni en 16 september Eén keer per 10 jaar 28 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden Maximaal 4 uur per dag per object De voorziene niet-beschikbaarheid van een kunstwerk wordt bepaald door geplande onderhouds- of vervangingswerkzaamheden. Deze werkzaamheden worden jaarlijks vast- en bijgesteld in meerjarenplannen en vroegtijdig gecommuniceerd met de diverse betrokkenen. De provincie streeft ernaar om zoveel mogelijk buiten de exploitatie om te werken aan de kunstwerken. Niettemin zal het nu en dan noodzakelijk zijn een buitendienststelling aan te vragen. Hiervoor geldt dat dergelijke maatregelen bijtijds moeten worden aangekondigd. De onvoorziene niet-beschikbaarheid wordt door de provincie onderverdeeld op basis van storingen met een interne oorzaak en storingen met een externe oorzaak. De eerstgenoemde soort kan worden toegeschreven aan de opdrachtnemer en is daarmee verwijtbaar. Storingen met een externe oorzaak daarentegen, zijn niet verwijtbaar. De provincie heeft de verwijtbare, onvoorziene niet-beschikbaarheid van een object vertaald in een maximale duur van een storing van storingtype 1 op basis van de prestatiecategorieën in tabel 5-2. Tabel 5-2 laat de functiehersteltijd zien voor storingen van storingtype 1; onderstaand volgt een nadere toelichting en aanvulling op deze eisen: Functiehersteltijd aan de vaarwegzijde mag niet langer zijn dan 2 uur of 4 uur, afhankelijk van het belang van een object Functiehersteltijd aan de wegzijde mag niet langer zijn dan 2 uur of 4 uur, afhankelijk van het belang van een object 31/243

32 Algg A Ontwerp en uitvoering De oorspronkelijke, door het provinciebestuur, geformuleerde prestatie-eis voor prestatiecategorie 3A resp. 3B luidt: maximaal één storing (van storingtype 1) per kwartaal per brug/sluis van maximaal 15 minuten resp. 60 minuten. Voor deze twee prestatiecategorieën geldt dat de provincie er zelf zoveel mogelijk voor zorgt dat de onbeschikbaarheid wordt verholpen door veelal het object door middel van lokale bediening te sluiten. Het is daarna aan de opdrachtnemer om te zorgen dat de functies voor de vaarweg- en wegzijde ook daadwerkelijk weer binnen 2 uur volledig beschikbaar zijn (conform de eisen uit tabel 5-2). In geval van prestatiecategorie 3A en 3B geldt bovendien een aanvullende eis namelijk dat opdrachtnemer binnen 60 minuten op de locatie van de storing aanwezig dient te zijn. Prestatiecategorie 3A verschilt van prestatiecategorieën 3B en 3C in het aantal keer per tijdseenheid dat een storing van storingtype 1 mag optreden: 1 maal per kwartaal tegenover 1 maal per maand. Aanvullende eisen voor storingen van storingtype 1: Voor storingen die optreden na sluitingstijd van de bediening geldt niet de opgelegde functiehersteltijd, mits de storing verholpen is vóór de eerstvolgende start van de reguliere bedieningsperiode. Voor storingen die optreden vóór sluitingstijd van de bedieningsperiode, en die doorlopen na sluitingstijd geldt wel de opgelegde functiehersteltijd als vastgelegd in tabel 5-2. Voor storingen van storingtype 2 geldt een functiehersteltijd van 1 kalenderweek Onbeschikbaarheid als gevolg van wind Het beweegbare kunstwerk (i.c. de brug) moet qua beweegbaar deel en aandrijving zodanig worden uitgevoerd dat deze slechts een zeer beperkte periode per jaar onbeschikbaar is als gevolg van te hoge windbelastingen. Tenzij anders bepaald in het contract gelden hiervoor de eisen volgens tabel 1 van par van de NEN 6786 (VOBB) Onderhoudbaarheid Installaties moeten optimaal en veilig onderhoudbaar zijn om invulling te geven aan de hiervoor genoemde functies en prestaties van het beweegbare object. De specifieke eisen van de provincie, vanuit haar ervaring als beheerder van infrastructurele kunstwerken, zijn in dit Programma van Eisen nader uitgewerkt. 32/243

33 Algg A Ontwerp en uitvoering 5.5 Waarborgen betrouwbaarheid en beschikbaarheid gedurende garantie- en/of meerjarige onderhoudsperiode Na oplevering en ingebruikname van het beweegbare kunstwerk of de bediencentrale door de opdrachtgever vangt de 2-jarige garantie- en daarna de eventuele overeengekomen meerjarige onderhoudsperiode aan. De opdrachtnemer is gedurende deze perioden verantwoordelijk voor het functioneren van het object volgens de door de opdrachtgever vastgestelde betrouwbaarheids- en beschikbaarheidseisen volgens de hoofdstukken en De hiervoor gevraagde inspanningen van de opdrachtnemer betreffen het dagelijks (preventief) onderhoud, inspecties, eventuele verbetermaatregelen en correctief (storings) onderhoud. Bij groot onderhoudprojecten geldt uit beheersoogpunt dat gedurende de garantieperiode het gehele dagelijks (preventief) onderhoud aan het object moet worden uitgevoerd, dus ook aan de (WTB) onderdelen waaraan geen groot onderhoud is uitgevoerd. Bij onvoldoende presteren van de objecten kunnen in het contract sancties zijn opgenomen in de vorm van boetes- en/of kortingen. Aan het einde van de 2-jarige garantieperiode moet het object gedurende de 3 maanden daaraan voorafgaand hebben voldaan aan de in het contract gevraagde betrouwbaarheid. Is gedurende deze periode de gevraagde betrouwbaarheid niet gehaald, dan start een nieuwe meetperiode van 3 maanden vanaf de oorspronkelijk overeengekomen einddatum van de garantieperiode. Deze verlengingen van de garantieperioden met telkens 3 maanden duren voort tot het object functioneert volgens de vereiste betrouwbaarheid. Deze verlengingen van de garantieperiode komen niet voor verrekening in aanmerking Handhaving van de conditie van de objecten Voor het vastleggen van de conditie van mechanische en hydraulische onderdelen van beweegbare bruggen en sluizen op een objectieve en eenduidige wijze, wordt de norm NEN 2767 voor Infra toegepast. Een belangrijk onderdeel van deze methodiek zijn standaard gebrekenlijsten. Deze gebrekenlijsten geven mogelijke gebreken aan een bouw- of installatiedeel, het bijbehorende belang en, indien van toepassing, de intensiteit. Door het toepassen van een persoonsonafhankelijke registratie van de conditie van objecten (conditiemeting) wordt de objectiviteit van waarnemen en meten gewaarborgd. Met deze norm dient opdrachtnemer rapportcijfers vast te stellen op installatiedeel- en elementniveau, en vervolgens deze rapportcijfers op installatiedeel niveau te aggregeren naar rapportcijfers op elementniveau volgens de aggregatiemethodiek opgenomen in NEN /243

34 Algg A Ontwerp en uitvoering De eis is dat alle rapportcijfers op elementniveau voor de mechanische en hydraulische elementen voor de nieuwe onderdelen of de onderdelen waaraan groot onderhoud is uitgevoerd gedurende twee 2-jarige garantieperiode op rapportcijfer 1 blijven gehandhaafd. Voor de meerjarige onderhoudsperiode geldt, tenzij anders bepaald in het contract, dat de mechanische en hydraulische onderdelen na afloop van de meerjarige onderhoudsperiode een conditie moeten hebben die overeenkomt met een rapportcijfer 3 of beter Storingsdienst/storingsafhandeling Voor het doorgeven van storingen moet opdrachtnemer beschikken over een centraal storingsnummer waarmee de storingsdienst van opdrachtnemer mondeling, 24 uur per dag, 7 dagen per week direct telefonisch bereikbaar is (zonder tussenkomst van een geautomatiseerd keuzesysteem). Voor identificatie van het object moet de objectnaam met plaatsnaam volstaan. De begintijd van onbeschikbaarheid (stremming) vangt aan op het moment dat de storing mondeling is gemeld aan de storingsdienst van opdrachtnemer. Binnen 60 minuten na melding van de storing moet de monteur ter plaatse zijn en moet zijn aangevangen met het functieherstel. Een storing is opgelost als door het bedienend personeel door middel van een volledige brugof sluisbediening (proefdraai) is geconstateerd dat de storing is opgeheven. De tijd tussen storingsmelding door de provincie en de melding aan het bedienend personeel dat de storing is opgelost (mits dit wordt gestaafd door de proefdraai d.m.v. lokale en centrale bediening) is de functiehersteltijd. Voor overschrijding van de functiehersteltijd bij storingen van storingtype 1 geldt een boete. De hoogte van de boete wordt in het contract bepaald Rapportages Opgetreden storingen, uitgevoerd preventief onderhoud en uitgevoerde inspecties moeten gedurende de garantie- en/of meerjarige onderhoudsperiode regelmatig worden gerapporteerd aan de opdrachtgever. De storingsrapportage moet binnen 24 uur nadat de storing is opgetreden per zijn ingediend bij de storingscoördinator van de opdrachtgever. Voor storingen gedurende weekeinden en feestdagen moet de rapportage uiterlijk de eerstvolgende werkdag voor 10:00 uur zijn ingediend. Daarnaast moeten de storingen direct worden vastgelegd in een storingsregistratie volgens een door de provincie voorgeschreven format (MS Excel) zie bijlage B21. 34/243

35 Algg A Ontwerp en uitvoering De storingsregistratie moet maandelijks digitaal worden ingediend bij de opdrachtgever. Na afloop van de garantie- en onderhoudsperiode moet daarnaast de volledige storingsregistratie over de gehele periode (2 jaar) digitaal worden verstrekt. De te verstrekken informatie in de dagelijkse storingsrapportages moet zijn gebaseerd op de velden volgens het format van de storingsregistratie. Met name de toelichting op de storingsoorzaak- en afhandeling moet in de storingsrapportage uitgebreid worden beschouwd, t.o.v. de storingsregistratie, die beperkt is in de omvang van de vrije tekstvelden. De lay-out van de storingsrapportage moet ter acceptatie aan de opdrachtgever worden voorgelegd. Storingsregistraties- en rapportages moeten door een Maintenance-engineer zijn gevalideerd, voorafgaand aan verstrekking aan de opdrachtgever. De rapportages betreffende preventief onderhoud, modificaties en inspecties moeten op verzoek, doch tenminste 3-maandelijks worden ingediend. De rapportages moeten tenminste omvatten: - objectnaam; - deelobjectnaam; - datum en tijd; - reden; - uitgevoerde werkzaamheden en modificaties; - ingezette specialisten; - bevindingen; - gebruikte materialen; Bij modificaties moet daarnaast het Technisch Dossier (TD) worden bijgewerkt en moet worden aangetoond dat de modificatie geen nadelige gevolgen heeft voor de machineveiligheid en de SIL3 classificatie Overdacht Na afloop van de (2-jarige) garantie- en onderhoudsperiode gaat het beweegbare kunstwerk over naar de provinciale beheerorganisatie die de het dagelijks onderhoud laat uitvoeren door marktpartijen. Deze marktpartijen worden deels- of geheel installatieverantwoordelijke voor het object en worden vanuit de contractbepalingen (mede)verantwoordelijk voor het prestatieniveau van het beweegbare kunstwerk. 35/243

36 Algg A Ontwerp en uitvoering Tijdens de overdracht dient betrouwbaarheid, veilig gebruik en (veilige) onderhoudbaarheid te worden aangetoond, zodat beheerorganisatie en ingeschakelde marktpartijen het beweegbare kunstwerk zonder voorbehouden kunnen accepteren. Voor de overdracht naar de beheerorganisatie/onderhoudspartij moeten de volgende stukken worden overlegd: -Een actueel Technisch Dossier, bijgewerkt tot en met de dag van overdracht; -Een overzicht van alle storingen en genomen maatregelen vanaf ingebruikname tot overdracht; -Rapportages van alle uitgevoerde inspecties en correctieve onderhoudsmaatregelen; -Actuele bedien-, onderhouds-, en bedrijfsvoorschriften; -Een NEN 3140 inspectierapportage, niet ouder dan 2 maanden, zonder restpunten; -Een NEN 2767 inspectierapportage, niet ouder dan 1 maand (alleen bij uitgevoerd groot onderhoud); -Het in par. 7.2 gevraagde ARBO rapport inzake (veilige) onderhoudbaarheid; Daarnaast moet door opdrachtnemer een uitgebreide onderhoudsinstructie worden gegeven aan de provinciale onderhoudsdienst en de marktpartijen voor onderhoud (warme overdracht) Tijdens de onderhoudsinstructie worden de bedien-, onderhouds-, en bedrijfsvoorschriften gecontroleerd en vindt een controle plaats op de aanwezigheid van de in dit document gevraagde tekstplaten, indentificatieplaten en markeringen. De brugkelder(s), technische- en apparatenruimtes moeten schoon worden opgeleverd. 5.6 Ontwerplevensduur/onderhoudsintervallen. De volgende ontwerp referentieperiodes (levensduur) dienen te worden gehanteerd, tenzij in het contract andere periodes worden vermeld: Bruggen - Hoofdconstructie brug/sluis (staal/beton) 100 jaar - Leuningen en overige niet constructieve delen 50 jaar - Opleggingen 25 jaar - Slijtlaag val 15 jaar - Conservering staal 15 jaar - Conservering staal (incl. afstralen van de conservering) 60 jaar - Aluminiseren (TSA) + conservering staal 25 jaar - Aluminiseren (TSA) + conservering staal (incl. afstralen 60 jaar van de conservering) - Afsluitbomen en -kasten 30 jaar - Kabels hefbruggen 8 jaar 36/243

37 Algg A Ontwerp en uitvoering - Aandrijving (mechanisch) 50 jaar - Aandrijving (hydraulisch) 25 jaar - Aandrijving EM-cilinders (vernieuwing) 50 jaar - Aandrijving EM-cilinders (revisie) 25 jaar Sluizen - Sluisdeuren (staal) 60 jaar - Sluisdeuren (hout) 40 jaar - Conservering staal (deuren) 15 jaar - Conservering staal (deuren incl. stralen) 60 jaar - Taats/taatspen halsbeugel (puntdeuren) 25 jaar - Rails roldeuren 40 jaar - Omloopriool (schuiven/aandrijving) 50 jaar - Omloopriool (schuiven/aandrijving) 50 jaar - IJsbestrijding-installaties 15 jaar - Schuiven 50 jaar - Aandrijving (mechanisch) 50 jaar - Aandrijving (hydraulisch) 25 jaar - Aandrijving EM-cilinders (vernieuwing) 50 jaar - Aandrijving EM-cilinders (revisie) 25 jaar Beschermingswerken - Remming- of geleidewerken 50 jaar 37/243

38 Algg A Ontwerp en uitvoering Besturing/bediening - Elektronica 10 jaar - Elektrische installatie 30 jaar - Camera s 10 jaar - Bekabeling 30 jaar - Glasvezelkabel 15 jaar Verlichting/beseining - Lichtmasten 30 jaar - Armaturen en voorschakelapparatuur 15 jaar - OVL armaturen LED 15 jaar - LED-lampen VWS, LVS en SVS 10 jaar - Overige lampen 2-4 jaar - (Scheepvaart)verkeersborden 10 jaar Bediencentrale - Elektronica 10 jaar - Elektrische installatie 30 jaar - PC s 2,5 jaar - Beeldschermen 2,5 jaar - Touch-Screen 5 jaar 5.7 Vervangbaarheid Onderdelen op zich en het geheel waarvan ze deel uitmaken, moeten zodanig zijn uitgevoerd dat er gedurende de referentieperiode geen (gedeeltelijke) vervanging noodzakelijk is. Tevens dienen deze onderdelen inspecteerbaar en vervangbaar te zijn en minimaal 10 jaar na te leveren zijn. Vervangen van onderdelen of componenten moet mogelijk zijn zonder dat daarvoor onderdelen met een lagere vervangingsfrequentie moeten worden uitgebouwd. In het contract wordt bepaald welke reservedelen eventueel moeten worden bijgeleverd. 5.8 Ontwerp en berekening Voor het ontwerpen en berekenen van staalconstructies en mechanische uitrusting (incl. fabricage en uitvoering) zijn naast de specifieke eisen volgens dit document de Richtlijnen Ontwerpen Kunstwerken (ROK) van Rijkswaterstaat van toepassing. 38/243

39 Algg A Ontwerp en uitvoering 6 MACHINEVEILIGHEID, CE-VERKLARING EN SIL 6.1 Algemeen De veiligheid van de beweegbare kunstwerken en centrale objectbediening (COB) betekent voor de beheerder het voorkomen van letsel als gevolg van de brug- of sluisinfrastructuur. Veiligheid wordt dan gedefinieerd als de afwezigheid van onaanvaardbare risico s. Deze dienen vertaald te worden naar kansen op het onveilig falen van (delen van de) beweegbare objecten in relatie tot de processen van beheer, bediening en onderhoud. In 1994 is in Europees verband de machinerichtlijn vastgesteld. Deze richtlijn heeft een wettelijke status en bewaakt de veiligheid van machines. Een brug of sluis is naast een bouwwerk ook een machine en valt dus onder deze richtlijn. In 2007 heeft de provincie met betrekking tot complexe besturingsinstallaties gekozen voor de systematiek van veiligheidsniveaus, de SIL systematiek (Safety Integrity Level), waarbij voor afstandbediende bruggen en sluizen het veiligheidsniveaus is bepaald op SIL 3. De door de provincie standaard in de afstandbesturing gebruikte veiligheidssoftware voldoet aan dit veiligheidsniveau. Alle op te leveren nieuwbouw- of groot onderhoudprojecten van afstandbediende objecten moeten aan dit niveau (blijven) voldoen. Vanuit de machinerichtlijn zal bij de nieuwbouw of groot onderhoud van elke brug of sluis een individuele risicobeoordeling moeten plaatsvinden om de specifieke risico s vanuit eisen, ontwerp en/of omgeving te beschouwen. Dit betekent tevens dat een eventueel aan te brengen modificatie in een bestaand object alleen mag plaatsvinden op basis van een uitgevoerde Risico Inventarisatie & Evaluatie (RIE) waarin vastgesteld moet worden hoe het object na de modificatie aan de veiligheidseisen blijft voldoen. Voorwaarde voor de ingebruikname en bediening na oplevering is de aanwezigheid van een geldige CE-markering volgens par De CE-markering wordt geacht geldig te zijn als het Technisch Constructie Dossier door een onafhankelijke deskundige is geaudit zonder restpunten. 6.2 Risico-Inventarisatie en Evaluatie/Risicobeoordeling (RIE) Voorwaarde om te kunnen (blijven) voldoen aan de Machinerichtlijn is dat wordt aangetoond dat alle risico s voortkomend uit het gebruik van het beweegbare kunstwerk voldoende zijn beheerst. 39/243

40 Algg A Ontwerp en uitvoering Dat betekent dat het ontwerp (bij nieuwbouw en bij onderhoud) moet zijn gebaseerd op een nul risicobeoordeling (RIE) waarbij de risico s die samenhangen met het gebruik, op basis van de NEN-ISO en NPR-ISO/TR , in kaart worden gebracht. Deze RIE moet voorafgaan aan het ontwerp en nooit andersom; dit voorkomt dat risico s moeten worden beheerst die bij een goed ontwerp niet opgetreden zouden zijn. De RIE moet betrekking hebben op de veiligheid gedurende de gebruiksperiode tot en met de sloop. In de RIE moeten alle risico s zijn vermeld en op waarde zijn bepaald. Op basis hiervan moet een beschrijving worden gemaakt van de te nemen maatregelen. Deze maatregelen moeten het veiligheidsrisico positief beïnvloeden (mogen geen nieuwe risico s introduceren). Restrisico s moeten door een voldoende gekwalificeerde onafhankelijke veiligheidskundige worden beoordeeld. Deze beoordeling moet ter acceptatie aan de opdrachtgever worden voorgelegd. Nadat het ontwerp gereed is, moet dit worden getoetst aan de in de RIE voorgestelde maatregelen. Bij de indiening van het ontwerp moeten de resultaten van deze toetsing ter acceptatie aan de opdrachtgever worden voorgelegd. Na realisatie dient opnieuw een toetsing aan de RIE plaats te vinden; de beheersing van risico s vanuit brug- of sluisbediening moet tijdens de FAT, SAT en SIT worden aangetoond. De risicobeoordeling- en beheersing is onderdeel van het te leveren Technisch Dossier (TD). Hoe moet worden omgegaan met de aanvaarbare restrisico s, moet worden beschreven in de veiligheids-, bedrijfs-, onderhouds- en bedienvoorschriften. 6.3 CE-Markering Alle in het contract omschreven installaties en systemen moeten in overeenstemming zijn met de Europese veiligheidsvoorschriften en voorzien zijn van een CE-markering (CE: Conformité, Européenne). De Provincie Zuid Holland wenst bij oplevering van nieuwbouw of renovatie van haar bruggen een CE verklaring (conformiteitverklaring) te ontvangen. De Provincie gaat er daarbij van uit dat de opdrachtnemer de fabrikant is. In deze specificatie staan vele onderdelen beschreven die nodig zijn om een nieuwe of bestaande brug te kunnen aansluiten op de bediencentrales van de Provincie. Dit betekent niet dat de Provincie daarmee fabrikant wordt. In de machinebouwwereld worden ook onderdelen ingekocht. De fabrikant eist daarvoor onderliggende verklaringen zoals beschreven in artikel 13 van de machinerichtlijn (Richtlijn 2006/42/EG). De opdrachtnemer stelt uiteindelijk de onderdelen samen tot een werkende brug of sluis en is daarmee de fabrikant. De Provincie eist dat de CE verklaring tenminste de Machinerichtlijn, de laagspanningsrichtlijn, en de EMC richtlijn bevat. 40/243

41 Algg A Ontwerp en uitvoering De opdrachtnemer start als fabrikant als eerste de risicobeoordeling op conform de hybride methode zoals beschreven in bijlage A.7 van de NPR-ISO/TR Hierbij dient bij alle geïdentificeerde risico s te worden aangegeven hoe een risico wordt beheerst. Daarbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen de risico s die worden afgedekt door onderdelen welke door de provincie worden aangeleverd of voorgeschreven (software of specifieke componenten) en de risico s waarvoor opdrachtnemer zelf beheersmaatregelen in het ontwerp opneemt. Voor alle risico dienen beheersmaatregelen te worden genomen. Na de risicobeoordeling volgt het ontwerp van de het beweegbare kunstwerk. Tijdens het ontwerp dient te worden gecontroleerd of de voorgenomen beheersmaatregelen uitvoerbaar zijn en of geen nieuwe risico s ontstaan. Zo nodig wordt de risico-inventarisatie bijgesteld. Tijdens de bouw vinden tests plaats van de installatie zoals de FAT, SAT en SIT. Deze testen dienen gebaseerd te zijn op de risico s uit de risicoanalyse zodat wordt aangetoond dat de maatregelen het gewenste effect sorteren. De gegevens van dit hele ontwerpproces worden in het Technisch Dossier (TD) bijgehouden. 6.4 Veiligheidsontwerp veiligheidssysteem hydraulische aandrijving Zoals gesteld in par Hydraulische aandrijving moet voor een hydraulische aandrijving een veiligheidssysteem worden ontworpen en gerealiseerd zodat de aandrijving vanuit de standaard PLC en standaard PLC-software kan worden bestuurd. De uit de RIE noodzakelijk geachte veiligheidsprocessen voor de hydraulische aandrijving moeten als aanvulling op de SRS standaardsoftware worden uitgewerkt. 6.5 Veiligheidsontwerp noodbedrijf Voor reguliere bediening van een beweegbaar kunstwerk (op afstand of lokaal) via de standaard PLC brug of sluis zijn de vereiste veiligheidsfuncties opgenomen in de (standaard)software en beschreven in de SRS-en. Tijdens noodbedrijf is de PLC buiten werking en moet voor procesvergrendelingen in de vorm van blokkeringen worden teruggevallen op daarvoor in de installatie opgenomen relaisbesturingen. Opdrachtnemer dient de vanuit de RIE en de normeringen noodzakelijk geachte blokkeringen te ontwerpen, te realiseren en te beschrijven in het Technisch Dossier (TD) 41/243

42 Algg A Civiele Constructies 7 CIVIELE CONSTRUCTIES 7.1 Onderbouw en aanbruggen De onderbouw van het beweegbare kunstwerk, inclusief opleg- en pijlerconstructies, moet worden uitgevoerd als betonnen constructie, al dan niet voorzien van (metselwerk)bekledingen. Aanbruggen moeten worden uitgevoerd in beton, voorzien van asfaltverhardingen of als VVK (of hybride VVK), voorzien van epoxy slijtlagen. De stalen delen van hybride VVK aanbruggen moeten worden voorzien van TSA volgens NBD Waar stalen delen in het zicht komen moet op de TSA laag een conservering worden aangebracht. Uitwendige hoeken van betonconstructies van de onderbouw waarmee de scheepvaart in aanraking kan komen dienen te worden voorzien van een ingestort kwartrond thermisch verzinkt stalen beschermprofiel. Waar de randen van het brugdek van het beweegbare deel (brugval) aan het beton van de onderbouw grenzen, dienen stalen omrandingen aangebracht te worden. Deze randen conserveren met TSA, laagdikte minimaal 300 µm, uitvoeren volgens de Eisen Technische Deklagen NBD Oeverbeschermingen Oeverbeschermingen ter plaatse van een beweegbare brug kunnen worden gevormd door de brugkelder en/of de pijlers. Deze moeten gronddicht worden aangesloten op de doorgaande oevervoorziening. Wanneer onder de aanbrug(gen) een oevervoorziening aanwezig is of wordt aangebracht (meestal in de vorm van damwanden) moet deze dezelfde levensduur hebben als de civiele constructie van de brug; bestaande oevers zullen veelal moeten worden vernieuwd om aan deze eis te kunnen voldoen. Een nieuw aan te brengen oever onder een aanbrug moet zich tot ruim buiten het horizontale vlak van de aanbrug uitstrekken, zodat aansluitende oeverconstructies kunnen worden aangebracht of onderhouden zonder gehinderd te worden door het dek van de aanbrug Gootconstructies en hemelwaterafvoeren Om vervuiling van de binnen- en buitenzijde van kelders en van landhoofden en (opleg)pijlers te voorkomen moeten de nodige betonnen of RVS gootconstructies worden aangebracht waarmee afkomend (regen)water kan worden afgevoerd. Dit geldt ook ter plaatse van dichte voegen, bij doorlekken dient het water te worden opgevangen en afgevoerd zonder de betonconstructies te vervuilen. De gootconstructies moeten goed bereikbaar zijn voor schoonmaakwerkzaamheden. Afvoerleidingen uitvoeren in HDPE, afvoerleidingen met een verbinding met de kelderruimte voorzien van een keerklep. 42/243

43 Algg A Civiele Constructies Parkeerplaatsen voor servicevoertuigen Nabij de ingang tot de brug- of sluiskelder moet een parkeerplaats aanwezig zijn voor servicevoertuigen, tenminste 2,50 x 6,00 meter. Is het brugdekniveau slechts via trappen vanaf deze parkeerplaats bereikbaar, dan moet tevens op de aanbrug (binnen 50 meter vanaf het beweegbare deel) een aanvullende parkeerplaats van eerdergenoemde afmetingen buiten de rijstroken voor snelverkeer worden aangebracht, aan de zijde van de opstelplaats voor lokale- en noodbediening. De parkeerplaats mag een aanwezig voet- of fietspad enigszins versmallen. De parkeerplaats moet veilig in- en uitvoegen mogelijk maken. Trapopgangen, opstelplaatsen voor lokale- en noodbediening en inspectiepaden moeten buiten het snelverkeer bereikbaar zijn vanaf de parkeerplaats Inspectiepaden Wanneer op een verkeersbrug geen voet- of fietspaden aanwezig zijn, moeten op de aanbruggen en het brugval aan beide zijden inspectiepaden worden aangebracht van tenminste 0,50 meter breed tussen de leuningen (en/of geleiderail). De inspectiepaden moet aansluiten op evt. trapopgangen en moeten buiten het verkeer vanaf de eventueel op de aanbrug aangebrachte parkeerplaats (bestemd voor servicevoertuigen) bereikbaar zijn. Elk inspectiepad moet aan beide zijden worden afgeschermd door middel van schampstroken met daarop kerende leuningen en/of geleiderail. De leuningen en/of geleiderail moeten ter plaatse van de beweegbare brug zijn onderbroken, zodat tussen de beide inspectiepaden veilig en vlot over de breedte van de brug kan worden overgestoken, zonder leuningen en/of geleiderail te hoeven overklimmen. 7.2 Technische ruimten De technische installaties (aandrijving, besturing) moeten worden ondergebracht in daarvoor bestemde technische ruimten die onderdeel zijn van het object en direct vanaf de (openbare) weg bereikbaar moeten zijn. De ruimten moeten voldoende ruim worden opgezet, met een sta-hoogte van tenminste 2,40 meter, zodat de onderdelen vanuit arbeidsomstandigheden en veiligheidsoogpunt rondom optimaal toegankelijk zijn voor (onderhouds)werkzaamheden. Dit moet in de ontwerpfase worden aangetoond door 3D plaatjes en -renderingen De afzonderlijke technische ruimten moeten voldoende worden geventileerd en toegankelijk zijn zodat geen werkzaamheden behoeven te worden uitgevoerd in een besloten ruimte zoals bedoeld in de het Arbobesluit. 43/243

44 Algg A Civiele Constructies De inrichting en indeling van de technische ruimten moet voor oplevering/in gebruikname door een onafhankelijke gecertificeerde Arbo-dienst zijn getoetst. In deze toetsing moeten ook de (preventieve en correctieve) onderhoudswerkzaamheden worden beschouwd. De in te zetten Arbo-dienst en de rapportage moeten aan de opdrachtgever ter acceptatie worden voorgelegd Apparatenruimte In de brug- of sluiskelder of de bediencentrale moet een gescheiden, afgesloten ruimte (verder genoemd: apparatenruimte ) van beton of steenachtig materiaal aanwezig zijn waarin uitsluitend de elektrische besturings- en centrale bediencomponenten (in apparatenkasten) worden opgesteld. De apparatenruimte moet zich dicht de toegangsdeur van de kelder bevinden De afstand tot de aandrijfcomponenten moet beperkt zijn (max. kabellengte 30 meter). Daglichttoetreding (ramen) is ongewenst in deze ruimten. De apparatenruimte mag niet worden gebruikt voor het opstellen van algemene verwarmings- of klimaatbeheersingsinstallaties. De ruimte moet ruim boven het hoogste (grond)waterpeil worden gerealiseerd. Bij eventuele waterintreding moet de afvoer daarvan via natuurlijke weg (via afvoerstelsel laten aflopen naar lager gelegen niveaus) zijn geborgd. Terugslag via het waterafvoerstelsel moet onmogelijk zijn. Is vanuit omgevingseisen realisatie van de apparatenruimte boven het hoogste (grond)waterpeil niet toegestaan, dan mag een apparatenruimte onder het waterpeil worden aangebracht. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de waterdichtheid van de constructie en detaillering waarmee waterintreding door toegangsdeuren kan worden voorkomen. Is er geen lager gelegen niveau waarnaar ingetreden water kan aflopen en kan worden gebufferd, dan moet onder de vloer van de apparatenruimte een opvangconstructie wordt gecreëerd. Waterintreding moet bij apparatenruimten zowel onder- als boven het (grond)waterpeil worden gedetecteerd en gemeld aan de bediencentrale. De vorm van de apparatenruimte moet zijn afgestemd op de daarin te plaatsen apparatenkasten en de gevraagde reserveruimte. De voor de installatie benodigde kasten moeten allen langs één lange wand worden geplaatst. De resterende ruimte moet groot genoeg zijn om bij eerstvolgend groot onderhoud, d.m.v. een rij aaneengesloten kasten, een even grote nieuwe installatie op te bouwen, zonder de bestaande installatie vooraf te hoeven verwijderen. De vereiste schrikruimte moet altijd voor beide rijen kasten aanwezig zijn. In de apparatenruimte moet een uitlegtafel met stoel worden opgesteld om schema s en tekeningen te kunnen raadplegen. 44/243

45 Algg A Civiele Constructies 7.3 Afwerking technische- en apparatenruimten Afschot, waterafvoer De vloeren moeten op afschot worden gelegd. Bij de (bascule)kelder moet het afschot naar een ontvangstput worden gelegd. Water naar buiten afvoeren langs natuurlijke weg of via een kelderpompinstallatie, zie par Kelderpompinstallatie. Voor beide systemen altijd een terugslagklep toepassen. Afzonderlijke ruimten in de onderbouw, zoals de apparatenruimte, moeten zoveel mogelijk afwateren naar de lager gelegen delen van de onderbouw Wand-en plafondafwerkingen De wanden en plafonds van de ruimten waarin de mechanische installaties zijn opgesteld moeten glad zijn afgewerkt zonder pleister- of verflagen. Waar wanddelen kunnen vervuilen door olie- en/of vetspetters van open tandwieloverbrengingen moet voldoende RVS beplating worden toegepast die aansluit op de RVS opvangbakken volgens par Vloerafwerkingen. In de apparatenruimte moeten de wanden en plafonds worden voorzien van een witte wandafwerking Vloerafwerkingen De vloer van de apparatenruimte moeten worden afgewerkt met anti-slip tegels met sanitairplint. Vloeren van de ruimten voor de mechanische componenten, alsmede de betontrappen en overige vloeren waar olie- of vetverontreiniging kan ontstaan, moeten worden voorzien van een anti-slip, olie- en vetbestendige epoxy-vloerafwerking. De vloerafwerking moet minimaal 0,20 m tegen de wanden worden opgezet. Onder open tandwieloverbrengingen, zoals heugelstangen en panama-aandrijvingen, moeten op de keldervloer RVS opvangbakken voor afkomende smeermiddelen worden aangebracht. Opvangbakken verhoogd t.o.v. de vloer plaatsen zodat water op de keldervloer niet kan vermengen. De opvangbakken voorzien van olie/vet absorberende matten. 7.4 Verlichting Ruimteverlichting De ruimteverlichting moet zijn gebaseerd op een op te stellen verlichtingsplan. Het verlichtingsplan dient minimaal te bestaan uit: -Uitgangspunten; -Lichtberekeningen per ruimte; -Specificatie toe te passen verlichting; -Opstellingstekening ruimteverlichting. 45/243

46 Algg A Civiele Constructies Het gemiddelde verlichtingsniveau dient minimaal 200 lux te zijn op de vloer met een UGRL (Unified Glare Rating) = 25 en Ra (Colour Rendering Index) = 60. E.e.a. overeenkomstig NEN- EN De armaturen spatwaterdicht (IP65) uitvoeren. De verlichting dient te worden geschakeld met één centrale (spatwaterdichte) lichtschakelaar met signaallamp en bewegingssensoren met een instelbare vertragingstijd tot maximaal 120 minuten, waarbij de vertragingstijd reset na elke geconstateerde beweging door de bewegingssensor Nood- en vluchtrouteverlichting In de technische ruimten dienen de volgende voorzieningen te worden aangebracht: - Noodverlichtingsinstallatie bestaande uit: Noodverlichting (werkplek met verhoogd risico) en vluchtrouteverlichting met vluchtwegverlichting en vluchtwegaanduidingen; - er dient een noodverlichtingsplan opgesteld te worden door een gecertificeerde partij, waarin opgenomen zijn: de vluchtwegaanduidingen, vluchtwegverlichting en de noodverlichting; - de noodverlichting dient aangebracht te worden ter plaatse van apparatenkasten en het bewegingswerk. Het verlichtingsniveau dient minimaal 15 lux te zijn; - de verlichtingsarmaturen voor de noodverlichting en de ruimteverlichting mogen gecombineerd worden. Het noodverlichtingsysteem dient uitgevoerd te worden met een centraal voedingssysteem; de accuvoeding hiervan mag niet gecombineerd worden met de UPS van het besturingssysteem van brug of sluis; - de toegepaste noodverlichtingsarmaturen dienen in de centrale unit te worden geadresseerd. - de noodverlichting schakelt in als de kelderverlichting uitvalt indien deze niet handmatig is uitgeschakeld. De noodverlichting treedt pas in werking als de schakelaar van de kelderverlichting is aangezet. Hiermee wordt voorkomen dat de noodverlichting aan gaat op het moment dat er niemand aanwezig is en dat de accu s leeg zijn als het nodig is Buitenverlichting Boven alle toegangsdeuren naar technische ruimten moeten vandalismebestendige, energiezuinige, buitenverlichtingsarmaturen worden aangebracht. Toegangspaden vanaf de openbare weg naar de technische ruimten moeten worden verlicht door middel van aanwezige of aan te brengen openbare verlichting. Uitvoering en verlichtingsniveaus conform hfdst 23 Openbare Verlichting 46/243

47 Algg A Civiele Constructies 7.5 Conditionering technische ruimten Alle onderhoudsruimtes moeten worden voorzien van voldoende ventilatie. De ruimten waarin de apparatenkasten staan opgesteld en ruimten waarin waterleidingen zijn, (bijvoorbeeld toiletruimten) dienen voorzien te zijn van een elektrisch verwarmingselement met thermostaat, welke vast staat afgesteld op C. De verwarming dient voldoende capaciteit te hebben om de ruimten op de vereiste minimum temperatuur te houden bij een buitentemperatuur van C. Dit aantonen d.m.v. berekeningen. De apparatenkasten dienen voorzien te zijn van apart geregelde verwarming en ventilatie. De verwarming en ventilatie dienen voldoende capaciteit te hebben om de in de apparatenkasten aangebrachte apparatuur qua temperatuur en relatieve vochtigheid optimaal te beschermen en te laten functioneren. De apparatenkasten mogen niet ventileren naar de technische ruimte, de warme lucht dient direct afgevoerd te worden naar buiten. 7.6 Toegang tot brugkelders De keldertoegang, die veelal op maaiveldniveau wordt aangebracht, moet zonder omwegen bereikbaar zijn vanaf het brugdekniveau. Daarvoor moeten zonodig trapopgangen worden aangebracht, vaste (kooi)ladders zijn voor dit doel niet toegestaan. De trapopgangen voorzien van afsluitbare hekwerken met om- en overklimbeveiligingen om te voorkomen dat de brug aantrekkelijk wordt voor brugspringers. Toegangspaden naar de brugkelder moeten zijn verhard, verhardingsbreedte moet tenminste gelijk zijn aan de breedte van de totale deuropening Toegangsdeuren, binnendeuren en vluchtwegen De ruimten, ook de ondergrondse, moeten zijn voorzien van goed bereikbare naar buiten draaiende toegangsdeuren. Deuren mogen niet over rijbaan, voet- of fietspad bewegen. Toegangsdeuren moeten minimaal netto afmetingen moeten hebben van 2100 x 900 mm. Toegangsdeuren die worden gebruikt voor het uitwisselen van componenten moeten qua afmetingen rondom minimaal 20% groter zijn dan het grootste component. Bij verdiept aangebrachte deuren aanvullende maatregelen nemen om te voorkomen dat toegangen vervuilen en als hangplek kunnen worden gebruikt. De toegangsdeuren en kozijnen moeten worden uitgevoerd in geanodiseerd aluminium in een zware vandalisme- en inbraakbestendige uitvoering, voorzien van hang- en sluitwerk van tenminste inbraakwerendheidsklasse 2 (SKG**), gecertificeerd volgens BRL Alle buitendeuren voorzien van deurstoppers en vangers en een deurcontact, waarmee op afstand toegang tot de ruimte kan worden gedetecteerd, zie: Inbraakalarmering. Binnendeuren uitvoeren met hardhouten kozijnen en stompe, massieve multiplex deuren, minimaal 60 minuten brandwerend. Afmetingen afgestemd op het gebruik van de ruimte, minimaal netto afmetingen van 2100 x 900 mm. Kozijnen en deuren schilderen. Deuren 47/243

48 Algg A Civiele Constructies voorzien van deugdelijk beslag. Binnendeuren die toegang geven tot een technische ruimte moeten naar buiten, in de vluchtrichting, bewegen. Binnendeuren voorzien van deurstoppers. Alle toegangsdeuren moeten zijn voorzien van een panieksluiting. De panieksluiting moet worden uitgevoerd met een kruk aan de binnenzijde, die bij doordrukken de dag- en nachtschoot opent, e.e.a. volgens NEN-EN 179. Boven de deurkruk moet een pictogram worden aangebracht volgens Annex A van de NEN-EN 179. De benodigde slotcilinders voor de toegangsdeuren, dienen conform het PZH sleutelplan te zijn. Op basis van de risico-inventarisatie worden aangetoond welke vluchtroutes noodzakelijk zijn en of dit het aanbrengen van extra (vlucht)deuren noodzakelijk maakt. Ruimten met een diepte van meer dan 8,00 meter dienen altijd te zijn voorzien van een extra (vlucht)uitgang Werkschakelaars bij keldertoegang Naast de nodige werkschakelaars bij aandrijvings- en besturingscomponenten moet bij de toegang tot brugkelder in de nabijheid van de lichtschakelaar(s) een met hangslot afsluitbare werkschakelaar worden aangebracht, waarmee de gehele brug- of sluisaandrijving kan worden uitgeschakeld Materieelluiken Zonodig mogen voor het uitwisselen van componenten materieelluiken worden toegepast; deze mogen niet de functie van keldertoegang hebben mogen zich niet in de rijbanen voor het autoof fietsverkeer bevinden. Materieelluiken moeten aan de volgende eisen voldoen: - bovenzijde luiken in voetpaden gelijk met bovenzijde verharding, in andere situaties opbouw; - scharnierend; - frames lekdicht instorten in beton; - materiaal frames en luiken: aluminium; - tussenstijlen demontabel; - luikconstructies dienen waterdicht te zijn; - afkomend regenwater afvoeren buiten ruimte; - per luik: - uitvoeren in tranenplaat, minimaal 3 / 4,5 mm; - berekenen op wielbelasting BM1 volgens NEN-EN wanneer overrijden door voertuigen mogelijk is; - geschikt voor belopen door mensenmassa; - luiken voorzien van doorvalbeveiliging d.m.v. roosters; - minimaal 2 gasdrukveren (voor luiken en doorvalbeveiliging); luiken en doorvalbeveiliging door 1 persoon eenvoudig te openen; 48/243

49 Algg A Civiele Constructies - luiken dienen zich bij openen automatisch windvast te vergrendelen; - neopreen tussen deksel en frame; - voldoende scharnieren; - 2 knevelsluitingen met driehoek (zijde 16 mm, vrouwtje) met 2 sleutels en eindaanslag open stand; - 1 handkom (vlakke luiken) of beugel (opbouw); - Opbouwluiken voorzien van hangslot (conform hangsloten kantelmasten volgens par CCTV installatie ); - Inbouwluiken (vlakke luiken) moeten vanaf de binnenzijde afgesloten kunnen worden; - sleutels met tekstplaat t.b.v. identificatie; - afzetmateriaal bijleveren voor luiken in openbaar toegankelijk gebied; - bijv. Staka special Vaste toegangsmiddelen Vaste toegangsmiddelen in de vorm van werkbordessen, looppaden, trappen, trapladders, vaste ladders en balustraden moeten voldoen aan NEN-EN-ISO 14122, delen 1-4. In bijlage B20 worden de belangrijkste definities en eisen beschreven. 7.7 Sleutelplan In de gebruiksfase moeten alle toegangsdeuren en toegangen tot apparatenruimten zijn voorzien van sloten (euro-profielcilinders) volgens het provinciale sleutelplan. In de nieuwbouwfase, of de (groot)onderhoudsfase waarbij de verantwoordelijkheid voor het functioneren van het object tijdelijk is overgedragen aan de uitvoerende partij, moet de opdrachtnemer met behulp van tijdelijke gelijksluitende cilinders zorgdagen voor deugdelijke afsluiting van de toegangsdeuren tot de technische installaties. Van deze tijdelijke cilinders moeten 5 sleutels aan de provincie worden geleverd. Direct na het moment dat het object wordt overgedragen aan de provincie en de gebruiksfase ingaat (veelal na oplevering) moeten door de provincie (bij) te leveren cilinders, of de oorspronkelijk vrijgekomen cilinders (bij onderhoud aan een bestaand object), worden ingebouwd. Van door de provincie te leveren cilinders moet minimaal 8 weken tevoren schriftelijk opgave worden gedaan. Daarbij moeten de lengtes van de profielcilinders worden vermeld alsmede de plaats en functie van de betreffende deur Sleutelkastje Op het object moet in een volgens het sleutelplan afgesloten ruimte een afsluitbaar sleutelkastje op ooghoogte worden aangebracht, in de nabijheid van de hoofdtoegang tot de (brug)kelder of de bedienruimte. 49/243

50 Algg A Civiele Constructies Heeft het object geen kelderruimte voor aandrijving en besturing of bedienruimte, dan moet het sleutelkastje in een volgens het sleutelplan afgesloten buitenkast worden aangebracht, afgescheiden van de delen van de elektrische- en besturingsinstallaties. In het sleutelkastje moet, naast onderstaande te leveren sleutels, plaats zijn voor 5 extra sleutels. In het sleutelkastje moet standaard het volgende aanwezig zijn: -3 hangsloten voor de werkschakelaars; -sleutel cilinderslot hameistijlen (bij ophaalbrug); -sleutel met buitendriekant voor openen deuren hameistijlen (bij ophaalbrug); -sleutel(s) voor het openen van de apparatenkasten (bijv. Rittal-sleutel); -sleutel van de hangsloten van de kantelmasten; -sleutel van de afsluitboomkasten; -sleutel(s) van materieelluiken; -sleutels sloten (secundaire) buitenkasten zoals een waterkabelkast; In het sleutelkastje moet een inventarislijst worden aangebracht van de daarin aanwezige sleutels (waarvoor bestemd en hoeveelheid). De sleutels moeten van een eenduidig en duidelijk leesbaar en weervast label zijn voorzien. 7.8 Bereikbaarheid van onderdelen Alle onderdelen van besturing en aandrijving moeten veilig bereikbaar zijn voor onderhouds- en inspectiewerkzaamheden. Daartoe moeten de nodige (tussen)bordessen, leuningwerken, vaste trappen en -ladders worden aangebracht. De primaire onderdelen die dagelijks onderhoud vergen of een rol (kunnen) spelen bij het analyseren en oplossen van storingen moeten zonder hulpmiddelen bereikbaar zijn. Bij elke brug dient een gecertificeerde inschuifbare aluminium ladder (ingeschoven lengte 2,5 m) te worden geleverd, op te hangen in de brugkelder. Alle dagelijks te onderhouden bovendekse onderdelen van de brug dienen bereikbaar te zijn met deze ladder. 7.9 Hijsvoorzieningen/hijsplan In de ruimte waarin de aandrijfcomponenten zijn opgesteld moeten mogelijkheden zijn om alle componenten horizontaal en verticaal te kunnen verplaatsen tot bij toegangsdeur of materieelluik. Voor componenten met een levensduur van >15 jaar volgens de tabel in hoofdstuk 5.5 kan worden volstaan met voorzieningen in het plafond van de ruimte om hijsconstructies aan te kunnen bevestigen. Hierbij moet rekening worden gehouden met het zwaarste toegepaste component (incl. eigen gewicht hijsvoorziening) met een overcapaciteit van 25%. Worden aandrijfcomponenten opgesteld met een levensduur < 15 jaar, dan moet worden voorzien in permanente, direct bruikbare hijsvoorzieningen. Het hijsvermogen moet zijn afgestemd op de in deze categorie vallende componenten met een overcapaciteit van 25%. 50/243

51 Algg A Civiele Constructies Bij de permanente en niet-permanente hijsvoorzieningen moet duurzaam en duidelijk leesbaar worden aangegeven wat de maximale belastbaarheid is. Bij niet-permanente voorzieningen (hijsogen en/of bevestigingspunten daarvoor) mag worden volstaan met kleurcoderingen met bijbehorende legenda op een Resopalplaat op de kelderwand. Voor het in- en uithijsen van componenten na voltooiing van het beweegbare kunstwerk (gebruiksfase) moet een hijs- en transportplan worden opgesteld waarmee vervangbaarheid van de tijdens de levensduur van de brug/sluis te vervangen componenten wordt aangetoond. Dit plan moet onderdeel moet zijn van de einddocumentatie Kasten voor reservematerialen In de apparatenruimte en op een vochtvrij gedeelte nabij de aandrijvingscomponenten moeten afsluitbare kasten worden ingebouwd of opgesteld voor resp. de opslag van het Technisch Dossier en overige documentatie en de opslag van -reserve-, onderhoudsmaterialen en hulpmiddelen (handbediening, vastzetinrichtingen). -afmetingen 80 x 80 x 200 cm; -losse kasten op een sokkel van 20 cm (of een sokkel van 10 cm bij een computervloer); -voorzien van legplanken en dubbelbaardsluiting; -voorzien van ventilatiesleuven; -voorzien van kastverwarming met thermostaat/hygrostaat -voorzien van inventarislijst 7.11 Blusmiddelen In de installatie-, kelder en bedienruimten moeten de nodige blusmiddelen worden aangebracht volgens de eisen van- en met aangetoonde goedkeuring van de Brandweer. Per ruimte het voor de opgestelde installaties of apparatuur meest geschikte blusmateriaal toepassen Voorzieningen tegen vogels De onderbouw van bruggen/sluizen moet zodanig worden ontworpen dat het onaantrekkelijk c.q. onmogelijk is voor duiven en andere vogels om daar te verblijven of te nestelen. De betonconstructies bij voor- en achterhar schuin afwerken om nestelen/verblijven van vogels te voorkomen. Daarnaast moeten bij gesloten brug de openingen in de kelderconstructie voor bijv. hoofdliggers of aandrijfcomponenten zodanig zijn ontworpen en/of afgesloten dat vogels geen toegang kunnen krijgen tot de kelder. Toegepaste afsluitingen moeten duurzaam worden 51/243

52 Algg A Civiele Constructies uitgevoerd en mogen de inspecteer- en onderhoudbaarheid van onderdelen niet nadelig beïnvloeden Kelderpompinstallatie Bij installatieruimten of brugkelders die door regen- of grondwater kunnen worden belast dient een pompinstallatie te worden aangebracht. De vloer van de betreffende ruimte moet op afschot worden gelegd naar een ontvangstput waarin de pomp wordt gehangen. De ontvangstput moet worden afgedekt met een verzinkt stalen- of RVS rooster. De pompinstallatie bestaat uit: - Pompen; - Voeding en besturing; - Niveausignalering; - Communicatie en afstandbesturing (monitoren); - Leidingwerk en appendages; Pompen Pomp Afvoercapaciteit Beveiligingen Beschermingsklasse IP 68 Lowara, DL serie, RVS uitvoering Dient nader bepaald te worden aan de hand van aanvoer, berging en opvoerhoogte, e.e.a. aantonen middels berekeningen Instelbaar thermisch maximaal beveiliging Voeding en besturing De besturing van de pompinstallatie dient stand-alone te zijn uitgevoerd, d.w.z. dat deze niet mag worden geïntegreerd met de brugbesturing. De besturings- en voedingsinstallatie van de pomp dient ruim boven hoogwaterniveau, op een goed bereikbare plaats, aangebracht te worden in een aparte slagvaste kunststof behuizing nabij de pompopstelling, beschermingsgraad kast IP55. De besturing bestaat hoofdzakelijk uit: - 1 stuks aardlekschakelaar; - 1 stuks werkschakelaar; - 1 stuks uit-hand(terugverend)-automatisch draaischakelaar; - 1 stuks krachtstroom groep 400V t.b.v. de pomp; - 1 stuks thermische beveiliging (automatisch herstellend); - 1 stuks magneetschakelaar; - 1 stuks installatieautomaat; 52/243

53 Algg A Civiele Constructies - 1 stuks stuurstroomtransformator; - 3 stuks niveaubewakingsrelais t.b.v. niveausignalering; - 1 stuks ZEN mini PLC; - reset via ZEN mini PLC; - handbediening / Test ZEN mini PLC; - GRPS modem met antenne; - benodigde bedrading, zekeringen, klemmen, hulpmaterialen en componentcodering. De ZEN mini PLC dient minimaal de onderstaande functies te bezitten: - besturing pompen; - loggen van data: uren, aantal starts en storingen; - alarmering via i-view: hoogwater alarm en pompstoringen; - communicatie I-View server Niveausignalering De niveausignalering bestaat uit een 4-pens contactelektrode die de onderstaande niveaus dient te signaleren: - niveau pomp aan; - niveau pomp uit; - niveau hoog-water, alarmmelding Communicatie en afstandbesturing (monitoren) De pompinstallatie dient geconfigureerd te worden op de I-View server. De I-View server wordt voor de Provincie Zuid-Holland beheerd door Van der Linden Pomptechniek in s- Hertogenbosch. De SIM kaart voor het GPRS modem wordt door de opdrachtgever beschikbaar gesteld. De antenne voor de GPRS verbinding dient op een dusdanige locatie aangebracht te worden dat een goede ontvangst gegarandeerd kan worden. Indien een binnenantenne niet mogelijk is dient een buitenantenne geplaatst te worden. De buitenantenne dient dusdanig aangebracht te worden dat deze buiten bereik van vandalen is. De alarmmelding hoogwater dient doorgemeld te worden naar de brugbesturing (PLC) en dient op de centrale bediening van het object als hoogwater alarmmelding in het bedienscherm weergegeven te worden. 53/243

54 Algg A Civiele Constructies Leidingwerk en appendages Al het leidingwerk uitvoeren in HDPE. In de afvoerleiding dient een keerklep en een afsluiter opgenomen te worden. Het leidingwerk dient voldoende ondersteund en deugdelijk gemonteerd en afgewerkt te worden, waarbij de pomp eenvoudig losgekoppeld dient te kunnen worden voor onderhoudswerkzaamheden. Het lozingspunt dient te voldoen aan de eisen van de waterkwaliteitsbeheerder. Het leidingwerk dient blijvend waterdicht door de wand te worden gevoerd en dient buiten de kelder gekoppeld te worden met een buitenleiding. 54/243

55 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) 8 WERKTUIGBOUWKUNDIGE INSTALLATIES (BRUG) 8.1 Algemeen In het ontwerp dient rekening gehouden te worden met de benodigde voorzieningen voor het dagelijks beheer en onderhoud. Uitgangspunt dient te zijn dat het dagelijks beheer en onderhoud veilig uitgevoerd kan worden zonder hinder voor het verkeer. Tenzij anders vermeld de berekeningen van de constructies maken met een eindig elementen programma. De overige berekeningen maken in MathCad. Voor de vervanging van onderdelen waarvoor de brug moet worden gevijzeld dienen vijzelvoorzieningen te worden aangebracht. Staalconstructies uitvoeren in constructiestaal. Kwaliteit J2 G3. Assen uitvoeren in smeedstaal, met een corrosieweerstand groter of gelijk aan AISI 316L. Naven uitvoeren in smeedstaal. De RVS boutstelen moeten van het omringende koolstofstaal worden geïsoleerd met isolatiebussen van HAWE. Schroefkoppen, boutkoppen en moeren moeten van het onderliggende koolstofstaal worden geïsoleerd met onderlegringen van HAWE. Schroefdraden moeten voorafgaand aan de montage met een waterafstotend montagevet worden ingevet om vochtindringing, galvanische corrosie en spleetcorrosie te voorkomen en demontage mogelijk te maken. Bouten en moeren voorzien van met vet gevulde afdekdoppen (b.v. Radolid) die vastklikken op de moer of boutkop. Kleur afstemmen op kleur van de conservering. Ze moeten tevens de sluitring (met afschuining) omsluiten. Inbusbouten verzonken aanbrengen en afdekken met kunststof kapje, meeschilderen bij de laatste laag. Alle smeernippels uitvoeren als treknippels. Installaties of delen van installaties die voor het publiek vrij toegankelijk zijn, dienen bestendig te zijn tegen vandalisme. Flensverbindingen van lange assen, waarbij de bouten en/of moeren buiten de flensrand uitsteken, moet worden afgedekt met doorzichtige PMMA (perspex) kappen. Uitlijning van alle aandrijfonderdelen en koppelingen door middel van laser-3d metingen aantonen. Meetrapport leveren aan de directie vóór opneming. In de brugkelder moet nabij de brugaandrijving een duidelijk leesbaar, duurzaam uitgevoerd, schema van de brug worden aangebracht met daarop aangegeven alle te onderhouden (smeren) onderdelen (smeernippels, open overbrengingen e.d.). Door middel van kleuren een 55/243

56 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) verwijzing maken naar de legenda. Op een aparte plaat een legenda aanbrengen waarop de te onderhouden onderdelen zijn benoemd en de onderhoudsfrequentie conform de onderhoudsplannen is aangegeven. Uitvoering schema en legenda: Resopal. Het reduceren van het aantal brugopeningen voor het constructief ontwerp, zoals bedoeld in Par. 7.16, eis van de ROK, is niet toegestaan. De gebruiksslijtage en de onderhoudsintervallen mogen wel worden gebaseerd op het (in overleg met de opdrachtgever te bepalen) werkelijk te verwachten aantal brugopeningen. 8.2 Brugdek beweegbare brug (brugval) Rijstrookindeling conform Handboek Ontwerpcriteria Wegen van de provincie Zuid-Holland. Volledige draagconstructie uitvoeren in staalkwaliteit S355 J2 volgens NEN-EN Plaatdikte dekplaat volgens EN , brugdekconstructie volledig gelast uitvoeren. Voor alle onderdelen dienen materiaalkwaliteiten met verwijzing naar de betreffende materiaalnorm op tekening te worden aangegeven. Toleranties en specifieke montagevereisten, zoals specifieke stuiklassen, dienen op tekening te zijn vermeld. Brugval onderhoudsarm uitvoeren en zodanig detailleren dat zout water van strooizouten niet in de kelder of op corrosiegevoelige delen terecht kan komen Voordwarsdrager aan voorzijde voorzien van vuilafglijschot op onderflens. Uitvoeren als rechte brug (voor- en achterhar haaks op de rijrichting) met 2 hoofdliggers, tenzij dit niet mogelijk is (aantonen), onderzijde bij voorkeur horizontaal uitvoeren. Bij de kruisingen van de hoofdliggers en dwarsdragers de onderflenzen van de hoofdliggers doorzetten en met overbreedte (aan weerszijden radius + 50 mm) uitvoeren. De radius van de aansluitende dwarsdragerflens uit de overbreedte van de hoofdliggerflens snijden. De las naar de dwarsdrager tenminste 50 mm buiten de radius uitvoeren. Alle constructieve staalconstructies rondom aflassen. Niet geconserveerde binnenruimten luchtdicht afsluiten en op luchtdichtheid controleren door afpersen met 0,3 bar overdruk. Dekplaat in de breedte vlak uitvoeren zonder verhoogde constructies voor voet/fietspaden. Gehele brug dient bereden kunnen worden door de belastingmodellen, tenzij in het contract anders vermeld. Afscheidingen tussen snelverkeer en fietsers/voetgangers (bermen) uitvoeren in staal en d.m.v. lasverbindingen op de dekplaat aanbrengen. Dek verstijven met langsliggers in de vorm van troggen. Troggen door laten lopen bij de dwarsdragers (voor zover mogelijk). De langsverstijvingen zijn zodanig voorbewerkt dat de aansluiting van het dek aan de langsverstijving volledig wordt gelast. 56/243

57 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Voegen moeten worden uitgelegd op alle elastische vervormingen door variabele belastingen van onder- en bovenbouw vermeerderd met uitvoeringstoleranties na stellen van de voegspleet. Het val dient onder alle weersomstandigheden en buitentemperaturen vrij te lopen zonder verklemming ter plaatse van voor- en/of achterhar, rekening houdend met verplaatsingen (zettingen) van de totale onderbouw (draaipunt- en oplegzijde) tot max. 10 mm. De benodigde ruimte tussen voor-/achterhar en rij-ijzers op basis van het voorgaande dient zo klein mogelijk te zijn om geluidsoverlast door passerende voertuigen zoveel mogelijk te voorkomen. Het eventueel inkorten van het voorhar van het val (bijv. i.v.m. zettingen van de onderbouw) dient tot tenminste 25 mm mogelijk te zijn, zonder dat daarmee integriteit van de constructie wordt aangetast. Op het dek mag geen plasvorming plaatsvinden. Het brugval dient bij normaal bedrijf in de open stand geheel uit de doorvaart te zijn. Doorvaartseinen: Ten behoeve van doorvaartseinen een 30 mm dikke staalplaat met blinde tapgaten aanbrengen aan het val, rondom aflassen. Voor de bekabeling van het doorvaartsein naar de draaipunten van het brugdek thermisch verzinkte ronde pijp aanbrengen met uitgetrompte uiteinden. De pijp met gelaste steunen aan het brugdek lassen. Uitvoering zodanig kiezen dat er geen water in de pijp kan blijven staan en pijp isoleren van de steunen tegen spanningscorrosie. Worden op het brugval inspectiepaden aangebracht, dan mag het loopdek van het inspectiepad worden uitgevoerd met verzinkt stalen antislip looproosters om de windbelasting op het val te beperken. Looproosters en bevestigingen isoleren van de stalen draagconstructie. Draagconstructie voorzien van TSA, laagdikte minimaal 300 µm, uitvoeren volgens de Eisen Technische Deklagen NBD Op het gehele dek (met uitzondering van de schampstroken en bermen) moet een slijtlaag worden aangebracht van 8 mm dik. Schampstroken en bermen moeten worden voorzien van TSA, laagdikte minimaal 300 µm, uitvoeren volgens de Eisen Technische Deklagen NBD en worden geconserveerd in RAL Wegmarkeringen uitvoeren in thermoplastisch materiaal met KOMO productcertificaat. Wegmarkeringen mogen de waterafvoer niet nadelig beïnvloeden. Ten behoeve van de bevestiging van de leuning op het val voetplaten bovenop het val aanbrengen met blinde tapgaten. Hierop de leuning bevestigen. Met het bepalen van de bouwzeeg dient rekening gehouden te worden met de doorbuiging door het eigen gewicht, laskrimp, ballast en opzetten door de opzetinrichting en aandrijving met een voldoende grote onzekerheidsmarge, zodat dit niet ten koste gaat van de berekende zeeg in 57/243

58 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) gebruiksfase, danwel, wanneer geen zeeg in de langsrichting gewenst is, de brug een negatieve zeeg vertoont. De doorbuiging als gevolg van mobiele belasting mag niet meer zijn dan 1/500 van de overspanning. De lijfplaat van de hoofdliggers t.p.v. de draaipunten dikker uitvoeren, zodat geen verstijvingsschotten nodig zijn. De hoofdliggers moeten ter plaatse van de draaipunten worden voorzien van TSA, laagdikte minimaal 300 µm, uitvoeren volgens de Eisen Technische Deklagen NBD Opleggingen Uitvoering opleggingen: - opleggingen alleen onder de voordwarsdrager toepassen, bij voorkeur ter plaatse van de hoofdliggers; - 2 opleggingen toepassen, ook bij een val met meer dan 2 hoofdliggers; - opleggingen uitvoeren als rechthoekige rubber oplegging met ingevulcaniseerde staalplaten (bijv. Trelleborg-Bakker, Neopreen 60Sh A) en voorzien van aangevulcaniseerde dikke voetplaat; - de opleggingen dienen te voldoen aan NEN-EN 1337; - naast elke rubber oplegging een stalen oplegging plaatsen. Deze dient aangesproken te worden bij zware mobiele belasting (bijzondere transporten); - stalen opleggingen voorzien van aanvaarnokken en vastzetinrichting (combineren): verticale dubbele plaat op onderbouw, dikke plaat aan val met (zoek)afschuiningen aan onderzijde. Vastzetinrichting onderhoudsarm uitvoeren. Vastzetinrichting moet altijd kunnen functioneren; ook bij vervorming van het brugval onder invloed van temperatuur of slijtage van de opleggingen. De losse materialen van de vastzetinrichting opslaan in de kast volgens par Kasten voor reservematerialen ; - alle opleggingen voorzien van stelbouten; stelbouten met vet behandelen zodat deze na ondergieten eenvoudig kunnen worden verwijderd; - opleggingen plaatsen op onderbouw met RVS lijmankers en ondergieten met krimparme ondergieting, mortel c80 of gelijkwaardig; - na uitharden van ondergieting de stelbouten verwijderen, bevestigingsmoeren op spanning brengen en vrijkomende gaten van de stelbouten duurzaam afdichten; - tegen de onderzijde van het val RVS-platen aanbrengen met verzonken bouten, bouten aanbrengen in blinde tapgaten. Tussen val en RVS plaat RVS vullingen aanbrengen; - oplegdruk moet (ook in de gebruiksfase) per oplegging te corrigeren zijn Grendels Er mogen voor de plaatsvastheid van de brug geen vergrendelingen worden toegepast, met uitzondering van bestaande bruggen waarbij wordt aangetoond dat de standzekerheid van de 58/243

59 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) brug niet is gegarandeerd door overgewicht en, indien van toepassing, opzetten met aandrijving. Uitvoering grendels: - voorzien van handbediening, eenvoudig bereikbaar en bedienbaar; - 4 eindschakelaars; - 1 veiligheidsschakelaar (SIL3) standsignalering vergrendeld ; - dubbele geleiding in kunststof lagering van HAWE of UHMWPE, afhankelijk van de gemiddelde vlaktedruk; - RVS grendelpen; - nadere afstelling moet mogelijk zijn; - lengte- en breedteverandering val door temperatuur en belastingen moeten mogelijk zijn zonder dat constructie delen tegen elkaar komen; - plaatsing grendels op landhoofd/oplegpijler; - grendels onderhoudbaar bij gesloten brug; - omkasten met afsluitbare RVS kap die grendelconstructie afschermt tegen weersinvloeden en afkomend water, eenvoudig te demonteren. - berekening volgens NEN Bij werkzaamheden waarbij de opzetkracht tijdelijk afwezig is, dient de onbalans te worden aangepast, bijvoorbeeld door een ballast(voertuig) op voorzijde val. 8.3 Brugbalans Brug moet onder alle openingshoeken en (wind)belastingscondities een sluitende onbalans hebben. Evenwicht van de brug nauwkeurig berekenen (in as-built situatie) in open en gesloten stand. Controle door metingen van de voltooide onderdelen van de brug. Na montage van de brug een meetrapport verstrekken van de oplegdrukken Ballastkist (basculebrug) Tussen de staarteinden van de hoofdliggers wordt een ballastkist aangebracht, samengesteld uit platen en strip. Aan de voorzijde van de ballastkist wordt een aanpikpunt voor elke trek-duwstang aangebracht (bij elektromechanische aandrijvingen) In de ballastkist worden hiervoor verstijvingen aangebracht. De hoekaansluiting van de voorwand van de kist met de flens en lijf van de hoofdligger dient afgesloten te worden met een plaatje i.v.m. vuilophoping. 59/243

60 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) De bodemplaat en achterwand van de kist worden voorzien van verstijvingstrippen. De ballastkist voorzien van verstijvingschotten over de hele dwarsdoorsnede. De ballast vast aanbrengen in de ballastkist en aangieten met cementpap. Na het uitharden ervan de ballastkisten dichtlassen. De lassen vlakslijpen. De ballastkist aan weerszijden t.p.v. de hoofdligger voorzien van een regelballastruimte met een (extra) capaciteit van totaal 10% van de ballast, zie par Regelballast. Na afregelen van de regelballast dient de regelballastruimte ongeveer halfvol te zijn. Regelballast fixeren. Te ver doordraaien (openende beweging) van de brug (bij storing in de aandrijving) voorkomen door energievernietiging middels celstofbuffers (op de voorwand van de brugkelder), waarmee de brugbeweging wordt gestopt voor er schade ontstaat Balans (ophaalbrug) Balans moet zodanig worden uitgevoerd en bevestigd dat de lijnen door de vier draaipunten (val, balans, hangstang onder en hangstang boven) een parallellogram vormen. Zwaartepuntslijnen van brugval (lijn door zwaartepunt val en draaipunt val) en balans (lijn door zwaartepunt balans en draaipunt balans) moeten evenwijdig lopen. Hangstangen ter plaatse van voorhar laten aangrijpen. Hangstangen moeten afdoende tegen aanrijden zijn beschermd. Constructieve elementen van de balans mogen zich niet boven de voetpaden en rijbanen bevinden. De ballast vast aanbrengen in de ballastruimte(n) van de balans en aangieten met cementpap. Na het uitharden ervan de ballastkisten dichtlassen. De lassen vlakslijpen. De ballastruimte(n) voorzien van een regelballast-ruimte, nabij de hartlijnen van de hangstangen, met een (extra) capaciteit van totaal 10% van de ballast, zie par Regelballast. Na afregelen van de regelballast dient de regelballastruimte ongeveer halfvol te zijn. Regelballast fixeren. Te ver doordraaien (openende beweging) van de brug (bij storing in de aandrijving) voorkomen door energie vernietiging middels celstofbuffers, waarmee de brugbeweging wordt gestopt voor er schade ontstaat. 60/243

61 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Hangstangen t.p.v. draaipunt aan val borgen door middel van UHMWPE blokken tegen verdraaiing Regelballast De regelballastruimten waterdicht afsluitbaar maken: - uitvoeren met scharnierend deksel op een randstripopening die 20 mm boven de bovenzijde van de ballastkist uitsteekt; - rubber afdichting, uit een geheel, tussen deksel en randstrip aanbrengen; - deksel lekdicht uitvoeren; - voorzien van 2 handgrepen; - deksel afsluiten met behulp van voldoende knevels; - regelballastruimten voorzien van ontluchting volgens NEN6786. De regelballast uitvoeren als rechthoekige stalen broodjes van gelijke vorm. De broodjes mogen niet meer wegen dan 20 kg per stuk. De regelballast in de ballastruimte vastzetten met hardhouten ribben en wiggen. 2% van totale ballast als regelballast bijleveren om balanscorrecties als gevolg van onder meer nieuwe slijtlagen of conserveringen te kunnen uitvoeren. De bijgeleverde regelballast conserveren en droog opslaan met hardhouten latten tussen de stalen broodjes. 8.4 Vastzetinrichting in open stand Voor het langdurig vasthouden van de brug in geheel geopende stand, een mechanische vergrendeling (vastzetinrichting) toepassen die bereikbaar is in de geheel open stand van de brug. Deze vastzetinrichting onderhoudarm uitvoeren en zoveel mogelijk opnemen in de brugconstructies en/of demontabel uitvoeren. De losse materialen van de vastzetinrichting opslaan in de in de kast volgens par Kasten voor reservematerialen ; 8.5 Hameistijlen (ophaalbrug) Hameistijlen, voor zover daarin aandrijvingen zijn opgenomen, voorzien van deur. Uitvoering deur: - cilinderslot; - 2 grendels voorzien van binnendriekant; - 2 sleutels met buitendriekant; - deur moet van binnenuit te openen zijn met vaste hendels op de grendels; - water afvoerstrook boven deur om regenwater van deur af te leiden; 61/243

62 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) - rubber tussen deur en hameistijl om deur lekwaterdicht te maken; - deurdranger; - 3 scharnieren, draaipunt aan binnenzijde hameistijl, deur bevestigen aan draaipunt met boogvormige platen zodat deur bij openen geheel vrijkomt van de deuropening en de deur bij sluiten goed aanligt op de rubbers; - luchtrooster t.b.v. ontluchting volgens NEN6786 aanbrengen, dat niet kan inregenen of aflopend regenwater doorlaat; - verstijvingen om deur voldoende stijf te maken; - deur thermisch verzinken. Hameistijl voorzien van een hoog geplaatst luchtrooster dat niet kan inregenen of aflopend regenwater doorlaat, indien mogelijk tegenover de deur. Hameistijlen voorzien van voldoende verstijvingen i.v.m. de vervormingen die o.a. invloed hebben op aandrijving en draaipunten balans. Hameistijlen aan binnenzijde voorzien van verlichting volgens par Verlichting technische ruimten en par Nood- en vluchtrouteverlichting en een met hangslot vergrendelbare werkschakelaar. Hoeken van de hameistijlen afronden, R=6. Voetplaat als dikke plaat uitvoeren, zonder verstijvingschotten. Ankers in de hameistijl plaatsen. Voorzieningen in hameistijl aanbrengen om veilig, eenvoudig en zonder extra klimmiddelen onderhoud aan aandrijving en conservering te kunnen plegen. Hameistijlen afdoende beschermen tegen aanrijden. 8.6 Draaipuntconstructies Onderdelen van draaipunten dienen veilig en eenvoudig toegankelijk te zijn voor onderhoud, conservering, metingen en inspectie. Uitvoering draaipunten: - afschermen van vuil en water vanaf het dek; - de naven van de draaipuntassen kotteren nadat het geheel is afgelast. In dezelfde bewerking de zijvlakken bewerken; - in elke naaf een smeedstalen as aanbrengen. De assen in axiale richting borgen d.m.v. een aangesmede kraag en boutverbinding. - lagers toepassen: gewrichtslagers (SKF type GEP FS) of dubbelrijïge tonlagers (SKF), voorzien van afscherming; - lagers en afdichtingen moeten doorgesmeerd kunnen worden; - lagers moeten een levensduur hebben van tenminste 50 jaar bij gegeven gebruik en inbouw. Verklaring en berekening leverancier bijleveren. - deksels lagerhuizen: 62/243

63 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) - voorzien van O-ring afdichting tussen deksel en huis; - afdrukgaten plaatsen en afdichten; - voorzien van een smeernippel aan boven- en onderzijde. - bij samenwerkende lagers 1 lager als vast lager uitvoeren en de anderen als los lager; - lagerhuizen, lagerstoelen en lagerdeksels voorzien van centers op de hartlijnen. Ten behoeve van het smeren van de lagers van de hoofddraaipunten en de bovenlagers van de hangstangen en de balanspriemen dienen 10 mm RVS vetsmeerleidingen met flexibele overgangen te worden aangebracht. De aansluitpunten voor de vetspuit dienen op de volgende locaties te worden aangebracht: - balanslagers: in de hameitorens; - boven en onderlagers hangstangen: op de hangstang (ca. 1 m boven wegdek); - heugelstangen: op de heugel (ca. 1 m boven wegdek). Lagerhuizen van het val plaatsen op lagerstoelen met tussenliggende vullingen. Lagerstoelen zodanig uitvoeren dat wateraccumulatie wordt voorkomen. Lagerstoelen thermisch verzinken. Aanlegvlakken mechanisch bewerken. Met lange voorspanankers en ankerframe op onderbouw bevestigen. Ankers omwikkelen met vetband en voorzien van ankerplaat en ankermal. Lagerstoelen, frames etc. voorzien van stelbouten en ondergieten met een krimparme ondergieting. Stelbouten verwijderen en vrijkomende gaten afdichten. In onderbouw en constructie van het val voorzieningen opnemen om de brug eenvoudig te kunnen vijzelen bij het vervangen van de lagers. Materiaal lagerhuizen, stangogen, asplaten: smeedstaal J2G3. Ophaalbrug Draaipuntconstructie van het val boven het brugdek plaatsen. Indien dit niet mogelijk is, de keuze onderbouwen. Basculebrug Draaipuntconstructies in de basculekelder plaatsen, onder de sleufopbouw en onder het dek van de aanbrug, zodanig dat het achterhar boven het wegdek beweegt en afkomend vuil en water niet in de kelder kan stromen. De hoofdliggers moeten ter plaatse van de draaipunten goed bereikbaar zijn voor conserveringswerkzaamheden, inspecties en metingen. Sleufopbouw (basculebrug) De sleufopbouw aan de bovenflens lassen. Ter plaatse van de sleufomrandingen en de sleufopbouw waterafvoergoten aanbrengen, gemaakt uit RVS plaat. Het deel van de goten achter het draaipunt aan de hoofdliggers beves- 63/243

64 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) tigen. Het andere deel van de goten voor het draaipunt bevestigen aan de omranding van de kelder. Aan de voorzijde van de laatste goten een pijp lassen die aangesloten wordt op de waterafvoer in de kelder of in de goot onder de achterzijde van val. De helling van de waterafvoergoten is, nadat het val is gemonteerd en afgesteld, tenminste 1:50. Hierbij is rekening gehouden met een optredende hoekverdraaiing door het eigen gewicht van het val en de ballast t.p.v. het draaipunt. De ruimte tussen sleufomrandingen en sleufopbouw beperken zodat deze veilig overrijdbaar is voor fietsers. 8.7 EM-aandrijving brug Uitvoering brugaandrijving: - Eenzijdige bewegingstijden voor openen en sluiten bedragen elk 60 seconden, tenzij anders aangegeven; - Aandrijving frequentie geregeld uitvoeren; - Brugaandrijving moet in staat zijn de brug in elke stand vast te houden, te stoppen of te starten; - Alle typen brugaandrijvingen uitvoeren met elektrische noodaandrijving en een handaandrijving; - Brugaandrijving voorzien van permanent aangekoppelde klossenrem (panama-/ heugelaandrijving) of schijfrem (EM-cilinders), die in werking moet zijn bij alle vormen van elektrische aandrijving; - Gehele aandrijving basculebruggen onderdeks in de bascule- of brugkelder aanbrengen; ook bij basculebruggen met ballastkisten buiten de kelder; - Voorzien van trek-duwstang of heugel met dubbelwerkende veerbuffer met schotelveren; - Onderdelen van de aandrijving dienen op eenvoudige wijze te kunnen worden gemonteerd en vervangen; - Onderdelen voldoende verstelbaar maken t.b.v. uitlijning; - Draaiende delen in de brugconstructies afschermen met demontabele constructies, uitvoeren in RVS. Daarin de nodige PMMA vensters aanbrengen om te juiste werking te kunnen controleren bij gemonteerde afscherming; - Bij bruggen met meerdere brugvallen, elk brugval voorzien van een eigen aandrijfunit (elektromotor, koppeling, noodmotor, tandwielkast, rem-koppeling en klossenrem) en eigen standschakelaars, standsignaleringen en retardeerbewaking. - Ophaalbruggen uitvoeren met een enkele aandrijfunit (elektromotor, koppeling, tandwielkast, rem-koppeling en klossenrem) die via assen en hoekkasten de rondsels aandrijft; - Onderdelen na volledig aflassen pas mechanisch bewerken; 64/243

65 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) - Voorziening retardeerbewaking (uitgezonderd sluisbruggen): - die controleert of de brug vertraagt aan het eind van de beweging; - de retardeerbewaking uitvoeren met controle unit fabricaat BBH type SB SB (behalve bij de bruggen die onderdeel uitmaken van een sluiscomplex). - om aan de veiligheidseisen van SIL 3 te voldoen de retardeerbewaking voorzien van twee encoders in één behuizing die de snelheid en de positie van de brug meten; - in de retardeerbewaking de maximale snelheid, versnelling en vertraging gerelateerd aan de positie, programmeren; - de retardeerbewaking voorzien van een veiligheidsveldbus aansluiting om te communiceren met de veiligheidsbesturing. - Voorziening retardeerbewaking bruggen die onderdeel uitmaken van een sluiscomplex: - die controleert of de brug vertraagt aan het eind van de beweging; - om aan de veiligheidseisen van SIL 3 te voldoen de retardeerbewaking voorzien van twee encoders in één behuizing die de snelheid en de positie van de brug meten; - in de retardeerbewaking de maximale snelheid, versnelling en vertraging gerelateerd aan de positie, programmeren; - encoders en eindschakelaars aansluiten rechtstreeks aansluiten op de PLC. Uitlijning opmeten (3D) van de aandrijfonderdelen. Meetrapport leveren aan de directie vóór opneming. Per aandrijving/brugval 2 SPES en toepassen. Per aandrijving/brugval 2 SIL3 eindstandschakelaars toepassen voor de eindstandsignalering Panamawiel-aandrijving Panamawiel voorzien van ballast. Hierdoor is bereikt dat in de gesloten stand van de brug de panamawielen in evenwicht zijn. Bij eventueel lichten van de rem gaat het panamawiel niet uit zichzelf draaien door het gewicht van de trek-duwstang. Het evenwicht van het panamawiel moet berekend worden. Berekening leveren. Permanente bordessen aanbrengen voor onderhoud en inspectie van de trek-duwstang in gesloten stand van de brug. 65/243

66 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Aandrijving plaatsen op stoelen met tussenliggende vullingen: - stoelen thermisch verzinken. Aanlegvlakken mechanisch bewerken. Met lange voorspanankers en ankerframe op onderbouw bevestigen. Ankers omwikkelen met vetband en voorzien van ankerplaat en ankermal; - stoelen voorzien van stelbouten en ondergieten met een krimparme ondergieting; - stelbouten verwijderen en vrijkomende gaten afdichten. Uitvoering draaipunten: - draaipunten aandrijving onderhoudsvrij uitvoeren; - lagers toepassen: gewrichtslagers (SKF type GEP FS) of dubbelrijïge tonlagers (SKF), voorzien van afscherming; - lagers en afdichtingen moeten doorgesmeerd kunnen worden; - lagers moeten een levensduur hebben van tenminste 50 jaar bij gegeven gebruik en inbouw. Verklaring en berekening leverancier bijleveren. - deksels: - voorzien van O-ring afdichting tussen deksel en huis; - afdrukgaten plaatsen en afdichten; - voorzien van een smeernippel aan boven- en onderzijde. - bij samenwerkende lagers 1 lager als vast lager uitvoeren en de anderen als los lager; - lagerhuizen, lagerstoelen en lagerdeksels voorzien van centers op de hartlijnen. Tandreep: - uitvoeren in smeedstaal. - staalsoort en -kwaliteit: met een aangetoonde gegarandeerde sterkte (gesmeed, lasbaar); - 1 proefstuk waaruit: - 1 trekproef in dikterichting: minimum treksterkte 600 N/mm²; - minimum vloeigrens 315 N/mm²; - 1 buigproef in dikterichting; - 3 kerfslagproeven in dikterichting; - te verstrekken gegevens: overeenkomstig NEN-EN keuringsrapport 3.1.c. - de afmetingen, toleranties, kwaliteit etc. van de tandwielen dienen i.o.m. de fabrikant vastgesteld te worden en ter goedkeuring aan de directie worden voorgelegd. Per aandrijving 2 SPES en toepassen. Per aandrijving 2 SIL3 eindstandschakelaars toepassen voor de eindstandsignalering. 66/243

67 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Heugel aandrijving (rechte of kromme heugel) Heugel uitvoeren als tandreep of pennenheugel. Rechtheid van de heugel na bewerken +/- 1 mm evenwijdig aan de rondselas-richting en +/- 2 mm loodrecht op de rondselas-richting. Heugel geleiden bij rondselas door middel van schamelstel bestaande uit verstelbare aandrukrollen die de heugel onder en boven en zijdelings geleiden. Hiermee dient de tandspeling te kunnen worden ingesteld. De rollen lageren, lagers afdichten. Lagers dienen doorgesmeerd te kunnen worden. De heugels, stoelen en frames na volledig aflassen mechanisch bewerken. Kromme heugel heeft verlopende dikte. Aandrijving plaatsen op stoelen met tussenliggende vullingen: - stoelen thermisch verzinken. Aanlegvlakken mechanisch bewerken. Met lange voorspanankers en ankerframe op onderbouw bevestigen. Ankers omwikkelen met vetband en voorzien van ankerplaat en ankermal; - stoelen voorzien van stelbouten en ondergieten met een krimparme ondergieting; - stelbouten verwijderen en vrijkomende gaten afdichten. Uitvoering draaipunten: - draaipunten aandrijving onderhoudsvrij uitvoeren; - lagers toepassen (SKF type GEP FS of dubbelrijïge tonlagers SKF) voorzien smeermogelijkheid en van afscherming; - lagers en afdichtingen moeten doorgesmeerd kunnen worden; - deksels: - voorzien van O-ring afdichting tussen deksel en huis; - afdrukgaten plaatsen en afdichten; - voorzien van een smeernippel aan boven- en onderzijde. - bij samenwerkende lagers 1 lager als vast lager uitvoeren en de anderen als los lager; - lagerhuizen, lagerstoelen en lagerdeksels voorzien van centers op de hartlijnen. Tandreep: - uitvoeren in smeedstaal. - staalsoort en -kwaliteit: met een aangetoonde gegarandeerde sterkte (gesmeed, lasbaar); - 1 proefstuk waaruit: - 1 trekproef in dikterichting: minimum treksterkte; - minimum vloeigrens; - 1 buigproef in dikterichting; 67/243

68 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) - 3 kerfslagproeven in dikterichting; - te verstrekken gegevens: overeenkomstig NEN-EN keuringsrapport 3.1.c. - de afmetingen, toleranties, kwaliteit etc. van de tandwielen dienen i.o.m. de fabrikant vastgesteld te worden en ter goedkeuring aan de directie worden voorgelegd. Pennenheugel: - pennen uitvoeren in veredelstaal met een corrosiebestendigheid vergelijkbaar of beter dan van AISI 316 L; - pennen moeten vervangbaar zijn; pennen opsluiten en tegen verdraaiing zekeren door middel van een strip; - tijdens de montage dienen de pennen in de heugel te worden gekrompen. De speling mag niet positief zijn voor montage; - de gekromde pennenheugels uitvoeren met de pennen aan de bovenzijde; rechte heugels met pennen aan de onderzijde; - rondsel en pennenheugel uitvoeren volgens NEN6786: Bij kromme heugel stangoog heugel (bij buffer) berekenen op schuine belasting (moment) vanuit rondsel. Per aandrijving 2 SPES en toepassen. Per aandrijving 2 SIL3 eindstandschakelaars toepassen voor de eindstandsignalering Trek-duwstang/buffer Bij panamawiel of heugelaandrijvingen de trek-duwstang resp. de heugel voorzien van dubbelwerkende veerbuffer met schotelveren - Veerbuffer spelingvrij en in lengte instelbaar uitvoeren; - Trek-duwstang(en) moet(en) bij basculebruggen aangrijpen op de ballastkist of (bij ballastkisten buiten de kelder) op een aan de hoofdliggers verbonden hulpconstructie; - De buffer dient voldoende slag te hebben om de temperatuurveranderingen en mobiele belastingen van het val te kunnen verwerken en het val te kunnen aandrukken zodat zij goed blijft aanliggen; - Geleidingen van de veerbuffers uitvoeren met lagerstrippen (tapebearings) van HAWE of UHMWPE, voorafgaand aan de montage invetten met een waterafstotend vet; - Trekduwstangen in basculebruggen moeten d.m.v. vaste bordessen bij gesloten brug toegankelijk zijn voor onderhouds- en inspectiewerkzaamheden; - Veerbuffers in trek-duwstangen voorzien van inspectieluik. 68/243

69 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) EM-cilinder aandrijving EM-cilinders mogen alleen worden toegepast bij horizontale plaatsing onder het wegdek. Uitvoering EM-cilinder, specifiek: - aandrijvingen cardanisch bevestigen op onderbouw; - lagerstoelen: - met lange voorspanankers en ankerframe op onderbouw bevestigen; - ankers omwikkelen met vetband en voorzien van ankerplaat en ankermal; - lagerstoelen voorzien van stelbouten en ondergieten met een krimparme ondergieting; - stelbouten verwijderen en vrijkomende gaten afdichten. Per aandrijving twee SPES en toepassen. Per aandrijving twee SIL3 eindstandschakelaars toepassen voor de eindstandsignalering. 8.8 Aandrijfcomponenten elektromechanische aandrijvingen Elektromotoren (panamawiel- en heugelaandrijvingen) Uitvoering elektromotor: - kortsluitankermotor; - nominale spanning: 400 V, 50 Hz; - door middel van een frequentieregelaar aansturen; - geschikt voor toerentalregeling d.m.v. een frequentieomvormer. Daarom moet de motor zijn voorzien van PTC-voelers in iedere wikkeling en een extra, niet door de motor zelf aangedreven, koelventilator; - tweede aseind; - 2 overhoeks geplaatste paspennen (m.u.v. motor van EM-cilinders); - resopalplaatje met draairichtingaanduiding voor brug "op" en brug "neer"; - meegewikkelde thermistorbeveiliging; - geïsoleerde lagers; - voldoet aan isolatieklasse F; - het minimaal te leveren koppel van de elektromotor berekenen volgens de NEN 6786:2001; - ten behoeve van de retardeerbewaking encoder aanbrengen, aangedreven vanaf het 2e aseind van de motor, zie (par Encoder); - tussen de motor en de tandwielkast een doorslagveilige flexibele koppeling plaatsen. 69/243

70 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Noodaandrijving Uitvoering noodaandrijving panamawiel- en heugelaandrijving: - de noodaandrijving vindt plaats middels het aansturen van een noodmotor welke hiertoe d.m.v. een vergrendelbare schakelbare koppeling aan de hoofdaandrijving wordt gekoppeld; - met de noodaandrijving dient de brug met een gereduceerde snelheid bewogen te kunnen worden (10% van de nominale snelheid), buiten de motorregeling en PLC om; - de stroomvoorziening voor de motor wordt verzorgd door het net. Eventueel met een noodaggregaat; - de noodmotor gebruikt de eindschakelaars, remaansturing etc. van de normale aandrijving; - noodmotor zonodig uitvoeren met geïntegreerde motorreductor. Een losse tandwielkast als reductor is niet toegestaan; - de bediening van de noodmotor geschiedt door middel van een drukknoppenkastje of -paneel; - er dienen voorzieningen getroffen te worden voor het detecteren van het ingeschakeld zijn van de noodaandrijving middels het monteren van een eindschakelaar; - de noodmotor voorzien van een 2e aseind met slingervierkant; - de noodmotor dient geschikt te zijn om belastingen van de handaandrijving-slinger op te kunnen nemen, anders dient er een separate lagering voor de slinger te worden aangebracht; - de noodmotor dient middels een schakelbare koppeling met schakelmechanisme te kunnen worden gekoppeld aan de remnaaf; het schakel-mechanisme moet in beide standen (ontkoppeld/aangekoppeld) automatisch vergrendelen. De juiste stand van de penvergrendeling moet worden bewaakt d.m.v. schakelaars; - dit mechanisme is zodanig uitgevoerd dat de rem niet kan worden gelicht voordat de klauwkoppeling is ingeschakeld. Omgekeerd kan de handbeweging niet ontkoppeld worden voordat de rem is ingeschakeld; - fabricaat schakelbare koppeling bijv. Rotex, type SD 55 inclusief elastische koppeling; - het schakelmechanisme dient voorzien te zijn van een eindschakelaar voor de standsignalering als de koppeling ingeschakeld wordt. Fabricaat bijv. Schmersal, type UK432Y met rolhefboom serie U2. - klauwkoppeling voorzien van doorzichtige PMMA (perspex) kap, bij gemonteerde kap moet de koppeling met de hand in de juiste stand voor inkoppelen kunnen worden gezet. Uitvoering noodaandrijving EM-cilinders: - hoofdmotor uitvoeren als 2-toeren motor; - lage motortoerental wordt gebruikt voor noodaandrijving; 70/243

71 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) - de hoofdmotor moet kunnen draaien buiten de motorregeling en PLC om met gebruikmaking van de eindschakelaars, remaansturing etc. van de normale aandrijving. Eventueel aangedreven door een noodaggregaat; Handaandrijving In voorkomende gevallen moet het mogelijk zijn om de brug ook handmatig te bedienen. - bij plaatsing handslinger dient middels een schakelaar de stroom naar de nood- en hoofdmotor te worden onderbroken; - fabricaat schakelaar bijv. Schmersal, type UK432Y met rolhefboom serie U2; - de afscherming voor de handaandrijving dient zo ontworpen en geplaatst te worden dat deze geen belemmering vormt voor de veilige bediening van deze voorziening. De afscherming moet voldoen aan de NEN-ISO 12100; - draairichting (open-dicht) duurzaam aanduiden Handslingers Uitvoering handslingers - 2 stuks leveren; - stalen handslinger met naaf en contragewicht; - uitvoeren in rode kleur; - frame t.b.v. montage eindschakelaar voor gebruik handslinger; - soepel draaiende kunststof handgreep, geschikt voor het vasthouden met 2 handen; - binnenvierkant; Tandwielkasten en open overbrengingen Open overbrengingen moeten zoveel mogelijk worden voorkomen en zijn alleen toegestaan voor panamawielaandrijvingen en aandrijfrondsels bij heugelaandrijvingen. Overige haakse of rechte overbrengingen uitvoeren als gesloten tandwielkast Tandwielkasten Tandwielkasten leveren met berekening volgens NEN 6786 van alle onderdelen op overbelasten en vermoeiing zoals: tanden, lagers, assen, as-naafverbindingen, vervormingen assen, alle boutverbindingen. Uitvoering tandwielkasten: - 2 overhoeks geplaatste paspennen; 71/243

72 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) - aansluitingen voor een externe filterinstallatie: - Op bovenzijde tandwielkast (op inspectieluik): 1 stuks snelkoppeling, fabricaat DNP Industry, type PVV inclusief stofkappen; - Achter de aftapkraan 1 stuks snelkoppeling fabricaat DNP Industry, type PVV inclusief stofkappen. - luchtdroger merk RMF type KL96RV; - voorzien van thermostaatgeregelde olieverwarming; - kijkglas olieniveau, met niveauaanduiding; - inspectieluik; - vochtwerende ontluchting met veerbediende terugslagklep; - olievulling: kwaliteit aantonen met oliemonster; - inwendig conserveren: deze dient afgestemd te zijn op de levensduur van de tandwielkast; - aftapbaar; - toegepaste olievulling (merk, type, viscositeit en hoeveelheid) naast vulopening duurzaam olie- en oplosmiddelenbestendig aanduiden. Tandspeling van tandwielkasten meten aan de ingaande as. Metingen vastleggen in een meetrapport. Rapport leveren Open tandwieloverbrengingen Uitvoering open tandwieloverbrengingen: - het draagbeeld van de open overbrengingen dient minimaal overeen te komen met het aangenomen draagbeeld in de berekening; - draagbeeldcontrole aantonen door aanbrengen van Pruisisch blauwe olieverf op de tanden. Het draagbeeld dient gelijkmatig verdeeld te zijn over de breedte van de tanden en gelijkmatig verdeeld ten opzichte van de steekcirkel; - de tandspelingen van de open overbrengingen over de hele omtrek meten; - draagbeeld en tandspelingen vastleggen in rapport en leveren. Draagbeeld en tandspelingen behoeven de goedkeuring van de directie (holdpoint); - deze controles (draagbeeld en tandspelingen) uitvoeren bij oplevering en 1 maand voor het aflopen van de (meerjarige) onderhoudstermijn Klossenrem Geldt voor panamawiel- en heugelaandrijvingen. Om grote belastingen op aandrijving en constructie bij een noodstop te voorkomen moeten de remfuncties vertragen en vasthouden separaat in te stellen zijn door het toepassen van dubbele remmen (vertragingsrem en vasthoudrem) of het toepassen van een rem met 2 veren. 72/243

73 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Uitvoering klossenrem: - fabricaat: Römer, Siegerland Bremsen Bubenzer (Sibre); - instelbaar remmoment (vertragingsrem) c.q. vasthoudmoment (vasthoudrem); - berekend remmoment af fabriek instellen; - automatische nastelinrichting; - smeerpunten aanbrengen; - scharnierende verbinding tussen de twee hefbomen; - corrosiebestendige draaipunten; - aangepaste bovenliggende hefboomarm i.v.m. handbediening; - handbedieninrichting; - stang of kruk voor handbediening bijleveren; uitvoeren in rode kleur, goed toegankelijk en zichtbaar ophangen in nabijheid van reminstallatie(s); - hygrostatisch geregeld verwarmingselement teneinde vochtaanslag in de kast te voorkomen; - bevestigingmateriaal; - 2 overhoeks geplaatste paspennen; - 2 eindschakelaars t.b.v. signaal rem gelicht en rem gevallen fabricaat Schmersal, type UK432Y met rolhefboom serie U2. Aanvullende eisen bij toepassing rem met 2 veren: - instelbaar remmoment vertragingsmoment (1e veer); - instelbaar vasthoudmoment (2e veer); - 2e veer voorzien van by-pass met afsluitbaar kapje; - berekende remmomenten af fabriek instellen Uitvoering remvijzel: - fabricaat: EMG, type: Eldro, nominale spanning (V, Hz): 220/380V, 50 Hz; - zakventiel; - olievulling Shell Morlina 10. Uitvoering kunststof kap: - doorzichtige PMMA (perspex) kap, voor plaatsing over gehele rem, ook aan onderzijde en onder assen afgesloten; - degelijke uitvoering; - onderzijde kap gelijk met onderzijde rem; - door 1 man eenvoudig te de- en monteren; - 2 handgrepen RVS of aluminium; - geleidingsconstructie bij remvoet; - 2 snelsluiters voorzien van veren RVS; - handremlichter bereikbaar met gesloten kap. 73/243

74 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Montage rem: - nadere afstelling van het zakventiel en van de bypass van de hoofdveer (bij rem met 2 veren) gebeurt tijdens het in bedrijf stellen, in overleg met de directie; - elke rem dient door de fabriek te zijn afgesteld op de opgegeven remmomenten, testprotocol meeleveren EM-cilinders Uitvoering EM-cilinders (fabricaat ADE of gelijkwaardig) algemeen: - elektromechanische cilinder bestaat uit een stang die enkelzijdig in en uit een mantel schuift, zoals bij een hydraulische cilinder. - de mantel heeft een ingesloten kogelschroefspindel. Deze drijft met een moer de holle cilinderstang aan. Spindel en moer zitten volledig ingebouwd, zodat ze volledig beschermd is tegen de omgeving. De stang is inwendig geborgd tegen verdraaiing; - deklaag van de cilinderstang zodanig kiezen dat deze dezelfde levensduur heeft als de hele aandrijving. Op de gekozen deklaag zijn de Eisen Technische Deklagen NBD van toepassing; de geëiste gebruiksduur dient volgens deze eisen te worden aangetoond. - de mantel is uitgerust met vuilschrapers, stanggeleiding en afdichtingen. Stanggeleiding uitvoeren met lagerstrippen van HAWE of UHMWPE. Het systeem is met vet gevuld. Vetvervanging dient slechts na 10 jaar plaats te hoeven vinden; - de afdichting van de cilinderkop is IP68: voor 6 uur onderdompeling op 1 m mag er geen enkele waterindringing zijn, zowel bij bewegen als bij stilstand. Dit dient aangetoond te worden. - alle blanke delen en alle bevestigingsmiddelen uitvoeren in corrosievast staal AISI 316L; - de behuizing uitvoeren met astappen voor de cardanophanging. - de cilinder heeft een geïntegreerd verenpakket om axiale stootbelastingen op te vangen en de krachtmeting te schakelen; - alle onderdelen met elkaar verbinden door flenzen met O-ring afdichting; - de reductiekast en elektromotor indien mogelijk in 1 behuizing onderbrengen en aan de cilinder flenzen; - de elektromotor voorzien van: - een verwarmde schijfrem; - een handremlichter; - beschermingsgraad van IP67; - Isolatieklasse F; - meegewikkelde thermistor; - geïsoleerde lagers; - de motor dient het maximum moment te kunnen leveren bij stilstand. 74/243

75 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) - de aandrijving dient goed te kunnen functioneren bij temperaturen tussen -20 C en +40 C bij S1-bedrijf en -20 C tot + 60 C bij S3-bedrijf; - in de aandrijving of spindel dienen de volgende elementen ingebouwd te kunnen worden: - absolute standmeting zonder wrijvende contacten; - eindschakelaars; - kracht- of koppelmeting met uitgang 4-20 ma naar de PLC; - verwarmingselement met thermostaat; - cilinder uitvoeren met momentbegrenzing; - cilinder uitvoeren met handwiel t.b.v handaandrijving: - bij gebruik dient de stroom naar de motor te worden onderbroken; - handbediening dient eenvoudig vanaf het bordes te kunnen worden gebruikt; - draairichting (open-dicht) duurzaam aanduiden; - handwiel demontabel uitvoeren in rode kleur, opslag in machineruimte met ophangconstructie. - lokaal op de aandrijving dient een display of dienen signaallampen de eindstanden en de koppeloverschrijdingen aan te geven. Stangkop: - uitvoeren met HAWE-lagerbussen in combinatie met een corrosievast uitgevoerde pennen: deze pennen rondom voorzien van TSA volgens de NBD met een zodanige laagdikte dat na gladdraaien tot een oppervlakteruwheid van 1 µm (Ra) een laagdikte overblijft van 0,35 mm, of een koolstofstalen as met een Lunac 2+-deklaag of gelijkwaardig, volgens de NBD De speling met het gat dient minimaal 0,3 mm te bedragen. Voorafgaand aan de montage moet de pen worden ingevet met een waterafstotend vet. Deksels dienen rondom te worden voorzien van TSA. Er is geen afdichting nodig; - lageringen moeten geschikt zijn tegen microbewegingen; Cardan uitvoering: - scharnieren cardan en scharnier aan deuren (spelingsverbindingen zonder draaihoek) onderhoudsvrij en (de)montagevriendelijk uitvoeren. Dit kan worden bereikt door de pennen rondom te voorzien van TSA volgens de NBD met een zodanige laagdikte dat na gladdraaien tot een oppervlakteruwheid van 1 µm (Ra) een laagdikte overblijft van 0,35 mm. Het is ook mogelijk om de pennen te voorzien van een Lunac 2+-deklaag of gelijkwaardig, volgens de NBD De speling met het gat dient minimaal 0,3 mm te bedragen. Voorafgaand aan de montage moet de pen worden ingevet met een waterafstotend vet. - cardan plaatsen op lagerstoelen met tussenliggende vullingen; - lagerstoelen thermisch verzinken; - alle aanlegvlakken mechanisch bewerken. - bevestigingsmiddelen uitvoeren in RVS 75/243

76 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Bekabelingen: - vandalismebestendig in RVS beschermbuizen naar draaipunt aandrijving; ter plaatse van draaipunt uitvoeren met een deelbare aansluiting; De elektromechanische cilinder moet zijn vervaardigd door een ervaren, hierin gespecialiseerde fabrikant. Cilinder zoveel mogelijk uitvoeren als standaardproduct. De fabrikant van de cilinderaandrijving moet een referentielijst hebben met tenminste 10 installaties met een gelijkwaardige aandrijving in een toepassing voor beweegbare bruggen. Van de elektromechanische cilinders dienen berekeningen te worden opgesteld conform NEN 6786 (VOBB) waar o.a. de dimensionering, sterkteberekening en levensduurberekening van de cilinder (o.a. knik van cilinder en stang) de ingebouwde spindel en moer, cardan, reductie, elektrische aandrijving, lagers, juk en cardanconstructies. De spindel en moer worden analoog aan de voorschriften voor wentellagers- gekozen volgens statisch en dynamisch draaggetal. Daarnaast dienen sterkteberekeningen uitgevoerd te worden voor trek en knik op de kern van de spindel volgens de voorschriften die op hydraulische cilinders van toepassing zijn Spileindschakelaar Geldt voor panamawiel- en heugelaandrijvingen. 2 spileindschakelaars plaatsen op een frame. Aandrijven met een tandwieloverbrenging vanaf de aandrijving. De daardoor aangedreven kunststof tandwielen zijn elk op een as geplaatst die elk zijn gelagerd met 2 lagers in lagerhuizen bijv. SKF Y-blok gietijzeren lagerhuizen met afgedichte lagers. De overbrenging zodanig kiezen dat bij één brugbeweging, van maximaal op naar maximaal neer, de rotatie van de nokkenas optimaal wordt benut (rotatie ); Tussen de assen en de spileindschakelaars een flexibele koppeling plaatsen, Vector type Hadiflex XW1. T.b.v. de afstelling van de lagerhuizen en spileindschakelaars t.o.v. het grote tandwiel, vullingen aanbrengen. Over de tandwielen een eenvoudig te demonteren afschermkap plaatsen, zie bijlage T32. Uitvoering spileindschakelaar: - fabricaat Stromag; - serie 110, type 16NE1290FV/C; - beschermingsklasse IP66-B3; - 12 nokken te weten: 2 nokken van 60 en 10 nokken 40 (zie bijlage T24); - de contacten dienen als goudcontacten uitgevoerd te zijn; - voorzien van PG 16 en een PG 21 wartel. 76/243

77 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Encoder Geldt voor panamawiel- en heugelaandrijvingen. Encoder plaatsen op een frame. Aandrijven vanaf 2 e aseind van de elektromotor door middel van flexibele koppeling, bijv. Vector type Hadeflex XW1. Encoderas lageren met 2 lagers in lagerhuizen bijv. SKF Y-blok gietijzeren lagerhuizen met afgedichte lagers. Encoder deugdelijk zekeren tegen verdraaiing, zie bijlage T31. Uitvoering encoder: - fabricaat Baumer; - type G1S2B SSI; - dubbele SSI signalen; - beschermingsklasse IP 54; - geschikt voor SIL3 toepassingen; - voorzien van holle as ø 20 mm Veiligheidsschakelaar eindstandsignalering Uitvoering eindstandschakelaars (voor de eindstandsignalering): - Fabricaat Pilz; - SIL3; - voorzien van LED-signalering; - afschermen van het geheel; - plaatsing in machineruimte; - schakelopstelling instelbaar uitvoeren; - nauwkeurige en betrouwbare standsignalering moet mogelijk zijn Koppelingen Doorslagveilige koppelingen toepassen. Voor koppeling tussen lange assen tandboogkoppelingen toepassen, merk Jaure. Voor overige koppelingen een pennenkoppeling toepassen, merk Pencoflex. Geschiktheid toegepaste koppelingen aantonen (levensduur 50 jaar). 77/243

78 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Smeermiddelen Gelet op het grote door de provincie te onderhouden areaal is eenduidigheid in te toegepaste smeermiddelen een vereiste. Tandwielkasten: Open overbrengingen: Lagers: BP GR-XP 150 (indien toegestaan door fabrikant) Interflon OG BP Energol LS-EP2 Van bovenstaande smeermiddelen mag alleen worden afgeweken indien deze producten aantoonbaar ongeschikt zijn volgens de leverancier/fabrikant van het te smeren onderdeel Oliemonsters Oliemonsters dienen minimaal op de volgende parameters geanalyseerd te worden: a. Fysisch-chemische analyse Viscositeit bij 40 C Oxidatie Verzuring Water / vocht NAS klasse Zwavel b. Spectrometrische analyse Aluminium (Al) Boor (B) Chroom (Cr) Koper (Cu) Tin (Sn) IJzer (Fe) Molybdeen (Mo) Lood (Pb) Silicium (Si) Natrium (Na) Nikkel (Ni) Rubber De waarden van de geanalyseerde parameters per tandwielkast dienen d.m.v. een status tot uiting te komen: De status van de geanalyseerde parameters zijn onderverdeeld in 3 waarden: -Normaal waarden -Attentie waarden -Kritieke waarden 78/243

79 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Indien uit analyse blijkt dat één of meer parameters de status kritiek hebben, dan dienen de (schadelijke) gevolgen hiervan voor het functioneren en de restlevensduur van de tandwielkast te worden beschouwd. 8.9 Hydraulische aandrijving brug In dit hoofdstuk worden voornamelijk de functionele eisen beschreven, waar het aandrijfsysteem aan dient te voldoen. De opbouw en uitvoering van het hydraulische systeem dient plaats te vinden conform algemene voor dit werk gebruikelijke eisen en voorschriften (functioneren, veiligheid, etc.). De hydraulische aandrijvingen moeten voldoen aan de eisen uit ROK (NBD0600) en waar nodig aangevuld met DIN In afwijking/aanvulling daarop is het gestelde in deze paragrafen van toepassing. Voor aanvullende voorzieningen qua besturing t.o.v. een elektromechanisch aangedreven brug wordt verwezen naar par Hydraulische aandrijving Algemeen De hydraulische brugaandrijving vereist uit een oogpunt van redundantie tenminste 2 hydraulische cilinders en een redundant hydraulisch aggregaat. De zuigerstangen van hydraulische cilinders zijn kwetsbaar in uitgeschoven toestand, daarom moet de aandrijving waar mogelijk zodanig worden ontworpen dat de zuigerstangen bij gesloten brug ingeschoven zijn. De brug moet vanuit elke stand op 1 cilinder kunnen worden bewogen (met gereduceerde snelheid), gestopt en gestart. Het brugval moet voldoende stijf zijn om de optredende belastingen door deze eenzijdige aandrijving te kunnen opnemen zonder blijvende vervormingen. De normale bewegingstijd voor het bewegen van de brug (van eindstand tot eindstand) dient voor het openen en sluiten samen maximaal 120 sec te bedragen, tenzij anders bepaald. Waar van toepassing dienen soortgelijke elektrische componenten zoveel mogelijk van hetzelfde fabricaat te zijn. Voor de hoofdcomponenten van de hydraulische aandrijving komen uitsluitend A-merken in aanmerking. 79/243

80 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Hydraulisch aggregaat Het aggregaat moet bestaan uit een unit met twee hoofdpomp-sets die als elkaar reserve kunnen functioneren. Bij uitval van één pompset moet de brug op halve snelheid kunnen blijven functioneren. Aggregaat met toebehoren samenbouwen tot een compact, overzichtelijk en goed te onderhouden systeem op een montageframe. Het aggregaat opstellen in de kelderruimte met rondom voldoende onderhoudsruimte. Aggregaat 100mm vrij van de vloer opstellen. Het hydraulische systeem uitvoeren volgens het principe van een half-gesloten systeem (verstelbare tweevoudige pomp met extra boosterpomp, en een gecombineerde booster- en stuurdrukpomp). Daarnaast een noodpomp en een noodventiel met handbediening plaatsen. Oliereservoir(s), lekbak en frames in hetzelfde materiaal uitvoeren. Lekbak moet de volledige olievulling van het systeem kunnen bevatten. Aftap zodanig in de lekbak aanbrengen dat bij aftappen geen olie achter kan blijven. In aanvulling op de NBD moeten de volgende appendages worden aangebracht per reservoir: - temperatuurbewaking (hoog en te hoog) met elektrische en optische signalering; - olieniveaubewaking (laag en te laag) met elektrische en optische signalering; - beluchting met vochtfiltratie-unit met overdrukklep, elektrische vuil indicator met optische aflezing; - monster afnamepunt; - vulopening met filter. De noodpomp voorzien van een eigen reservoir. Dit mag onderdeel uitmaken van het hoofdreservoir (bijv. noodpomp plaatsen aan instroomzijde, met overstroomschot afgezet deel van het hoofdreservoir) Alle onderdelen dienen op eenvoudige wijze te kunnen worden vervangen met zo weinig mogelijk demontage van andere onderdelen; de diverse onderdelen dienen gemakkelijk bereikbaar te zijn voor bediening, afstelling en controle. In het systeem moet milieuvriendelijke (biologisch afbreekbare) verzadigde synthetische esterolie, worden toegepast (Panolin HLP Synth E of gelijkwaardig). Aandrijving geschiedt m.b.v. elektromotoren 380/660 V, IP54, isolatie klasse F, PTC thermistors en stilstandverwarming. Motoren dienen minimaal te voldoen aan de NEN-EN-IEC energie rendementklasse IE3. 80/243

81 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Bij het aanspreken van de slang-/leidingbreukbeveiliging de aandrijving direct te stoppen, de olie toe- en afvoer van- en naar het reservoir worden gesloten en dient een signaal afgegeven te worden aan de besturingsinstallatie. De installatie moet voorzieningen hebben om de brug bij noodbedrijf, noodstop, spanningsuitval of leidingbreuk met één of beide cilinders in een vaste stand te houden. Voor servicewerkzaamheden moeten de cilinders onafhankelijk van elkaar kunnen worden aangestuurd Tijdens het aandrukken van de brug op de opleggingen dient een apart instelbare drukbegrenzing actief te zijn welke de oplegkracht beperkt. Tevens dient deze drukmeting als besturing voor het afschakelen van de aandrijving. De cilindersnelheid middels regelbare pompdebieten realiseren. Regeling met remkleppen (open systeem) is niet toegestaan. Motoren frequentiegeregeld uitvoeren in verband met aanloopstroom. Voor de aansturing van de hydraulische installatie zijn hellinggeneratoren (kaarten) nodig. Deze dienen geschikt te zijn voor montage in de apparatenkasten (in overleg met elektra aannemer) Elke helling dient onafhankelijk van elkaar ingesteld te kunnen worden (4 st.) Voor de noodstop een aparte hellinggenerator toepassen. Een gestabiliseerde voeding voor de kaarten toepassen. Van elke kaart een reserve kaart leveren met de geteste as-built gegevens, de software en benodigde bekabeling van de kaarten naar een laptop. Het hydraulisch schema moet nabij de hydraulische unit duurzaam en duidelijk leesbaar uitgevoerd worden aangebracht. Uitvoering: Resopal. Pompfiltratiesysteem De olie filteren door een separaat werkende diepfiltratieunit. Filterduur en frequentie volgens opgave fabrikant. Bij vervuiling van het filter dient er een signaal afgegeven te worden en zichtbaar te zijn. De olie in het reservoir dient een reinheid te hebben van NASS 6. Waterdeeltjes dienen verwijderd tot zijn tot minder dan 1000 p.p.m. Uitvoering van de unit in overleg met de leverancier van de olie bepalen. Noodaandrijving Bij een optredende storing in het hoofdbedrijf (bijv. bij het uitvallen van beide pompen voor normaal bedrijf) moet overgegaan kunnen worden op een noodcircuit. Hiertoe aparte kleine motor/pomp units installeren, die voorzien is van de nodige afsluiters en leidingwerk. Afsluiters voorzien van standsignalering. De bewegingssnelheid van de cilinders bij aandrijving met de noodaandrijving is circa 10% van de nominale snelheid. 81/243

82 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Naast het hoofdaandrijfsysteem een noodsysteem aanbrengen. Hiermee moet het mogelijk zijn in geval van storingen buiten de elektronica en besturing om de brug op een lage snelheid te kunnen draaien. De noodaandrijving dient ook stabiel te zijn tijdens bedrijf. Handaandrijving Tevens de aandrijving voorzien van een handaandrijving waarmee de brug in bijzondere situaties bewogen moet kunnen worden. De benodigde te bedienen kleppen/afsluiters dienen vanaf de plaats waar gepompt wordt, bediend te kunnen worden. Bij stroomuitval moet de brug gecontroleerd handmatig naar beneden kunnen worden gelaten Leidingwerk De componenten dienen goed toegankelijk te zijn. De leidingen rondom voldoende vrij plaatsen t.b.v. de toegankelijkheid van de koppelingen. Minimaal 6 weken voor de installatie van het werk levert de aannemer een tekening met daarop de leidingloop ter goedkeuring aan de directie. Direct aan de cilindereenheid de hogedrukslangen met roestvrijstalen aansluitstukken aanbrengen. De leidingen vanaf het aggregaat naar de cilinders zoveel mogelijk symmetrisch uitvoeren. Op alle overgangen van flexibele leidingen naar vaste leidingen afsluiters monteren. Alle leidingen op regelmatige afstanden voorzien van een duurzame kleurcodering zoals op het hydraulisch schema is gebruikt. Gebruik van plakband voor dit doel is niet toegestaan. Van roestvaststalen onderdelen die mogelijkerwijze in aanraking kunnen komen met een andere metaalsoort, dient het RVS op een deugdelijke wijze geïsoleerd te worden van het andere metaal. Alleen gebruikmaking van de verflaag is niet voldoende. De leidingen zodanig berekenen dat bij maximaal optredende werkdruk tenminste een 4- voudige zekerheid aanwezig is. 82/243

83 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Cilinders en signaleringen Cilinder uitvoering Cilinders uitvoeren als dubbelwerkende cilinder met een reserveslag aan beide zijden. De grootte van de reserveslag berekenen aan de hand van de mogelijke vervormingen van de brugconstructies. De reserveslag aan beide zijden dient tenminste 100 mm te zijn. Bij de nadere detaillering van de cilinders rekening houden met de eis om de cilinders te kunnen (de)monteren bij een gesloten stand van de brug. De cilinders moeten zonder ingrijpende maatregelen kunnen worden uitgewisseld. De stangkoppen op de zuigerstangen schroeven. Voldoende voorspanning aanbrengen. De schroefverbinding toetsen op vermoeiing. Bij een voorspanniveau onder de UGT-trekkracht op de verbinding moet deze voor vermoeiing worden berekend en beschouwd als zijnde niet voorgespannen. Stangkoppen en onderdraaipunten cilinder uitvoeren met HAWE-lagerbussen in combinatie met corrosievast uitgevoerde pennen: deze pennen rondom voorzien van TSA volgens de NBD met een zodanige laagdikte dat na gladdraaien tot een oppervlakteruwheid van 1 µm (Ra) een laagdikte overblijft van 0,35 mm, of een koolstofstalen as met een Lunac 2+-deklaag of gelijkwaardig, volgens de NBD De speling met het gat dient minimaal 0,3 mm te bedragen. Voorafgaand aan de montage moet de pen worden ingevet met een waterafstotend vet. Deksels dienen rondom te worden voorzien van TSA. Er is geen afdichting nodig; Lageringen moeten geschikt zijn tegen microbewegingen; Alle blanke delen en alle bevestigingsmiddelen uitvoeren in corrosievast staal AISI 316L; De cilinders voorzien van een ijsafstrijker, geleiding en afdichtingen. Cilinders uitvoeren met lekcontrole d.m.v. een dubbele manchet en lekindicatiepotje. Stanggeleiding uitvoeren met lagerstrippen van HAWE of UHMWPE. De afdichtingen moeten aantoonbaar stickslipvrij zijn en blijven gedurende een inloopfase van tenminste 5 jaar. De cilinders voorzien van aansluitblokken Nabij de draaipunten van de cilinders voorzieningen opnemen ter voorkoming van het verdraaien van de cilinder en van de stangkop om de lengte-as (bijv. kunststofringen/ schijven/nokken) 83/243

84 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Zuigerstangbekleding Tenzij anders aangegeven de cilinderstangen bekleden met een deklaag die een ontwerplevensduur heeft van tenminste 25 jaar, voor cilinders met een boring > 300 mm moet de ontwerplevensduur van de deklaag tenminste 50 jaar zijn. Op de gekozen deklaag zijn de Eisen Technische Deklagen NBD van toepassing; de geëiste gebruiksduur dient volgens deze eisen te worden aangetoond Signalering en wegmeting Ten behoeve van schakelmomenten voor de standsignalering op alle cilinders aparte externe schakellinialen met eindschakelaars aanbrengen: - signaleringen per cilinder enkel uitvoeren en dienen fail-safe te zijn. Schakelaars per schakellineaal: - 2 schakelaar op stand; (SIL3, NO + NC) - 1 schakelaar vóór vóór op retardeerbewaking (NC); - 1 schakelaar vóór op (NC); - 1 schakelaar vóór neer (NC); - 1 schakelaar vóór vóór neer retardeerbewaking (NC); - 2 schakelaar neer stand (SIL3, NO + NC); - alle schakelaars plaatsen in sleufgaten zodat nadere afstelling mogelijk is; - een schakelvaan aanbrengen, voorzien van sleufgaten, zodat nadere afstelling mogelijk is; - de vóór standschakelaars dienen door de schakelvaan afgedekt te blijven als de eindstand schakelaars bediend worden; - schakellineaal met schakelaars en bedrading geheel afschermen voor vandalisme en weersinvloeden; - per brug 1 schakelaar op stand en 1 schakelaar neer stand uitvoeren als veiligheidschakelaar (SIL3) (normale eindstanden) - per brug 1 schakelaar op stand na doorlopen buffering, uitvoeren als veiligheidschakelaar. Elke cilinder voorzien van een positie-opnemer (wegmeetsysteem). Een wegmeetsysteem in de eventuele keramische zuigerstangbekleding is niet toegestaan. Het wegmeetsysteem dient te beschikken over een 4-20 ma en een SSI (RS422) uitgang. Het uitgangssignaal dient als input voor de retardeerbewaking. De aansluitkabel van de positie-opnemer uitvoeren met stekerverbinding. 84/243

85 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Beproeving en montage Voor de beproeving in de fabriek dient de aannemer een FAT protocol op te stellen waarin alle controles zijn opgenomen. Hierin staan alle te verrichten metingen genoemd met de te verwachten waarde. Ook is aangegeven hoe de waarden worden gemeten. Voorts dient een afvinklijst te worden opgenomen van alle onderdelen die aanwezig dienen te zijn. Voordat de hydraulische installatie voor beproeving in de fabriek (FAT) wordt aangeboden dient dit door de aannemer te zijn voorbeproefd. Het volledig ingevulde FAT protocol dient minimaal 48 uur voor de FAT in bezit te zijn van de directie UAV. De cilinders dienen aangesloten te zijn op de aggregaten tijden het beproeven. Er dient op 1 cilinder al een schakellineaal gemonteerd te zijn (met wegmeetsysteem) In aanvulling op de NBD 0600 tijdens de eindbeproeving in de fabriek een controle uitvoeren van de volgende zaken: - controle op de afwerking en onderhoudbaarheid; - controle op de aanwezigheid van alle in het bestek en bijlagen genoemde onderdelen. De resultaten van de beproeving worden in een FAT protocol vastgelegd en geleverd. Na beproeving in de fabriek alle beschadigingen bijwerken. Voor de beproeving op de bouwplaats dient de aannemer een SAT protocol op te stellen waarin alle controles zijn opgenomen. Hierin staan alle te verrichten metingen genoemd met de te verwachten waarde. Ook is aangegeven hoe de waarden worden gemeten. Voorts dient een afvinklijst te worden opgenomen van alle onderdelen die aanwezig dienen te zijn (aanvullend op het FAT protocol) Voordat de hydraulische installatie voor beproeving op de bouwplaats (SAT) wordt aangeboden dient dit door de aannemer te zijn voorbeproefd. Het volledig ingevulde SAT protocol dient minimaal 24 uur voor de SAT in bezit te zijn van de directie UAV. Het hele hydraulische systeem dient in werking te zijn, inclusief de complete schakellinialen, wegmeetsystemen, afschermingen et cetera. Het SAT protocol maakt onderdeel uit van het SAT protocol van de hele bovenbouw van de brug. In aanvulling op de NBD tijdens de eindbeproeving op de bouwplaats een controle uitvoeren van de volgende zaken: - functionele controle van de aangebrachte bekabeling en leidingwerk; - functionele controle van de werking van de componenten, aanvullend op de FAT; - functionele controle van de voorgeschreven instellingen, aanvullend op de FAT; - functionele controle op de werking van het systeem: 85/243

86 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) - de brugbewegingscyclus bij hoofd- en noodbedrijf en normale tussenstop en noodstop voor zowel openen als sluiten met daarin minimaal de volgende grootheden uitgezet tegen de tijd: - cilindersnelheid en verplaatsing van beide cilinders tegelijkertijd, met een controle op stickslipverschijnselen; - cilinderdrukken (boven en onder de zuiger) van beide cilinders tegelijkertijd; - voorts dienen alle ingestelde drukken te worden gemeten van beide cilinders tegelijkertijd en gerapporteerd: - de reserveslag van elke cilinder in de eindstanden; - handbedrijf controleren voor beide bewegingsrichtingen met meting van de bewegingstijd en drukken; - controle op de afwerking en onderhoudbaarheid, aanvullend op de FAT; - controle op de aanwezigheid van alle in het bestek en bijlagen genoemde onderdelen, aanvullend op de FAT. De resultaten van de beproeving vastleggen in het SAT protocol en leveren. Het tijd-/snelheidsdiagram in overleg met de directie vaststellen. Het SAT protocol dient in overleg met de elektro aannemer te worden opgesteld en uitgevoerd Systeemgedrag Het schakelen van de kleppen en schuiven bij normaal bedrijf moet geschieden zonder grote drukstoten welke nadelig kunnen zijn voor de aandrijfconstructie. Bij stilstand van de cilinders mag nagenoeg geen zuigerverplaatsing optreden. Hiertoe worden terugslagkleppen aangebracht in de toe- en afvoerleiding nabij de cilinders. Het stoppen en starten van de brug dient in elke stand mogelijk te zijn via een geregelde aansturing. Het snelheidsverloop van de brug dient een stabiel, beheersbaar en reproduceerbaar verloop te hebben. Schokkende bewegingen, stickslip tijdens versnellen, eenparig bewegen en vertragen zijn niet acceptabel. De kruipsnelheid dient stabiel te zijn met beperkte fluctuaties. Het gedrag mag slechts in geringe mate afhankelijk zijn van externe belastingen en temperatuursinvloeden. De snelheid dient te verlopen via een S-curve. Bij een geregelde stop dient de brug rustig tot stilstand te komen. 86/243

87 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Bij een harde noodstop zijn kortstondige hogere drukvariaties acceptabel. De druk dient begrensd te worden door een overstortklep, welke hiertoe een voldoende grote capaciteit moet bezitten, waarbij de druk in de cilinder nog beperkt oploopt (max. 20%). De stoptijd is 3 seconden voor bruggen met een val oppervlak tot 125 m2 en 6 seconden voor grotere bruggen. De brugbeweging bij hoofdbedrijf tijdens openen dient te verlopen zoals aangegeven in het onderstaande schematische snelheid-tijd diagram: Traject 1: Gecontroleerd versnellen tot nominale snelheid met instelbare tijd (nominaal 8 sec.) Traject 2: Nominale snelheid (90% van maximum) Traject 3: Gecontroleerd vertragen van nominale snelheid naar stilstand bij volledige brugopening met instelbare tijd (nominaal 8 sec). De brug beweging bij hoofdbedrijf tijdens sluiten dient te verlopen zoals aangegeven in het onderstaande schematische snelheid-tijddiagram: 87/243

88 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Traject 1: Gecontroleerd versnellen tot nominale snelheid met instelbare tijd (nominaal 8 sec.) Traject 2: Nominale snelheid (90% van maximum) Traject 3: Gecontroleerd vertragen van nominale snelheid naar kruipsnelheid gedurende instelbare tijd (nominaal 8 sec). Traject 4: Kruipen naar volledig gesloten stand van de brug (ca. 5 sec). De kruipsnelheid (bij neerleggen brugdek) bedraagt ca. 4% van de nominale snelheid. Het aandrukken van de brug op de opleggingen dient te geschieden bij een apart instelbare druk die de oplegdruk bij de voorhar beperkt tot maximaal 40 kn (door afschakelen bij het bereiken van een bepaalde druk in het systeem). Het hydraulische systeem dient in gesloten stand van de brug drukloos te zijn en vrij te zijn van beïnvloeding vanuit vervorming van de brugconstructie door variabele belastingen Bij stroomuitval of noodstop dient de brug gestopt te worden. Bij stroomuitval dient dit zonder tussenkomst van een elektrische schakeling te gebeuren. Het noodbedrijf wordt verzorgd door een aparte motor/pomp unit met beperkt vermogen. De opening- resp. sluitingstijd van de brug dient hierbij ca. 10 minuten te bedragen. Bij gebruik van de noodmotor dienen optredende drukpieken uitgedempt te worden maximaal +0,1/-0,1 x p gem binnen 5 drukgolven. Ook bij noodbedrijf dient de brug beheersbaar te kunnen worden bewogen Engineering De aannemer dient een complete berekening van de hydraulische installatie te leveren volgens NEN In aanvulling op de NBD dient daarnaast te worden berekend: - oliesnelheden in de leidingen berekenen en toetsen op de maximaal toelaatbare oliesnelheden; - oliedrukken in het systeem; Einddocumentatie De einddocumentatie dient in aanvulling op par. 27 Einddocumentatie/Technisch Dossier (TD) van dit Programma van Eisen tevens te voldoen aan 9 van de NBD /243

89 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) 8.10 Afsluitboominstallatie (ABI) Voor het afsluiten van het beweegbare deel van een brug, voorafgaand aan de bediening, moeten afsluitbomen worden toegepast. Uitgangspunt is dat er per (mogelijke) rijrichting een aan- en afrijboom aanwezig is. Tweezijdig bereden fietspaden moeten worden voorzien van eigen afsluitboominstallaties. Is dit fietspad smaller dan 3,00 meter, dan kan worden volstaan met 1 afsluitboom aan elke zijde van de brug, die gelijktijdig moeten dalen. Voordat de afsluitbomen gesloten kunnen worden moeten de landverkeerseinen en de in de afsluitboomkasten aanwezige akoestische signaalgevers een instelbare tijd ingeschakeld zijn. Bij bediening van de afsluitboominstallatie moeten eerst de afsluitbomen in de aanrijrichting sluiten. De overige afsluitbomen sluiten daarna. Als alle afsluitbomen geheel gesloten zijn, kan het brugdek worden bediend. Nadat het brugdek weer is gesloten dienen alle afsluitbomen gelijktijdig geopend te kunnen worden waarna de akoestische signaalgevers en landverkeerseinen uitgeschakeld moeten worden. Middels actieve veiligheidscomponenten met eigen veiligheid-intelligentie en SIL3/PLe kwalificatie dient de status van het geopend dan wel gesloten zijn van de afsluitboom softwarematig gecontroleerd en bewaakt te worden. Een certificaat dat de gebruikte actieve veiligheidscomponenten geschikt zijn voor SIL3/PLe dient aangeleverd te worden. De afsluitbomen moeten zijn voorzien van rode LED-seinen welke in werking treden bij het (al dan niet onbedoeld) vanuit de verticale positie in beweging komen van de afsluitbomen. De LED-seinen op de top moet continu branden, de overige LED-seinen moeten alternerend branden. De Afsluitboomkast dient te zijn voorzien van een noodstopvoorziening. De afsluitboominstallatie dient te voldoen aan de NEN6786. De afsluitboomkasten moeten zodanig worden opgesteld dat de toegangsdeuren en (nood)handbediening goed toegankelijk zij en er voldoende (beschermde) vrije werkruimte buiten het verkeer beschikbaar is om veilig onderhoudswerkzaamheden en handbediening te kunnen uitvoeren. Dit moet in de RIE worden aangetoond. Deze eisen zijn ook van toepassing bij opstelling van de afsluitboomkasten op bordessen buiten de brug (boven water). Wanneer afsluitbomen worden toegepast binnen het valbereik van een bovenleiding (tram/trein) moeten deze worden voorzien van een montagevoorziening (metalen strip met bevestigingsgat M16) voor een door de spoorbeheerder aan te brengen doorslagveiligheid aan de buitenzijde van de kast. De plaats van de montagevoorziening op de kast afstemmen met de spoorbeheerder. Daarnaast dient de afsluitboom via een koperen litze van min 35 mm² te zijn verbonden met de kast. 89/243

90 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Specificatie aandrijfkolom In de, van staalplaat vervaardigde, aandrijfkolom met losse vrij hangende niet scharnierbare kap dient te zijn ondergebracht: - Motor met een in lijn aangebouwde volledig gesloten en oliegevulde vertragingskast, kap over de rem uitvoeren in een van staal vervaardigde deelbare constructie; - De elektromotor dient voorzien te zijn van een tweede as einde en een elektromagnetische schijfrem welke in niet bekrachtigde toestand van de motor geremd staat; - Tweede as eind elektromotor dient voorzien te zijn van een zeskantbus SW 19 voor handkruk bediening; - De motorreductor dient horizontaal op de fundatieplaat van de aandrijfkolom te zijn gemonteerd; - Krukdrijfstang mechanisme en een in de aandrijfkolom gefixeerde hoofdas. - De hoofdasconstructie voorzien van onderhoudsvrije glijlagers; - Aandrijfmechanisme met grendelnokken in eindstanden; - Aansluitkast in waterdichte uitvoering voorzien van: - Werkschakelaar, 5-polig (hangslot vergrendelbaar); - Boomlamp stuurunit in solid-state uitvoering met boomlamp bewakingsfunctie; - Genummerde aansluitklemmen; - Benodigde invoerwartels. - Ketting aangedreven RVS nokkentrommel met RVS nokkenas voorzien van 4 stuks onafhankelijk in te stellen RVS nokken met micro eindschakelaars (B10 waarde , percentage gevaarlijke uitval 20%) Opmerking: Twee nokken moeten zijn voorzien van een contra (schakel)profiel voor brugvrijgave en boomverlichting e.e.a. conform NEN Ketting aandrijving nokkentrommel vanaf uitgaande as motorreductor; - Twee actieve elektronische veiligheid schakelaars fabricaat PILZ (SIL CL 3, PFHd 4,10 E-09) gemonteerd op de hoofdasconstructie één aan iedere zijkant van de kolom; - Wandcontactdoos 230 Volt met randaarde spatwaterdicht; - Krachtaansluiting CEEFORM 16A. 3 + aarde (3x400 Volt en aarde); - Elektronische akoestische signaalgever; - Handkruk beveiligingsschakelaar en handslinger waarbij het insteekpunt van de handslinger bereikbaar is vanaf de linker buitenzijde van de aandrijfkolom. De opening hiertoe dient door een klepje met binnenzeskant bout afgesloten te kunnen worden. - Een draairichtingindicator gemonteerd rond het krukklepje dient de handbediening draairichting weer te geven; - Boomverlichting aansluitplug, type bus 3p+a 16A/400VAC; - De aandrijfkolom moet naar keus aan de boom- of achterzijde of aan zowel de boomals de achterzijde voorzien zijn van een toegangsdeur met zwenkhandgreep met espagnoletsluiting van het fabricaat Emka en een fabricaat Anker eurocilinderslot. Een deur of luik aan de zijkant is niet toegestaan. De toegangsdeuren moeten zijn voorzien van een windvaste vastzetmogelijkheid in geopende stand. 90/243

91 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Aan deze specificaties voldoen de afsluitboominstallaties type BAS-I VOBB en BAS-II VOBB van NMA Verkeer & Veiligheid b.v Specificatie aansluitkast, bekabeling en eindschakelaars - Aansluitkast in aandrijfkolom fabricaat Moeller, type CI43X-150. De installatie moet worden bekabeld met soepel QWPK en VD draad. De aansluitkabels aan de uiteinden nummeren en voorzien van der eindhulsjes. - De genummerde aansluitklemmen dienen fabricaat Wieland te zijn, type WK4/U - Werkschakelaar fabricaat Moeller, type TO /V/SVB. - Boomlamp stuurunit in solid-state uitvoering met boomlamp bewakingsfunctie ten behoeve van de aansturing en bewaking van de boomverlichting fabricaat NMA Verkeer & Veiligheid, type BSU. - Eindschakelaars nokkentrommel fabricaat Siemens, type 3SE5423-0CD20-1EA2. - Handkruk beveiligingsschakelaar fabricaat Siemens, type 3SE5423-0CC20-1EA2. - Veiligheidsschakelaars melding boom uit opstand en boom gesloten fabricaat PILZ, type PSENcs1.1p. Veiligheidsschakelaars te monteren op hoofdasconstructie volgens voorschrift fabrikant. - Een kruk voor handbediening dient bijgeleverd te worden om in geval van stroomuitval de boom te kunnen openen of sluiten. De kruk voorzien van een meedraaiende kunststofhandgreep en zeskant stuk voor het openen van het krukklepje. - Wanneer de kruk voor handbediening wordt gebruikt zal tevens de veiligheidsschakelaar worden bediend. Hiermee dient de elektrische aansturing van de boombeweging onderbroken te worden Specificatie boomlamp stuur- en bewakingsmodule (BSU) De boomlamp stuur- en bewakingsmodule (BSU) wordt in de afsluitboomkast geplaatst en wordt gebruikt voor het voeden, aansturen en bewaken van de LED seinen op de bomen (boomlampen). De BSU wordt (nog) niet aangestuurd of bewaakt conform SIL 3. Nadere specificaties: - Solid-state technologie; - Zelflerende stroombewaking; - Voorzien van voedingsmodule 24 V DC, 200 ma; - Kortsluitvast; - Onderhoudsvrij; - Steekbare klemmenaansluiting; - Temperatuurbereik -25 tot + 50 C; - Standaard TS32 DIN-rail behuizing, inbouwbreedte 18 mm; - Belasting: 2x toplampen, 2x 8 boomlampen; 91/243

92 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) - Knipperfrequentie 0,5 1 1,5 2 Hz. De BSU dient te zijn voorzien van onderstaande bedienings- en signaleringselementen: - LED-signalering (groen): voeding aanwezig; - LED-signalering (rood): 3x (voor top- en boomlampen); - LED-signalering (geel): stroombewaking is in orde (potentiaalvrij contact is gesloten; - Dipswitch, 4 polig, voor keuze: -Externe aansturing (enable); -Knipperfrequentie (4 frequenties) -Reserve; - Drukknop start zelflerende stroombewaking Specificatie elektronische akoestische signaalgevers (EBEL) Gelijktijdig met het in werking treden van de landverkeerseinen, moet het elektronische akoestische alarmsignaal in werking gesteld worden. Het geluidsniveau moet instelbaar zijn, voor de dag- en nachtstand situatie. Nadere specificaties: - EBEL aanbrengen in elke afsluitboomkast; - De EBEL wordt aangesloten op de standaard brug PLC en besturingsinstallatie; - EBEL bestaat uit een elektronische stuurprint en een luidspreker; - Stuurprint in ondergebracht in een standaard 35 mm DIN-rail behuizing; - Aansluitspanning 24 V AC/DC - Normaal geluidsniveau instelbaar d.m.v. potentiometer (fabrieksinstelling 83 db(a) op - de luidspreker; - Instelling geluidsniveau t.o.v. nominale geluidssterkte d.m.v. dipswitches (in 3 trappen - van elk 3 db(a) onder of boven nominale geluidssterkte; - Inschakeling op vol volume of met aanzwelling; - Nachtstand waarbij geluidssterkte 6 db(a) wordt verzwakt; - Aansluitingen d.m.v. schroefverbindingen; - Luidspreker, impedantie 8 ohm, max. vermogen 10 Watt RMS bij 6 Watt continue. Aan deze specificaties voldoet de EBEL (incl. luidspreker) van NMA Verkeer & Veiligheid b.v Specificatie LED boomverlichting De aluminium verjongde afsluitboom moet aan beide zijden voorzien van minimaal 3 stuks éénzijdig stralende boomlamp armaturen (totaal minimaal 6 stuks per boom). Elk armatuur bestaat moet bestaan uit een in een aangehechte aluminium beschermhuls aangebracht LED seinelement met roodkleurig policarbonaat lens e.e.a. conform de NEN /243

93 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) De top boomlamp armaturen dienen continu te branden en de volgende armaturen dienen alternerend op te lichten. De armaturen moeten worden aangesloten op een soepele en op trek ontlaste QWPK voedingskabel. De voedingskabel dient voorzien te zijn van een 4-polige waterdichte aansluitplug. - LED kleur boomverlichting: 660nm. - Slagvast polycarbonaat lens kleur rood, rond met een diameter minimaal 85 mm. - LED-seinelement 24V/2.0 Watt, fabricaat NMA Verkeer & Veiligheid. - Aansluitplug fabricaat Amphenol, type pen 3p+a 16A/400VAC Specificatie noodstopvoorziening - Op de aansluitdoos dient een vuistslagnoodstopknop te worden aangebracht; - De noodstopknop moet worden aangesloten op het noodstopcircuit van de brugbesturing; - De noodstop is onderdeel van een veiligheidsfunctie en moet voldoen aan SIL Specificatie aluminium verjongde afsluitboom - Materiaal : aluminium verjongde ronde buis, naadloos getrokken. - Wanddikte : 3 mm. - Diameter : uitwendig (177/) 165 / 125 en 76 mm. - Lengte : aan de hand van de plaatsingspositie te bepalen. - Afwerking : rood/wit geblokt gelakt (RAL 3020 en RAL 9016) - Aan beide zijden van de afsluitboom dienen in overeenstemming met de kleur van de rode geblokte vlakken, reflectiestroken aangebracht (Scotchlite High Intensity Grade, klasse II.) e.e.a. conform de NEN De aluminium boom moet worden geleverd inclusief een stalen bevestigingsflens BAS-I of BAS-II, geschikt voor het type afsluitboominstallatie waarop de boom gebruikt gaat worden Specificatie conserveringen Conservering aandrijfkolom - Voorbehandeling: Stralen SA 2,5 en zinkbehandeling (~ 40 µm.) - 1e laag: Epoxysealer (~ 50 µm.) - 2e laag: Epoxy dekverf (~125 µm.) - 3e laag: Polysiloxaan op acrylbasis (~ 60 µm.) Kleur buitenzijde in RAL 5008 (grijsblauw), tenzij in het contract anders gespecificeerd Kleur binnenzijde RAL 7035 (lichtgrijs) Conservering aluminium verjongde afsluitboom 93/243

94 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) - Voorbehandeling: Borstelen/ontvetten en opruwen door schuren. - 1e laag: Primer Sigma (~ 50 µm.) - Eindlagen: Sigma Truckcoat (PPG Delfliet 350), laagdikte ~ 35 µm in de kleuren RAL 9016 (verkeerswit) en RAL 3020 (verkeersrood). - Het boomeinde dient te eindigen met een rood vlak. - Vlakverdeling 400 om 400 mm conform de NEN Na conserveren afwerken met rode reflectie stroken Scotchlite High Intensity Grade, klasse II, 40 mm. Conservering hoofdasconstructie en bevestigingsflens - Voorbehandeling: Stralen SA 2,5 / zinkbehandeling - 1e laag: Epoxy primer (~ 50 µm.) - 2e laag: Natlak (~50 µm.) Kleur in RAL 5008 (grijsblauw) Opstellen en afstellen afsluitboominstallaties Na het plaatsen en op de bekabeling aansluiten van de afsluitboominstallaties moet de leverancier van de afsluitboominstallatie de afsluitboominstallatie afstellen en ondersabelen, zodat een bedrijfszekere werking en garantie gewaarborgd is. De afsluitboominstallatie moet worden bevestigd m.b.v. in de draagconstructie aangebrachte chemische ankers (betonfundatie) of bouten (stalen bordessen) afmetingen M20, kwaliteit 8.8, thermisch verzinkt, ISO passend. De afstand tussen bovenkant betonfundaties/stalen bordes en de onderzijde van de aandrijfkolom dient 40 mm te bedragen. Chemische ankers aanbrengen conform voorschriften fabrikant. Na het afstellen moet zo spoedig mogelijk de ondersabeling van krimpvrije kunstharsmortel worden aangebracht. Geschiktheid ondersabelingsmateriaal voor toepassing tussen beton/staal of staal/staal d.m.v. productbladen aantonen. Eisen ondersabelingsmateriaal: - Chloridevrij; - Korrelafmeting 0 4 mm; - Moet voorkomen dat regenwater onder de kast kan komen; - Mag niet tegen de kast worden opgebouwd; - Verwerken volgens voorschriften fabrikant. 94/243

95 Algg A Werktuigbouwkundige installaties (brug) Reserve afsluitbomen Het aantal verschillende afsluitboomlengten per object moet zoveel mogelijk worden beperkt, wat echter niet ten koste mag gaan van een zo volledig mogelijke afsluiting. Voor elke toegepaste boomlengte moet één volledig uitgeruste en bedrijfsklare reserve afsluitboom worden geleverd. De reservebomen moeten direct toegankelijk horizontaal op steunen worden opgeslagen in het object (kelder). Bij afwezigheid van een geschikte kelderruimte is opslag buiten toegestaan. Deze opslag moet vandalismeveilig zijn met afsluitbare steunen. Boomverlichtingsarmaturen voorzien van RVS kappen die met stalen banden zijn vastgezet; bevestigingsflens en bekabeling beschermen met waterdicht op de flens aangebrachte RVS plaat Installatie en onderhoudsvoorschrift Bij elke afsluitboominstallatie moet een handleiding Installatie & onderhoudsvoorschrift met CE verklaring worden verstrekt door de leverancier. 95/243

96 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis 9 WERKTUIGBOUWKUNDIGE INSTALLATIES (SLUIS) 9.1 Algemeen De afmetingen en uitvoering van deuren, schotten, draaipunten, schuiven, afdichtingen, aandrijvingen en bijkomende onderdelen ontwerpen berekenen volgens Ontwerp van schutsluizen. Hierbij dienen de aanbevelingen, richtlijnen en werkwijzen opgevolgd te worden. In het ontwerp dient rekening gehouden te worden met de benodigde voorzieningen voor het dagelijks beheer en onderhoud. Uitgangspunt dient te zijn dat het dagelijks beheer en onderhoud veilig en efficiënt uitgevoerd kan worden zonder hinder voor het verkeer. Tenzij anders vermeld de berekeningen van de constructies maken met een eindig elementen programma. De overige berekeningen maken in MathCad. Staalconstructies uitvoeren in constructiestaal. Kwaliteit J2 G3. Assen uitvoeren in smeedstaal, met een corrosieweerstand groter of gelijk aan AISI 316L. Naven eveneens uitvoeren in smeedstaal. Het gebruik van roestvaststaal in water dient (met uitzondering van bevestigingsmiddelen) te worden vermeden om galvanische corrosie aan koolstofstalen delen en spleetcorrosie aan RVS-delen te voorkomen. RVS boutstelen moeten van het omringende koolstofstaal worden geïsoleerd met isolatiebussen van HAWE. Schroefkoppen, boutkoppen en moeren moeten van het onderliggende koolstofstaal worden geïsoleerd met onderlegringen van HAWE. Schroefdraden moeten voorafgaand aan de montage met een waterafstotend montagevet worden ingevet om vochtindringing, galvanische corrosie en spleetcorrosie te voorkomen en demontage mogelijk te maken. Bouten en moeren voorzien van met vet gevulde afdekdoppen (bijv. Radolid) die vastklikken op de moer of boutkop. Kleur afstemmen op kleur van de conservering. Ze moeten tevens de sluitring (met afschuining) omsluiten. Inbusbouten verzonken aanbrengen en afdekken met kunststof kapje. Installaties of delen van installaties die voor het publiek vrij toegankelijk zijn, dienen bestendig te zijn tegen vandalisme. Uitlijning van alle aandrijfonderdelen en koppelingen door middel van laser-3d metingen aantonen. Meetrapport leveren aan de directie vóór opneming. 96/243

97 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis 9.2 Sluisdeuren Uitvoering sluisdeuren: - uitvoeren in staal; - voorzien van opofferingsanodes, als extra bescherming bij schade aan conserveringssysteem; - geen wateropslag op horizontale delen van de deuren; - het vlak van de deuren uitvoeren als plaat met horizontale troggen of als horizontale damwandprofielen, tekens omkaderd door gesloten kokervormige voor- en achterhar en boven- en onderbalken; - dichtende plaat aan lage waterzijde c.q. de lage waterzijde van de damwandprofielen voorzien van voldoende horizontale wrijfgordingen UHMWPE (Re-UHMPE 500 uv volgens NBD 09799) die aan de voorzijde gelijkvallen met de kolkwand, als de deur geopend is; - rondom aflassen; - niet geconserveerde binnenruimten luchtdicht afsluiten en op luchtdichtheid controleren door afpersen met 0,3 bar overdruk. - onder het looppad hijspunten aanbrengen. Bij hijsen aan deze punten dient de deur verticaal te hangen; - aan de onderzijde van de deur hijspunten aanbrengen om de deuren horizontaal te kunnen ophijsen. Hijspunten binnen de deur plaatsen; - ruimte tussen inkassing en achterzijde deur in geopende stand > 400 mm; - maatregelen nemen ter voorkoming van galvanische- en spleetcorrosie van de complete deuren en draaipuntconstructies; - sluisdeuren dienen minimaal 200 mm vrij te draaien boven de sluisvloer. Uitvoering leuningen en bordessen op deuren: - uitvoeren als demontabele roostervloer met aan beide zijden een leuning; - uitvoeren in thermisch verzinkt staal; leuningen voorzien van conservering; - roostervloer met antislip-roosters; - cirkelvormig aansluiten op sluiswand/inkassing; - bordessen en leuningen dienen onderling uitwisselbaar te zijn op alle sluisdeuren; - vloerhoogte bordes gelijk aan sluiswandhoogte; - leuningen en bordessen onafhankelijk van elkaar te de- en monteren op de deuren. Alle kabels en leidingen van en naar de deuren dienen nabij het draaipunt van de deur deelbaar te zijn uitgevoerd. 97/243

98 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis 9.3 Draaipunten sluisdeuren Draaipunten dienen zodanig te worden uitgevoerd dat aantoonbaar wordt voldaan aan een onderhoudsinterval van 25 jaar. Op toegepaste deklagen zijn de Eisen Technische Deklagen NBD van toepassing. Uitvoering draaipunten: - materiaal taatskom/taatspen/halsbeugel/halspen: smeedstaal; - slijtdelen van taats- en halsbeugelconstructie eenvoudig uitwisselbaar uitvoeren; taatspen, taatskom, halsbeugelbus en halspen demontabel (vervangbaar) uitvoeren; - verstelbaar bovendraaipunt (halsbeugel); - halsbeugellager en taatslager uitvoeren met speling van 5 mm rondom; - De taatsconstructie moet bestaan uit: a. een demontabele taatspen, door middel van bouten bevestigd op een in de sluisvloer bevestigde stalen draagconstructie, bouten moeten rondom voldoende vrij zijn zodat de taatspen door duikers met luchtgereedschap kan worden gedemonteerd; b. een demontabele stalen taatskom waarin de taatskomvoering, bestaande uit een ronde schijf en een bus van hardweefsel worden aangebracht; c. tussen taatskom en sluisdeur een vulling aanbrengen; d. taatsconstructie zodanig uitvoeren dat taatspenoppervlak en taatskomvoering bij het plaatsen van de deur niet kunnen beschadigen; - De halsbeugelconstructie moet bestaan uit: a. een demontabele halspen; b. een ronde stalen bus (halsbeugelbus) met kraag aan bovenzijde waarin de halsbeugelvoering wordt aangebracht; c. een deelbare halsbeugel; d. halsbeugelbus t.p.v. de kraag d.m.v. bouten bevestigen aan halsbeugeldelen; e. halsbeugelbus afdekken met demontabel bol deksel;. - De halspen en taatspen dienen te worden bekleed met een transkeramische coating, Lunac2+ of gelijkwaardig die: a. het onderliggende staal aantoonbaar tegen corrosie beschermt gedurende de geëiste gebruiksduur volgens de Eisen Technische Deklagen NBD 10300; b. voldoende slijtvast en dik is voor het halen van de geëiste gebruiksduur. Beschermduur en slijtvastheid moeten worden aangetoond volgens de Eisen Technische Deklagen NBD 10300; - Halsbeugelbus, halsbeugelbusdeksel en taatskom voorzien van TSA (Thermal Sprayed Aluminium) volgens de NBD in een laagdikte van 350 µm, teneinde een 98/243

99 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis oppervlaktebescherming met voldoende ruwheid te verkrijgen, zodat de statische wrijvingscoëfficiënt van het montagevlak tussen staal en voeringsmateriaal groter is dan de statische en dynamische wrijvingscoëfficiënt van het glijvlak (voering/pen). - Overige onderdelen van taats- en halsbeugelconstructie thermisch verzinken. - Halsbeugelbusvoering en taatskomvoering in Hardweefsel (HAWE) uitvoeren. De beschikbare slijtdikte en slijtfactor van het HAWE in combinatie met het halspen- en taatspenoppervlak dienen zodanig te zijn dat de geëiste gebruiksduur zonder smering wordt gehaald. Dit moet worden aangetoond met een slijtageberekening en waarbij gebruik wordt gemaakt van de gemeten slijtfactor van het toe te passen HAWE bij een pin/ringtribometing gedurende minimaal 24 uur in schoon overstromend water bij een vlaktedruk van 2 MPa, een glijsnelheid van 10 mm/s, een oppervlakteruwheid van de RVS-ring van 0,5 µm (Ra). De slijtfactor volgt uit de gemeten slijtage (mm) gedeeld door de afgelegde glijweg (mm) en de gemiddelde vlaktedruk (N/mm 2 ). De eenheid van de slijtfactor is mm 2 /N uitgedrukt als X * 10-9 mm 2 /N, zie ook de NBD blad 26. Tijdens de gebruiksperiode dient de slijtage van halsbeugelvoering en taatskom te kunnen worden gemonitoord vanuit de deurzakking; - Borging van de halsbeugelbusvoering en taatskomvoering dient te worden uitgevoerd door middel van een krimpverbinding en lijmen met een tweecomponentenmiddel, een en ander in overleg met de leverancier van het HAWE. De oppervlakteruwheid van de binnenzijde van halsbeugelbus en taatskom dient minimaal 10 µm (Ra) te bedragen; - Thermisch verzinkt bevestigingsmateriaal toepassen; schroefdraden en montagevlakken voor montage invetten met waterafstotend vet; - Geen smering toepassen, 25 jaar onderhoudsvrij; - Er dienen 2 volledige reservesets van de taats- en halsbeugelconstructies te worden geleverd bestaande uit: -Halsbeugels compleet met pennen; -Halspennen (voorzien van transkeramische coating); -Halsbeugelsbussen met gemonteerde HAWE voeringen; -Taatspennen (voorzien van transkeramische coating); -Taatskommen met gemonteerd HAWE voeringen; -Inclusief bevestigingsmaterialen; De reservedelen worden opgeslagen in de kelderruimte en moeten worden geleverd in kisten of kratten met de nodige voorzieningen die de geschiktheid en buikbaarheid van de onderdelen ook na een lange opslagtijd garanderen. 99/243

100 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis 9.4 Schuiven Uitvoering schuiven: - schuifaandrijvingen plaatsen binnen de leuning op de deur, aan de open zijde van de deur; - schuifopeningen divergerend uitvoeren met straalbreking; - stijf uitvoeren; - aan beide zijden glijstrippen van UHMWPE (Re-UHMPE 1000 uv volgens NBD 09799) aanbrengen met verzonken inbusbouten van RVS; de schroefkop moet zich tenminste 10 mm onder het glijvlak bevinden. Bij het aandraaien geldt na het handvast aandraaien een nadraaihoek van 270 graden. Schroefdraden moeten voorafgaand aan de montage worden ingevet met een waterafstotend vet; - de glijbanen worden gevormd door koolstofstalen strippen die moeten worden voorzien van een laag TSA (volgens NBD 10300). De TSA laag gladschuren tot een oppervlakteruwheid van 0,5 µm (Ra). Dikte na gladslijpen minimaal 0,75 mm; - schranken van de schuif voorkomen; - moet ook negatief verval kunnen opnemen; - voorzien van hijspunt; - schuiven en trekstangen thermisch verzinken en conserveren; - draaipunten onderhoudsarm uitvoeren; - ophangpunten (spelingsverbindingen zonder draaihoek) dienen onderhoudsvrij en (de)montagevriendelijk te worden uitgevoerd. Dit kan worden bereikt door de pennen rondom te voorzien van TSA volgens de NBD met een zodanige laagdikte dat na gladdraaien tot een oppervlakteruwheid van 1 µm (Ra) een laagdikte overblijft van 0,35 mm. Het is ook mogelijk om de pennen te voorzien van een transkeramische coating, Lunac 2+- of gelijkwaardig, uitvoeren volgens de NBD De speling met het gat dient minimaal 0,3 mm te bedragen. Voorafgaand aan de montage moet de pen worden ingevet met een waterafstotend vet. 100/243

101 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis 9.5 Aanslagen en afdichtingen Bij draaipunten met speling horen de volgende afdichtingen (Ontwerp van schutsluizen ): - achterhar: hardhouten aanslagen langs de achterhar; in de deuras voor de spatkrachten en loodrecht op de deuras voor de afdichting. - onderregel: hardhout - voorhar: hardhouten aanslagen Hardhout toepassen voor afdichtingen en aanslagen; vernieuwingsinterval 25 jaar. Hardhout moet worden geleverd met FSC- of gelijkwaardig certificaat. Afdichtingsvlakken op de sluishoofden voldoende slijtvast uitvoeren, afgestemd op de referentieperiode van het gehele kunstwerk. Om voldoende afdichting te verkrijgen bij negatief keren kan optioneel een vervalbelaste extra afdichting worden toegepast die bestaat uit samendrukbare afdichtstrippen die alleen bij negatief verval worden aangesproken. De deurafdichtingen en de schuifafdichtingen dienen goed aan te sluiten op de naastgelegen constructies. De afdichting van de deuren en schuiven is ter beoordeling en goedkeuring van de directie (holdpoint) Van de aanslagen en draaipuntliggingen van de deuren en van de draaipunten en afdichtingsvlakken een 3D meetprotocol opstellen en leveren, zodat bij het aanbrengen van de aanslagen en afdichtingen van de (reserve)deuren rekening kan worden gehouden met eventuele maatafwijkingen. Metingen om de 500 mm uitvoeren. 9.6 EM-cilinders aandrijving schuiven Uitvoering EM-cilinders (bijv. ADE) specifiek: - elektromechanische cilinder bestaat uit een stang die enkelzijdig in en uit een mantel schuift, zoals bij een hydraulische cilinder. - de mantel heeft een ingesloten kogelschroefspindel. Deze drijft met een moer de holle cilinderstang aan. Spindel en moer zitten volledig ingebouwd, zodat ze volledig beschermd is tegen de omgeving. De stang is inwendig geborgd tegen verdraaiing; 101/243

102 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis - deklaag van de cilinderstang zodanig kiezen dat deze dezelfde levensduur heeft als de hele aandrijving. Op de gekozen deklaag zijn de Eisen Technische Deklagen NBD van toepassing; de geëiste gebruiksduur dient volgens deze eisen te worden aangetoond. - de mantel is uitgerust met vuilschrapers, stanggeleiding en afdichtingen. Stanggeleiding uitvoeren met lagerstrippen van HAWE of UHMWPE. Het systeem is met vet gevuld. Vetvervanging dient slechts na 10 jaar plaats te hoeven vinden; - de afdichting van de cilinderkop is IP68: voor 6 uur onderdompeling op 1 m mag er geen enkele waterindringing zijn, zowel bij bewegen als bij stilstand. Dit dient aangetoond te worden. - alle blanke delen en alle bevestigingsmiddelen uitvoeren in corrosievast staal AISI 316L. De behuizing uitvoeren met astappen voor de cardanophanging; - de cilinder heeft een geïntegreerd verenpakket om axiale stootbelastingen op te vangen en de krachtmeting (koppeloverschrijding) te schakelen; - alle onderdelen met elkaar verbinden door flenzen met O-ring afdichting; - de reductiekast en elektromotor indien mogelijk in 1 behuizing onderbrengen en aan de cilinder flenzen; - de elektromotor voorzien van: - een handremlichter; - beschermingsgraad van IP67; - Isolatieklasse F; - meegewikkelde thermistor; - de motor dient het maximum moment te kunnen leveren bij stilstand. - de aandrijving dient goed te kunnen functioneren bij temperaturen tussen -20 C en +40 C bij S1-bedrijf en -20 C tot + 60 C bij S3-bedrijf. - in de aandrijving of spindel dienen de volgende elementen ingebouwd te kunnen worden: - absolute standmeting zonder wrijvende contacten; - eindschakelaars; - meting voor koppeloverschrijding met signaal naar de PLC; - verwarmingselement met thermostaat. - cilinder uitvoeren met momentbegrenzing; - cilinder uitvoeren met remmechanisme die de schuiven vasthoudt bij uitgeschakelde motor - cilinder uitvoeren met handwiel t.b.v. handaandrijving: - bij gebruik dient de stroom naar de motor te worden onderbroken; - handbediening dient eenvoudig vanaf het bordes te kunnen worden gebruikt; draairichting (open-dicht) duurzaam aanduiden; - handwiel demontabel uitvoeren in rode kleur, opslag in machineruimte met ophangconstructie. - lokaal op de aandrijving dient een display of dienen signaallampen de eindstanden en de koppeloverschrijdingen aan te geven. 102/243

103 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Schuifbeweging: - schuiven lopen in ongeveer 2 seconden aan van stilstand naar nominale snelheid en omgekeerd en worden verder bewogen met een constante snelheid - maximale opentijd instelbaar seconden; - maximale sluittijd instelbaar seconden; - open- en sluittijd onafhankelijk van elkaar instelbaar; - tijdens de beweging moet de schuif gestopt kunnen worden; - de cilinders van de schuiven in een deur dienen synchroon te lopen; - plaatsing draaipuntconstructie en aandrijving geheel boven loopbordes; - plaatsing aan hoogwaterzijde; - schuifaandrijvingen cardanisch bevestigen op de deuren; - trekstangen afschermen tegen kruiend ijs en aanvaring; - trekstangen lageren met kunststof bijv. UHMWPE of HAWE. De stangkoppen aan schuif: - uitvoeren met HAWE-lagerbussen in combinatie met een corrosievast uitgevoerde pennen: deze pennen rondom voorzien van TSA volgens de NBD met een zodanige laagdikte dat na gladdraaien tot een oppervlakteruwheid van 1 µm (Ra) een laagdikte overblijft van 0,35 mm, of een koolstofstalen as met een Lunac 2+-deklaag of gelijkwaardig, volgens de NBD De speling met het gat dient minimaal 0,3 mm te bedragen. Voorafgaand aan de montage moet de pen worden ingevet met een waterafstotend vet. Deksels dienen rondom te worden voorzien van TSA. Er is geen afdichting nodig; - lageringen moeten geschikt zijn tegen microbewegingen; - de onderste lagers staan normaal onder water. Eindschakelaars: - per aandrijving instelbare eindschakelaars toepassen met minimaal de volgende instelbare schakelpunten: - 1 x dicht (NC); - 1 x vóór dicht (NC); - 1 x vóór open (NC); - 1 x open (NC). - per aandrijving een extra eindstandschakelaar SIL3 (dicht) toepassen. Cardan uitvoering: - scharnieren cardan en scharnier aan deuren (spelingsverbindingen zonder draaihoek) onderhoudsvrij en (de)montagevriendelijk uitvoeren. Dit kan worden bereikt door de pennen rondom te voorzien van TSA volgens de NBD met een zodanige laagdikte dat na gladdraaien tot een oppervlakteruwheid van 1 µm (Ra) een laagdikte overblijft van 0,35 mm. 103/243

104 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Het is ook mogelijk om de pennen te voorzien van een Lunac 2+-deklaag of gelijkwaardig, volgens de NBD De speling met het gat dient minimaal 0,3 mm te bedragen. Voorafgaand aan de montage moet de pen worden ingevet met een waterafstotend vet. - cardan plaatsen op lagerstoelen met tussenliggende vullingen; - lagerstoelen thermisch verzinken; - alle aanlegvlakken mechanisch bewerken. - bevestigingsmiddelen uitvoeren in RVS Bekabelingen: - vandalismebestendig in RVS beschermbuizen naar draaipunt; ter plaatse van draaipunt uitvoeren met een deelbare aansluiting bestaande uit een lasdoos met klemmenstrook. De elektromechanische cilinder moet zijn vervaardigd door een ervaren, hierin gespecialiseerde fabrikant. Cilinder zoveel mogelijk uitvoeren als standaardproduct. De fabrikant van de cilinderaandrijving moet een referentielijst hebben met tenminste 10 installaties met een gelijkwaardige aandrijving in een toepassing van sluisdeuren of schuiven. Van de elektromechanische cilinders dienen berekeningen te worden opgesteld conform NEN 6786 (VOBB) waar o.a. de dimensionering, sterkteberekening en levensduurberekening van de cilinder (o.a. knik van cilinder en stang) de ingebouwde spindel en moer, cardan, reductie, elektrische aandrijving, lagers, juk en cardanconstructies. De spindel en moer worden analoog aan de voorschriften voor wentellagers- gekozen volgens statisch en dynamisch draaggetal. Daarnaast dienen sterkteberekeningen uitgevoerd te worden voor trek en knik op de kern van de spindel volgens de voorschriften die op hydraulische cilinders van toepassing zijn. 9.7 Droogzetten sluishoofden Voor het droogzetten van de sluishoofden is het nodig dat in de schotbalksponningen aan weerszijden van een deur schotbalken kunnen worden aangebracht. De balken dienen te worden ontworpen en berekend. Uitvoering schotbalken: - opgebouwd uit staalprofielen, 3 stuks per deurzijde; - eenvoudige afdichting met zachthout; - uitvoeren met hijspunten en hijskettingen. Kettingen blijven aan balken verbonden en worden tijdens gebruik in de sluis opgehangen aan bevestigingspunten op de sluiswand. De berekeningen dienen te worden geleverd met werktekeningen. 104/243

105 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Voor het droogzetten van de sluishoofden dient een plan opgesteld en geleverd te worden. Hierin dienen ook montage-, hijsmiddelen- en transportberekeningen te worden gemaakt. In een stappenplan alle handelingen aangegeven die nodig zijn voor het droogzetten van de sluishoofden. 9.8 Reservedeuren Er moet een volledig functionele set reserve sluisdeuren worden geleverd van dezelfde uitvoering en kwaliteit als de in de sluishoofden toegepaste deuren, zodat de reservedeuren met aandrijvingen kunnen rouleren met de in bedrijf zijnde sluisdeuren. Uitvoering reservedeuren: - stalen sluisdeuren; - slijtagedelen lagers; - schuiven en schuifaandrijvingen compleet, inclusief standsignaleringen; - bij gebruik van EM-cilinders voor deuraandrijving: compleet uitgeruste EM-cilinders (met eindschakelaar opstelling) leveren zonder de lagerstoelen en het cardan. - indien heugels worden toegepast voor de deuraandrijving moeten reserveheugels worden geleverd, compleet met veerbuffers; voor een panamawielaandrijving moeten de trek-duwstangen met veerbuffers als reservemateriaal worden geleverd; - geen bordessen en leuningen; - taatspennen, halspennen, taatskommen, halsbeugels en halsbeugelbussen; - afdichtingen. De reservedeuren kaal opstellen: alle demontabele delen van de deuren opslaan in de technische ruimte. Reserve schuiven opslaan op mee te leveren verrijdbaar rek in technische ruimte. Reserve EM-cilinders opslaan op mee te leveren verrijdbaar rek in technische ruimte. Cilinders dienen eenvoudig op het rek te draaien te zijn om de lengte-as (zonder te tillen) EM-cilinders geschikt maken voor opslag. Vóór het uitwisselen van deuren dienen de deuren compleet uitgerust te worden. Bij uitwisselen van de deuren de bordessen overzetten vanaf de te vervangen deuren. De reservedeuren dienen bij calamiteiten binnen 48 uur verwisseld te kunnen worden en werkend te zijn. Speciale gereedschappen en/of hulpmiddelen die nodig zijn voor het verwisselen van de deuren dienen meegeleverd te worden. 105/243

106 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Voor het wisselen van de deuren dient een plan opgesteld en geleverd te worden. Hierin dienen ook montage-, hijsmiddelen- en transportberekeningen te worden gemaakt. In een met foto s verduidelijkt stappenplan alle handelingen aangegeven die nodig zijn voor het wisselen van de deuren. 9.9 Opstelplaats reservedeuren De reservedeuren moeten in de nabijheid van de sluis verticaal kunnen worden opgeslagen. De opstelplaats voor de reservedeuren moet met een kraan bereikbaar zijn vanaf de vaarweg. De deuren moeten met een onderlinge tussenruimte van minimaal 3,00 meter parallel worden opgesteld op 2 ondersteuningsconstructies per sluisdeur. De deuren moeten windvast kunnen worden opgesteld en vergrendeld. De hiervoor benodigde betonnen steunconstructie moet aan de buitenzijde van elke deur (dus niet tussen beide deuren in) worden aangebracht. De steunconstructie en de constructie waarmee de deur aan de steunconstructie wordt bevestigd moet een veilige en stabiele stand van de deuren onder alle voorkomende wind- en weersomstandigheden garanderen. De opstelplaats en de steunconstructie moeten zodanig worden uitgevoerd dat de deuren rondom met een hoogwerker toegankelijk en bereikbaar zijn. Op de steunconstructie mogen geen trappen worden aangebracht. Het vastzetten van de deuren dient met behulp van een hoogwerker te gebeuren. De ondersteuning- en steunconstructies van de deuren moeten op de raakvlakken worden bekleed met UHMWPE om schade aan de conserveringen te voorkomen. De opstelplaats dient geschikt te zijn om de deuren met behulp van hoge druk te reinigen; afgekomen materiaal moet binnen de opstelplaats kunnen worden opgevangen en verzameld. Afkomend water moet volgens de eisen van waterkwaliteitsbeheerder worden afgevoerd Opslagplaats hulpmiddelen sluisdeuren Schuifaandrijvingen, reservedelen, hijs- en andere hulpmiddelen voor gebruik met de sluisdeuren moeten nabij de opstelplaats in een afgesloten, droge en voor een kraan bereikbare plaats worden opgeslagen. In deze ruimte moet verlichting en stroomaansluitingen zijn aangebracht. Toegang door middel van deuren of luiken; bij toepassing van luiken moeten deze door één persoon zonder hulpmiddelen te openen zijn. 106/243

107 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Het klimaat in de ruimte moet zodanig kunnen worden beheerst dat de aandrijvingen en reservedelen onder alle weersomstandigheden volgens de eisen van de fabrikant kunnen worden opgeslagen. Voor optimaal ruimtegebruik moeten de nodige stellingen en hulpmiddelen voor intern transport aanwezig zijn IJsbestrijding-installaties Om een betrouwbare werking gedurende de vorstperioden te garanderen moeten sluisdeuren worden voorzien van ijsbestrijding-installaties. IJs dient uit de inkassing verdreven te kunnen worden en ijsafzetting dient voorkomen te kunnen worden. Ook drijfvuil dient verwijderd te kunnen worden buiten de winterperiode. Bij een ijsbestrijding-installatie is er hier een keuze mogelijk tussen een installatie met compressoren (de zogenaamde kasblaasinstallatie) of het toepassen van dompelpompen Kasblaasinstallatie Een kasblaasinstallatie bestaat uit een compressor met drukvat per sluishoofd en leidingen naar beide sluisdeuren. Compressor en drukvat plaatsen in een technische ruimte. Er zijn geen aanpassingen nodig aan de deurinkassingen. Uitvoering kasblaasinstallatie Puntdeuren moeten per sluishoofd worden voorzien van een kasblaasinstallatie. Per sluishoofd 1 compressor en capillaire leiding in deurinkassing plaatsen. Installatie moet thermostatisch geregeld in- en uitschakelen, instelbaar tussen + 5 C en -15 C. Per sluishoofd moeten storingen en het in werking zijn van de compressor op de centrale bedienlessenaar afgelezen kunnen worden. Van de ijsbestrijding-installaties(s) een ontwerp en berekening opstellen en leveren. Ontwerpkeuzen dienen onderbouwd te worden. Uitvoering leidingwerk inkassing: - al het materiaal is RVS316L tenzij anders vermeld; - beugels h.o.h. 1000mm; - leiding onder sluiskolk door (van compressorzijde naar overzijde) dient vervangbaar te zijn zonder sloopwerk van andere onderdelen van de sluis. Dient eenvoudig gereinigd te kunnen worden; - beschermingsplaat plaatsen over verticale leiding deel; - horizontale leidingdeel in deurkas in goot plaatsen die bescherming biedt tegen vuil e.d. ; - leiding dient te kunnen worden gereinigd zonder deze te demonteren; 107/243

108 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis - verdere afmetingen, drukken, opbrengsten, volumes, plaatsingen etc. volgens IJsbestrijding bij kunstwerken RWS, uitgeverij Matrijs te Utrecht. Uitvoering compressor (bijv. Ingersoll Rand UP6-30TAS): - oliegekoeld schroefcompressorblok met geslepen rotoren; - geïntegreerd luchtfilter met verwisselbaar element; - olieafscheidingsysteem met voorafscheider en afscheider element; - smeersysteem met oliereservoir; - luchtgekoelde oliekoeler; - thermoblok voor het snel bereiken van de optimale bedrijfstemperatuur (voorkomt condens); - oliefilter; - peilglas; - aangeflensde motor met beschermingsklasse IP55, isolatieklasse F; - luchtgekoelde nakoeler die de perslucht afkoelt tot 8 10 C boven de omgevingstemperatuur; - radiale ventilator voor de luchtkoeling; - schakelkast met beschermingsklasse IP55 voorzien van ster-driehoekschakelaar, thermisch relais, smeltveiligheden en complete bekabeling binnen het aggregaat; - tweepunts-regelsysteem met instelbare drukschakelaar en keuzeschakelaar voor uitschakel en doorloop bedrijf; - automatisch beveiligingssysteem met uitschakeling bij hoge temperatuur van het compressorblok, hoge motorstroom en verkeerde draairichting; - instrumentenpaneel met een keuzeschakelaar voor uitschakelbedrijf uit doorloopbedrijf, drukknoppen voor het in- en uitschakelen met bedrijfslampen, manometer voor de netdruk, bedrijfsurenteller, thermometer bedrijfstemperatuur; - trillingdempers voor de bevestiging op het machineframe; - solide plaatstalen omkapping bekleed met geluiddempende schuimstof en snel afneembaar frontpaneel; - onderhoudsboek en onderdelenlijst; - goede bereikbaarheid van de machinedelen vanaf de voorzijde; - geluidniveau max 65 db(a); - hoog rendement/laag energie verbruik Uitvoering drukketel: - manometer; - veerveiligheid; - hand-aftap voor condenswater; - poten voor verticale opstelling. Elektronisch gestuurde niveaugeregelde condensautomaat (bijv. ENL-5) 108/243

109 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Dompelpompen Een dompelpomp installatie bestaat uit een dompelpomp met persleiding per sluisdeur. De pomp plaatsen in een inkassing in de deurinkassing. Er is dus een aanpassing nodig van de deurinkassingen. Per deur een dompelpomp aanbrengen met alle voorzieningen. De pomp dient eenvoudig te kunnen worden onderhouden door hem boven water te halen met een ketting langs een pijpgeleiding. De persleiding, bevestigd aan een zgn. contrablock, blijf dan op zijn plek. De pomp met contrablock plaatsen in een inkassing in de deurinkassing. De bodem van deze inkassing 0,5 meter boven de sluisbodem plaatsen en aflopend uitvoeren t.b.v. vuil. De pompinstallatie valt geheel binnen de inkassing in de deurinkassing. De pomp moet de inkassing vrij houden van ijs zodat de sluis tijdens vorstperioden en bij drijfijs in bedrijf kan blijven. Indien de ijshoeveelheid te veel wordt kan besloten worden om de ijsbestrijding tijdelijk met blowers uit te breiden (door derden). Installatie moet handmatig en thermostatisch geregeld in- en uitschakelen, instelbaar tussen +5 C en -15 C. Van de ijsbestrijding-installaties een ontwerp en berekening opstellen en leveren. Ontwerpkeuzen dienen onderbouwd te worden. Uitvoering leidingwerk inkassing: - al het materiaal is HDPE tenzij anders vermeld; - beugels h.o.h. 1000mm; - beschermingsplaat plaatsen over verticale leiding deel; - leiding dient te kunnen worden gereinigd zonder deze te demonteren; Uitvoering pompinstallaties: - vermogen per pomp : 3 kw (geschat); - fabricaat pompen : bijvoorbeeld ABS, - type : type met contrablock geschikt voor afvoer van vuilwater; - temperatuurbeveiliging : pomp voorzien van thermosensoren om statorwikkeling te bewaken; - voedingsspanning : 3-fase, 400V, 50Hz; - beschermingsklasse : IP 68; - doorlaat : >= 80 mm - opstelling : natte opstelling op bodem sluis; - installatie : systeem met RVS aisi 316 geleidebuis en snelkoppelingsvoet; - medium : brak water; 109/243

110 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis - persleiding : vanaf elke pomp een aparte persleiding horizontaal naar plaats nabij het draaipunt van de sluisdeur, verticale leiding tot 0,5 m onder laagste laagwaterstand; - toebehoren : een voetbocht met snelkoppeling en ankerbouten een geleidebuis systeem RVS AISI 316 een RVS hijsketting van voldoende lengte incl. RVS kettinghaak; voorzien van een water-in-olie beveiliging voor de detectie van vocht in de elektromotor; het bijbehorende beveiligingsrelais moet door de aannemer van de pomp worden geleverd; levering van aangevulcaniseerde aansluitkabel van voldoende lengte; leverancier bepaalt aan de hand van bovenstaande gegevens het exacte type pomp en diameter leidingwerk incl. persleiding rekening houdend met alle verliezen die kunnen optreden. Het leidingwerk dient voldoende ondersteund en deugdelijk bevestigd te worden met RVS AISI 316 beugels en bevestigingsmiddelen. De aannemer levert een voorziening om de ketting vanaf de sluiswand eenvoudig vast te maken is aan een hijskabel. De pomp moet met een lier kunnen worden geplaatst en verwijderd. De lier ophangen aan een Davit die geplaatst wordt in een ingestorte buis in de sluiswand. De buis dient deugdelijk te worden afgesloten. Een Davit leveren en opslaan in de technische ruimte EM-aandrijving sluisdeur Algemeen Uitvoering deuraandrijving: - open- en sluittijd bedragen elk 60 seconden, tenzij ander aangegeven; - aandrijving frequentie geregeld uitvoeren; - bewegingcyclus EM-cilinders en rechte heugels bij openen en sluiten van de deuren dient te verlopen zoals aangegeven in het onderstaande schematische snelheidtijddiagram. 110/243

111 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Traject 1: Bewegen op kruipsnelheid (20% van nominale snelheid)gedurende circa 15 graden. Traject 2: Gecontroleerd versnellen tot nominale snelheid met instelbare tijd (nominaal 6 sec.) Traject 3: Nominale snelheid (90% van maximum) Traject 4: Gecontroleerd vertragen van nominale snelheid naar kruipsnelheid gedurende instelbare tijd (nominaal 6 sec). Traject 5: Kruipen naar eindstand van de deur (20% van nominale snelheid) gedurende circa 15 graden. - bij Panamawiel-aandrijving verloopt de bewegingscyclus ongeveer gelijk echter wordt deze ook beïnvloed door de Panama-geometrie; - alle typen deuraandrijvingen uitvoeren met een handaandrijving; - voorzien van trek-duwstang met dubbelwerkende veerbuffer, spelingvrij, lengte instelbaar; - de buffer dient de zettingen van de deuren te kunnen verwerken en de deuren te kunnen aandrukken zodat zij goed (blijven) afdichten. Dit geldt ook bij het negatieve verval; - onderdelen van de aandrijving dienen op eenvoudige wijze te kunnen worden gemonteerd en vervangen; - indien mogelijk aansluiten op hart bovenregel van de deur; - droog opstellen, boven water; - onderdelen voldoende verstelbaar maken t.b.v. uitlijning; - voorzien van een retardeerbewaking: - die controleert of de sluisdeur vertraagd aan het eind van de beweging; - om aan de veiligheidseisen van SIL 3 te voldoen de retardeerbewaking voorzien van twee encoders in één behuizing die de snelheid en de positie van de sluisdeur meten; - in de retardeerbewaking de maximale snelheid, versnelling en vertraging gerelateerd aan de positie, programmeren; - retardeerbewaking via de PLC (type serie PSS4000) verwerken, de encoders en retardeercontacten dienen op de PLC aangesloten te worden. Uitlijning opmeten (3D) van de aandrijfonderdelen. Meetrapport leveren aan de directie vóór opneming. Ten behoeve van het smeren van de lagers 10 mm RVS vetsmeerleidingen met flexibele overgangen aanbrengen. 111/243

112 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Panamawiel-aandrijving sluisdeur De panamawielen, stoelen en frames na volledig aflassen mechanisch bewerken. Aandrijving plaatsen op stoelen met tussenliggende vullingen: - stoelen thermisch verzinken. Aanlegvlakken mechanisch bewerken. Met lange voorspanankers en ankerframe op onderbouw bevestigen. Ankers omwikkelen met vetband en voorzien van ankerplaat en ankermal; - stoelen voorzien van stelbouten en ondergieten met een krimparme ondergieting; - stelbouten verwijderen en vrijkomende gaten afdichten. Uitvoering draaipunten: - draaipunten aandrijving onderhoudsvrij uitvoeren; - lagers toepassen (SKF type GEP FS of dubbelrijïge tonlagers SKF) voorzien smeermogelijkheid en van afscherming; - lagers en afdichtingen moeten doorgesmeerd kunnen worden; - deksels: - voorzien van O-ring afdichting tussen deksel en huis; - afdrukgaten plaatsen en afdichten; - voorzien van een smeernippel aan boven- en onderzijde. - bij samenwerkende lagers 1 lager als vast lager uitvoeren en de anderen als los lager; - lagerhuizen, lagerstoelen en lagerdeksels voorzien van centers op de hartlijnen. Uitvoering tandreep: - uitvoeren in smeedstaal. - staalsoort en -kwaliteit: met een aangetoonde gegarandeerde sterkte (gesmeed, lasbaar); - 1 proefstuk waaruit: - 1 trekproef in dikterichting: minimum treksterkte; - minimum vloeigrens; - 1 buigproef in dikterichting; - 3 kerfslagproeven in dikterichting; - te verstrekken gegevens: overeenkomstig NEN-EN keuringsrapport 3.1.c. - de afmetingen, toleranties, kwaliteit etc. van de tandwielen dienen i.o.m. de fabrikant vastgesteld te worden en ter goedkeuring aan de directie worden voorgelegd. Smeren vanaf centraal punt op de aandrijving. Per aandrijving 2 SPES en toepassen. Per aandrijving 2 SIL3 eindstandschakelaars toepassen voor de eindstandsignalering. 112/243

113 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Aandrijving verder voorzien van o.a. elektromotor, koppeling, tandwielkast, rem-koppeling en klossenrem Rechte-heugel aandrijving sluisdeur Heugel uitvoeren als tandreep of pennenheugel. De heugels, stoelen en frames na volledig aflassen mechanisch bewerken. Rechtheid van de heugel na bewerken +/- 1 mm evenwijdig aan de rondselas-richting en +/- 2 mm loodrecht op de rondselas-richting. Heugel-rondselafstand instelbaar uitvoeren en aandrukken met (instelbare) aandrukrol(len). Heugel ondersteunen met ondersteuningsrol. Tandwielkast uitvoeren met 2 ingaande assen op de 1e trap t.b.v. hoofdmotor en remwiel / noodmotor. Spileindschakelaars aandrijven met uitgaande as of extra uitgaande as. Aandrijving plaatsen op stoelen met tussenliggende vullingen: - stoelen thermisch verzinken. Aanlegvlakken mechanisch bewerken. Met lange voorspanankers en ankerframe op onderbouw bevestigen. Ankers omwikkelen met vetband en voorzien van ankerplaat en ankermal; - stoelen voorzien van stelbouten en ondergieten met een krimparme ondergieting; - stelbouten verwijderen en vrijkomende gaten afdichten. Uitvoering draaipunten: - rondselas lageren met dubbelrijïge tonlagers; - draaipunten aandrijving onderhoudsvrij uitvoeren; - lagers toepassen (SKF type GEP FS of dubbelrijïge tonlagers SKF) voorzien smeermogelijkheid en van afscherming; - lagers en afdichtingen moeten doorgesmeerd kunnen worden; - deksels: - voorzien van O-ring afdichting tussen deksel en huis; - afdrukgaten plaatsen en afdichten; - voorzien van een smeernippel aan boven- en onderzijde. - bij samenwerkende lagers 1 lager als vast lager uitvoeren en de anderen als los lager; - lagerhuizen, lagerstoelen en lagerdeksels voorzien van centers op de hartlijnen. 113/243

114 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Tandreep: - uitvoeren in smeedstaal. - staalsoort en kwaliteit: met een aangetoonde gegarandeerde sterkte (gesmeed, lasbaar); - 1 proefstuk waaruit: - 1 trekproef in dikterichting: minimum treksterkte 600 N/mm²; - minimum vloeigrens 315 N/mm²; - 1 buigproef in dikterichting; - 3 kerfslagproeven in dikterichting; - te verstrekken gegevens: overeenkomstig NEN-EN keuringsrapport 3.1.c. - de afmetingen, toleranties, kwaliteit etc. van de tandwielen dienen i.o.m. de fabrikant vastgesteld te worden en ter goedkeuring aan de directie worden voorgelegd. Pennenheugel: - pennen uitvoeren in veredelstaal met een corrosiebestendigheid vergelijkbaar of beter dan van AISI 316 L; - pennen moeten vervangbaar zijn; pennen opsluiten en tegen verdraaiing zekeren door middel van een strip; - tijdens de montage dienen de pennen in de heugel te worden gekrompen. De speling mag niet positief zijn voor montage; - rondsel en pennenheugel uitvoeren volgens NEN6786: Per aandrijving 2 SPES en toepassen. Per aandrijving 2 SIL3 eindstandschakelaars toepassen voor de eindstandsignalering. Aandrijving verder voorzien van o.a. elektromotor, koppeling, tandwielkast, rem-koppeling en analyse/rem EM-cilinder aandrijving sluisdeur Uitvoering EM-cilinder, specifiek: - plaatsing aandrijving geheel boven water; - per aandrijving instelbare eindschakelaars toepassen met minimaal de volgende instelbare schakelpunten: - 2 x dicht (1x NO en 1x NC); - 1 x vóór dicht (retarderen) (NC); - 1 x vóór vóór dicht (NC); - 1 x vrijgave scheepvaartseinen (NC); - 1 x vóór vóór open (NC) - 1 x vóór open (retarderen) (NC); 114/243

115 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis - 2 x open (1x NO en 1x (NC). - per aandrijving twee stuks SIL3 eindstandveiligheidsschakelaars toepassen voor de - eindstandsignalering t.b.v. processtapbewaking; - hiervoor massieve RVS-schakelstang aanbrengen, geleiden in kunststof bijv. UHMWPE (Re-UHMPE 1000 uw volgens NBD 09799); - aandrijvingen cardanisch bevestigen op onderbouw; - lagerstoelen: - met lange voorspanankers en ankerframe op onderbouw bevestigen; - ankers omwikkelen met vetband en voorzien van ankerplaat en ankermal; - lagerstoelen voorzien van stelbouten en ondergieten met een krimparme ondergieting; - stelbouten verwijderen en vrijkomende gaten afdichten. Uitvoering noodaandrijving: - hoofdmotor uitvoeren als 2-toeren motor; - lage motortoerental wordt gebruikt voor noodaandrijving; - de hoofdmotor moet kunnen draaien buiten de motorregeling en PLC om en met gebruik van de eindschakelaars, remaansturing etc. van de normale aandrijving. Eventueel aangedreven door een noodaggregaat; - de bediening geschiedt door middel van een drukknoppen- kastje of paneel. Uitvoering handaandrijving: - handwiel of handslinger, uitvoeren in rode kleur; - veilig te bedienen in alle deurposities; - draairichting (open-dicht) duurzaam aanduiden; - voorzien van standsignalering t.b.v. vergrendeling elektrische aandrijving. Reserve EM-cilinders opslaan op mee te leveren verrijdbaar rek, cilinders dienen eenvoudig op het rek te draaien te zijn (zonder tillen) EM-cilinders geschikt maken voor opslag Aandrijfcomponenten elektromechanische aandrijvingen Noodaandrijving Geldt voor panamawiel- en heugelaandrijvingen. Met de noodaandrijving dienen de sluisdeuren met een gereduceerde snelheid bewogen te kunnen worden (10% van de nominale snelheid), buiten de motorregeling en PLC om; Uitvoering noodaandrijving: - de stroomvoorziening voor de motor wordt verzorgd door het net. Eventueel met een noodaggregaat; 115/243

116 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis - de noodmotor gebruikt de eindschakelaars, remaansturing etc. van de normale aandrijving; - de noodaandrijving vindt plaats middels het aansturen van een motorreductor welke hiertoe d.m.v. een schakelbare koppeling aan de hoofdaandrijving wordt gekoppeld - de bediening geschiedt door middel van een drukknoppen- kastje of paneel; - er dienen voorzieningen getroffen te worden voor het detecteren van het ingeschakeld zijn van de noodaandrijving middels het monteren van een eindschakelaar; - de motorreductor voorzien van een 2e aseind met slingervierkant; - de noodmotor/motorreductor dient middels een schakelbare koppeling met schakelmechanisme te kunnen worden gekoppeld aan de remnaaf; het schakelmechanisme moet in beide standen kunnen worden vergrendeld; - Schakelmechanisme zodanig uitvoeren dat de rem niet kan worden gelicht voordat de klauwkoppeling is ingeschakeld. Omgekeerd kan de handbeweging niet ontkoppeld worden voordat de rem is ingeschakeld; - fabricaat schakelbare koppeling bijv. Rotex, type SD 55 inclusief elastische koppeling; - het schakelmechanisme dient voorzien te zijn van een eindschakelaar voor de standsignalering als de koppeling ingeschakeld wordt. Fabricaat bijv. Schmersal, type UK432Y met rolhefboom serie U2; - klauwkoppeling voorzien van doorzichtige PMMA (perspex) kap, bij gemonteerde kap moet de koppeling met de hand in de juiste stand voor inkoppelen kunnen worden gezet Handaandrijving Geldt voor panamawiel- en heugelaandrijvingen. In voorkomende gevallen moet het mogelijk zijn om de sluisdeuren ook handmatig te bedienen. Hiertoe dient een handslinger aangebracht te kunnen worden op het 2e aseind van de noodmotor. Het gelijktijdig bedienen van de rem en schakelbare koppeling dient handmatig plaats te vinden door een tweede bedienaar. Voor een veilige bediening dient de hoofd- en noodaandrijving elektrisch vergrendeld te zijn middels eindschakelaars op de rem en t.p.v. het slingervierkant. Rolnokschakelaar: bijv. fabricaat: Schmersal, type UK432Y met rolhefboom serie U2 De afscherming voor de handaandrijving dient zo ontworpen en geplaatst te worden dat deze geen belemmering vormt voor de veilige bediening van deze voorziening. De afscherming moet voldoen aan de NEN-ISO Uitvoering handslingers - 2 stuks leveren; - uitvoeren in rode kleur; - stalen handslinger met naaf en contragewicht; 116/243

117 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis - frame t.b.v. montage eindschakelaar voor gebruik handslinger; - soepel draaiende kunststof handgreep, geschikt voor het vasthouden met 2 handen; - binnenvierkant; Elektromotoren Uitvoering elektromotor: - kortsluitankermotor; - nominale spanning: 400 V, 50 Hz; - door middel van een frequentieregelaar aansturen; - tweede aseind; - 2 overhoeks geplaatste paspennen (m.u.v. motor van EM-cilinders); - resopalplaatje met draairichtingaanduiding voor deur "open" en deur "dicht"; - meegewikkelde thermistorbeveiliging; - geïsoleerde lagers; - voldoet aan isolatieklasse F; - het minimaal te leveren koppel van de elektromotor berekenen volgens de NEN 6786:2001; - ten behoeve van de retardeerbewaking encoder aanbrengen, aangedreven vanaf het 2e aseind van de motor, zie (par Encoder); - tussen de motor en de tandwielkast een doorslagveilige flexibele koppeling plaatsen Tandwielkasten en open overbrengingen Geldt voor panamawiel- en heugelaandrijvingen Tandwielkasten Tandwielkasten leveren met berekening volgens NEN 6786 van alle onderdelen op overbelasten en vermoeiing zoals: tanden, lagers, assen, as-naafverbindingen, vervormingen assen, alle boutverbindingen. Uitvoering tandwielkasten: - 2 overhoeks geplaatste paspennen; - aansluitingen voor een externe filterinstallatie: - Op bovenzijde tandwielkast (op inspectieluik): 1 stuks snelkoppeling, fabricaat DNP Industry, type PVV inclusief stofkappen; - Achter de aftapkraan 1 stuks snelkoppeling fabricaat DNP Industry, type PVV inclusief stofkappen. - luchtdroger merk RMF type KL96RV; - voorzien van thermostaatgeregelde olieverwarming; - kijkglas olieniveau; 117/243

118 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis - inspectieluik; - vochtwerende ontluchting met veerbediende terugslagklep; - olievulling: kwaliteit aantonen met oliemonster; - inwendig conserveren: deze dient afgestemd te zijn op de levensduur van de tandwielkast; - aftapbaar; - toegepaste olievulling (merk, type, viscositeit en hoeveelheid) naast vulopening duurzaam olie- en oplosmiddelenbestendig aanduiden. Tandspeling van tandwielkasten meten aan de ingaande as. Metingen vastleggen in een meetrapport. Rapport leveren Open overbrengingen Uitvoering open overbrengingen: - het draagbeeld van de open overbrengingen dient minimaal overeen te komen met het aangenomen draagbeeld in de berekening; - draagbeeld aantonen door aanbrengen van Pruisisch blauwe olieverf op de tanden. Het draagbeeld dient gelijkmatig verdeeld te zijn over de breedte van de tanden en gelijkmatig verdeeld ten opzichte van de steekcirkel; - de tandspelingen van de open overbrengingen over de hele omtrek meten; - draagbeeld en tandspelingen vastleggen in rapport en leveren. Draagbeeld en tandspelingen behoeven de goedkeuring van de directie (holdpoint); - deze controles (draagbeeld en tandspelingen) uitvoeren bij oplevering en 1 maand voor het aflopen van de (meerjarige) onderhoudstermijn Klossenrem Geldt voor panamawiel- en heugelaandrijvingen. Om grote belastingen op de aandrijving bij een noodstop te voorkomen moeten remmen worden toegepast met 2 veren en zakventiel die het mogelijk maken het vertragingsmoment en het vasthoudmoment onafhankelijk van elkaar in te stellen. Uitvoering klossenrem: - fabricaat: Römer, Siegerland Bremsen Bubenzer; - instelbaar vertragingsmoment (1e veer); - instelbaar vasthoudmoment (2e veer); - berekende remmomenten af fabriek instellen - 2e veer voorzien van by-pass met afsluitbaar kapje; 118/243

119 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis - automatische nastelinrichting; - smeerpunten aanbrengen; - scharnierende verbinding tussen de twee hefbomen; - corrosie bestendige draaipunten; - aangepaste bovenliggende hefboomarm i.v.m. handbediening; - handbedieninrichting; - stang of kruk voor handbediening bijleveren; uitvoeren in rode kleur, goed toegankelijk en zichtbaar ophangen in nabijheid van reminstallatie; - hygrostatisch geregeld verwarmingselement teneinde vochtaanslag in de kast te voorkomen; - bevestigingmateriaal; - 2 overhoeks geplaatste paspennen; - 2 eindschakelaars t.b.v. signaal rem gelicht en rem gevallen fabricaat Schmersal, type UK432Y met rolhefboom serie U2. Uitvoering remvijzel (remthruster): - fabricaat: EMG, type: Eldro, nominale spanning (V, Hz): 220/380V, 50 Hz; - zakventiel; - olievulling Shell Morlina 10. Uitvoering kunststof kap: - doorzichtige PMMA (perspex) kap, voor plaatsing over gehele rem, ook aan onderzijde en onder assen afgesloten; - degelijke uitvoering; - onderzijde kap gelijk met onderzijde rem; - door 1 man eenvoudig te de- en monteren; - 2 handgrepen RVS of aluminium; - geleidingsconstructie bij remvoet; - 2 snelsluiters voorzien van veren RVS; - handremlichter bereikbaar met gesloten kap. Montage rem: - nadere afstelling van het zakventiel en van de bypass van de hoofdveer gebeurt tijdens het in bedrijf stellen, in overleg met de directie; - de rem dient door de fabriek van de rem leverancier te zijn afgesteld op de opgegeven remmomenten, testprotocol meeleveren. 119/243

120 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis EM-cilinders Uitvoering EM-cilinders (fabricaat ADE of gelijkwaardig) algemeen: - elektromechanische cilinder bestaat uit een stang die enkelzijdig in en uit een mantel schuift, zoals bij een hydraulische cilinder. - de mantel heeft een ingesloten kogelschroefspindel. Deze drijft met een moer de holle cilinderstang aan. Spindel en moer zitten volledig ingebouwd, zodat ze volledig beschermd is tegen de omgeving. De stang is inwendig geborgd tegen verdraaiing; - deklaag van de cilinderstang zodanig kiezen dat deze dezelfde levensduur heeft als de hele aandrijving. Op de gekozen deklaag zijn de Eisen Technische Deklagen NBD van toepassing; de geëiste gebruiksduur dient volgens deze eisen te worden aangetoond. - de mantel is uitgerust met vuilschrapers, stanggeleiding en afdichtingen. Stanggeleiding uitvoeren met lagerstrippen van HAWE of UHMWPE. Het systeem is met vet gevuld. Vetvervanging dient slechts na 10 jaar plaats te hoeven vinden; - de afdichting van de cilinderkop is IP68: voor 6 uur onderdompeling op 1 m mag er geen enkele waterindringing zijn, zowel bij bewegen als bij stilstand. Dit dient aangetoond te worden. - alle blanke delen en alle bevestigingsmiddelen uitvoeren in corrosievast staal AISI 316L; - de behuizing uivoeren met astappen voor de cardanophanging. - de cilinder heeft een geïntegreerd verenpakket om axiale stootbelastingen op te vangen en de krachtmeting te schakelen; - alle onderdelen met elkaar verbinden door flenzen met O-ring afdichting; - de reductiekast en elektromotor indien mogelijk in 1 behuizing onderbrengen en aan de cilinder flenzen; - de elektromotor voorzien van: - een verwarmde schijfrem; - een handremlichter; - beschermingsgraad van IP67; - Isolatieklasse F; - meegewikkelde thermistor; - geïsoleerde lagers; - de motor dient het maximum moment te kunnen leveren bij stilstand. - de aandrijving dient goed te kunnen functioneren bij temperaturen tussen -20 C en +40 C bij S1-bedrijf en -20 C tot + 60 C bij S3-bedrijf; 120/243

121 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis - in de aandrijving of spindel dienen de volgende elementen ingebouwd te kunnen worden: - absolute standmeting zonder wrijvende contacten; - eindschakelaars; - kracht- of koppelmeting met uitgang 4-20 ma naar de PLC; - verwarmingselement met thermostaat; - cilinder uitvoeren met momentbegrenzing; - cilinder uitvoeren met handwiel t.b.v handaandrijving: - bij gebruik dient de stroom naar de motor te worden onderbroken; - handbediening dient eenvoudig vanaf het bordes te kunnen worden gebruikt; draairichting (open-dicht) duurzaam aanduiden; - handwiel demontabel uitvoeren, opslag in machineruimte met ophangconstructie. - lokaal op de aandrijving dient een display of dienen signaallampen de eindstanden en de koppeloverschrijdingen aan te geven. Stangkop: - uitvoeren met HAWE-lagerbussen in combinatie met een corrosievast uitgevoerde pennen: deze pennen rondom voorzien van TSA volgens de NBD met een zodanige laagdikte dat na gladdraaien tot een oppervlakteruwheid van 1 µm (Ra) een laagdikte overblijft van 0,35 mm, of een koolstofstalen as met een Lunac 2+-deklaag of gelijkwaardig, volgens de NBD De speling met het gat dient minimaal 0,3 mm te bedragen. Voorafgaand aan de montage moet de pen worden ingevet met een waterafstotend vet. Deksels dienen rondom te worden voorzien van TSA. Er is geen afdichting nodig; - lageringen moeten geschikt zijn tegen microbewegingen; Cardan uitvoering: - scharnieren cardan en scharnier aan deuren (spelingsverbindingen zonder draaihoek) onderhoudsvrij en (de)montagevriendelijk uitvoeren. Dit kan worden bereikt door de pennen rondom te voorzien van TSA volgens de NBD met een zodanige laagdikte dat na gladdraaien tot een oppervlakteruwheid van 1 µm (Ra) een laagdikte overblijft van 0,35 mm. Het is ook mogelijk om de pennen te voorzien van een Lunac 2+-deklaag of gelijkwaardig, volgens de NBD De speling met het gat dient minimaal 0,3 mm te bedragen. Voorafgaand aan de montage moet de pen worden ingevet met een waterafstotend vet. - cardan plaatsen op lagerstoelen met tussenliggende vullingen; - lagerstoelen thermisch verzinken; - alle aanlegvlakken mechanisch bewerken. - bevestigingsmiddelen uitvoeren in RVS 121/243

122 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Bekabelingen: - vandalismebestendig uitvoeren; De elektromechanische cilinder moet zijn vervaardigd door een ervaren, hierin gespecialiseerde fabrikant. Cilinder zoveel mogelijk uitvoeren als standaardproduct. De fabrikant van de cilinderaandrijving moet een referentielijst hebben met tenminste 10 installaties met een gelijkwaardige aandrijving in een toepassing van sluisdeuren of schuiven. Van de elektromechanische cilinders dienen berekeningen te worden opgesteld conform NEN 6786 (VOBB) waar o.a. de dimensionering, sterkteberekening en levensduurberekening van de cilinder (o.a. knik van cilinder en stang) de ingebouwde spindel en moer, cardan, reductie, elektrische aandrijving, lagers, juk en cardanconstructies. De spindel en moer worden analoog aan de voorschriften voor wentellagers- gekozen volgens statisch en dynamisch draaggetal. Daarnaast dienen sterkteberekeningen uitgevoerd te worden voor trek en knik op de kern van de spindel volgens de voorschriften die op hydraulische cilinders van toepassing zijn Spileindschakelaar Geldt voor panamawiel- en heugelaandrijvingen. Uitvoering spileindschakelaar opstelling (zie bijlage T32): - 2 stuks spileindschakelaars plaatsen op een frame; - aandrijven met een tandwieloverbrenging vanaf de aandrijving; - de daardoor aangedreven kunststof tandwielen zijn elk op een as geplaatst die elk zijn gelagerd met 2 lagers in lagerhuizen bijv. SKF Y-blok gietijzeren lagerhuizen met afgedichte lagers; - de overbrenging zodanig kiezen dat bij één brugbeweging (of sluisdeurbeweging), van maximaal op naar maximaal neer, de rotatie van de nokkenas optimaal wordt benut (rotatie ); - tussen de assen en de spileindschakelaars een flexibele koppeling plaatsen, bijv. Vector type Hadeflex XW1; - t.b.v. de afstelling van de lagerhuizen en spileindschakelaars t.o.v. het grote tandwiel, vullingen aanbrengen; - over de tandwielen een eenvoudig te demonteren afschermkap plaatsen; 122/243

123 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Uitvoering spileindschakelaar: - fabricaat Stromag; - serie 110, type 16NE1290FV/C; - beschermingklasse IP66-B3; - 12 nokken te weten: 2 nokken van 60 en 10 spil 40 ; - de contacten dienen als goudcontacten uitgevoerd te zijn; - voorzien van PG 16 en een PG 21 wartel Encoder Geldt voor panamawiel- en heugelaandrijvingen. Uitvoering encoder opstelling (zie bijlage T31): - Encoders plaatsen op een frame; - Aandrijven vanaf 2 e aseind van de elektromotor door middel van flexibele koppeling, bijv. Vector type Hadeflex XW1; - Encoderas lageren met 2 lagers in lagerhuizen bijv. SKF Y-blok gietijzeren lagerhuizen met afgedichte lagers; - Encoder deugdelijk zekeren tegen verdraaiing; Uitvoering encoder: - fabricaat Baumer; - type G1S2B SSI; - dubbele SSI signalen; - beschermingsklasse IP 54; - geschikt voor SIL3 toepassingen; - voorzien van holle as ø 20 mm Veiligheidsschakelaar eindstandsignalering Uitvoering eindstandschakelaars (voor de eindstandsignalering): - Fabricaat Pilz; - SIL3; - voorzien van LED-signalering; - afschermen van het geheel; - plaatsing in machineruimte; - schakelopstelling instelbaar uitvoeren; - nauwkeurige en betrouwbare standsignalering moet mogelijk zijn; 123/243

124 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Koppelingen Doorslagveilige koppelingen toepassen. Voor koppeling tussen lange assen tandboogkoppelingen toepassen, merk Jaure. Voor overige koppelingen een pennenkoppeling toepassen, merk Pencoflex. Geschiktheid toegepaste koppelingen aantonen (levensduur 50 jaar) Smeermiddelen Gelet op het grote door de provincie te onderhouden areaal is eenduidigheid in te toegepaste smeermiddelen een vereiste. Tandwielkasten: Open overbrengingen: Lagers: BP GR-XP 150 (indien toegestaan door fabrikant) Interflon OG BP Energol LS-EP2 Van bovenstaande smeermiddelen mag alleen worden afgeweken indien deze producten aantoonbaar ongeschikt zijn volgens de leverancier/fabrikant van het te smeren onderdeel Oliemonsters Oliemonsters dienen minimaal op de volgende parameters geanalyseerd te worden: a. Fysisch-chemische analyse Viscositeit bij 40 C Oxidatie Verzuring Water / vocht NAS klasse Zwavel b. Spectrometrische analyse Aluminium (Al) Boor (B) Chroom (Cr) Koper (Cu) Tin (Sn) IJzer (Fe) Molybdeen (Mo) Lood (Pb) Silicium (Si) Natrium (Na) 124/243

125 Algg A Werktuigbouwkundige installaties sluis Nikkel (Ni) Rubber De waarden van de geanalyseerde parameters per tandwielkast dienen d.m.v. een status tot uiting te komen: De status van de geanalyseerde parameters zijn onderverdeeld in 3 waarden: -Normaal waarden -Attentie waarden -Kritieke waarden Indien uit analyse blijkt dat één of meer parameters de status kritiek hebben, dan dienen de (schadelijke) gevolgen hiervan voor het functioneren en de restlevensduur van de tandwielkast te worden beschouwd. 125/243

126 Algg A Werktuigbouwkundige installaties algemeen 10 ELEKTRISCH LASWERK 10.1 Algemene bepalingen Lasplan ter goedkeuring voorleggen aan de directie. Waar de toegepaste vermoeiingsklassificatie verzwarende eisen stelt aan de las dient dit op de lastekeningen en in het lasplan te worden opgenomen. Trog-deklassen dienen te worden uitgevoerd volgens NEN-EN Bouwmal Het samenstellen van het brugdekken en sluisdeuren en het aflassen van de onderzijde hiervan geschiedt in gekeerde toestand, waarbij de dekplaat onder ligt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een bouwmal waar de constructie op rust tijdens het aanbouwen en aflassen ervan. In de bouwmal zijn alle lengte- en dwarsprofielen verwerkt. Tevens houdt de aannemer rekening met de door het aflassen optredende vervormingen en door vervormingen door het eigen gewicht. De hoogte van de bouwmal boven de werkvloer bedraagt ca. 700 mm. De directie keurt de bouwmal op constructieve uitvoering en maatvoering (holdpoint) Vervormingen Na volledig te zijn afgelast worden sluisdeuren ter controle van de maatvoering (holdpoint) op de volgende wijze voldoende hoog opgesteld: - dragend ter plaatse van de boven- en onderkant van de achterhar; - dragend ter plaatse van het midden van de voorhar m.b.v. een mesoplegging. - 0p een in overleg met de directie overeen te komen wijze corrigeert de aannemer: - een eventuele torsie in de deuren, gemeten aan de uiteinden van de voorhar indien groter dan 5 mm; - een eventuele afwijking van de vlakheid van de onderregel, achter- en voorhar t.o.v. het theoretisch profiel groter dan 5 mm; - de maximale afwijken mogen totaal niet groter zijn dan met de afstelling van de afdichtingen kan worden opgevangen. Na volledig te zijn afgelast worden brugdekken ter controle van de maatvoering (holdpoint) op de volgende wijze voldoende hoog opgesteld: - dragend ter plaatse van de draaipunten; - dragend ter plaatse van het midden van de voordwarsdrager m.b.v. een mesoplegging. 126/243

127 Algg A Werktuigbouwkundige installaties algemeen - op een in overleg met de directie overeen te komen wijze corrigeert de aannemer: - een eventuele torsie gemeten aan de uiteinden van de voordwarsdrager indien groter dan 10 mm; - een eventuele afwijking van de vlakheid van de onder- en bovenzijde t.o.v. het theoretisch profiel groter dan 10 mm Lasuitvoering: - Er mogen alleen overmatched laselektroden worden toegepast; - plaatconstructies binnen een straal van 750 mm rondom draaipuntconstructies volledig aansluiten; - ontoegankelijke ruimten moeten luchtdicht worden afgelast; - het oplassen van tijdelijke voorzieningen mag alleen geschieden na verkregen toestemming van de directie; - hechtlassen moeten dezelfde kwaliteit bezitten als de definitieve lassen. De hechtlaslengte moet tenminste 70 mm bedragen; - uitgegutste naden dienen uitgeslepen te worden en d.m.v. penetrant onderzoek gecontroleerd te worden op gebreken; - start- en stopplaatsen van lassen die dynamisch worden belast moeten worden gladgeslepen en zo nodig hersteld; - platen in de kwaliteit S 355 dikker dan 25 mm moeten worden voorverwarmd; - overgang van K-lassen naar hoeklassen dient gelijkmatig te verlopen; - het slijpen van lassen moet zodanig geschieden dat "blauwslijpen" wordt vermeden; - na het aflassen van de onderzijde (brugdak of sluisdeur) de constructie keren. Voordat met het keren mag worden begonnen keurt de directie de maatvoering de kwaliteit van het laswerk (holdpoint). De benodigde hulpstukken voor het keren behoeven eveneens de voorafgaande goedkeuring van de directie; - lasvoorbewerking aan troggen (rondom) voor halve V-naad; - hoeklassen dienen te voldoen aan de eis a 0,55*t voor S355 en a> 0,5*t voor S235. met een minimum van 6 mm, tenzij anders aangegeven op tekening; - de luchtdichtheid van de afgesloten ruimten moet worden aangetoond door af te persen op 0,03 Bar en afzepen van de lasnaden; 10.2 Lasonderzoek In aanvulling op de NEN-EN , moeten de volgende lassen door de aannemer ultrasoon of met behulp van röntgenfoto s worden onderzocht: - alle voorkomende montagelassen; - alle lassen rondom draaipuntsconstructies en opleggingen binnen een straal van 750 mm vanuit hart lager/hart oplegging; 127/243

128 Algg A Werktuigbouwkundige installaties algemeen 11 MECHANISCHE BEWERKINGEN Ten behoeve van het kotteren en mechanisch bewerken van de diverse onderdelen maakt de aannemer een mechanisch bewerkingsplan, waarin vastgelegd is hoe, waar en wanneer deze bewerkingen tot stand komen en op welke wijze de maatvoeringen, de controle en de verslaglegging ervan plaatsvinden. De normen/toleranties voor goed- of afkeur moeten worden aangegeven. Dit plan wordt ter goedkeuring aan de directie toegezonden. De mechanische bewerkingen vinden plaats nadat het constructiewerk van het betreffende deel volledig is afgelast. Deze bewerkingen mogen pas aanvangen nadat de directie de opstelling en de uitlijning van het te bewerken onderdeel heeft gekeurd (holdpoint). 128/243

129 Algg A Staalconserveringen en slijtlagen 12 STAALCONSERVERINGEN EN SLIJTLAGEN Alle stalen- en mechanische (onder)delen voorzien van een conservering. Dit geldt ook voor in het zicht komende thermisch verzinkte of van TSA voorziene onderdelen, met uitzondering van looproosters. Conserveringswerkzaamheden mogen pas worden uitgevoerd nadat alle staal- en montagebewerkingen hebben plaatsgevonden. Voor de eisen aan de conservering wordt verwezen naar de betreffende bijlage B1 Conservering en slijtlaag. Stalen- en VVK brugdekken moeten worden voorzien van een kunststofslijtlaag. Voor de eisen aan de slijtlaag wordt verwezen naar de betreffende bijlage B1 Conservering en slijtlaag. Onderhoud aan slijtlagen in het werk moet altijd worden uitgevoerd in een tent waarin temperatuur en luchtvochtigheid kunnen worden beheerst. Conserveringswerkzaamheden en onderhoud aan slijtlagen mag uitsluitend plaatsvinden wanneer gedurende de uitvoering kan worden voldaan aan een maximale luchtvochtigheid van 85% en een oppervlaktetemperatuur van tenminste 3 C boven de dauwpuntstemperatuur. De onderdelen van de brug- of sluisaandrijving in de kelderruimte(n) en in de hameistijlen moeten worden uitgevoerd in de volgende kleuren: Assen: RAL 2009 Koppelingen: RAL 2009 Kabeltrommels (hefbruggen): RAL 3001 Elektromotoren: RAL 5017 Tandwielkasten (hoekkasten) RAL 5017 Reminstallatie: RAL 3001 Stalen machinefundaties: RAL 7033 Handwielen, handslingers, kruk of hefboom voor handbediening: RAL /243

130 Algg A Besturingssystemen brug 13 BESCHRIJVING BRUG BESTURINGSSYSTEMEN Een beweegbare brug bestaat uit een besturingssysteem dat aangesloten is op één van de zes bediencentrales. Het besturingssysteem van de brug voorziet in een centrale besturing (vanuit een centrale bedienpost of ter plaatse) via de PLC en een noodbediening zonder PLC. Daarnaast moet de brug beschikken over handbediening. Het besturings- en bewakingssysteem van de afstandbediende beweegbare brug moet bestaan uit de onderstaande hoofdcomponenten: - Schakel en verdeelinrichting - Brugaandrijving - Noodstroomvoorzieningen - Apparatenkasten - Transmissie - Geluidsinstallatie - Besturing- en signaleringsinstallatie - Ter plaatse en noodbediening - CCTV - Landverkeerseinen - Voorwaarschuwingsseinen - Akoestische signalering - Scheepvaartseinen - Doorvaartseinen - Windmeter - Inbraakalarmering Dit deel omvat de beschrijving ten behoeve van het bouwen, aanpassen of uitbreiden van de elektrotechnische- en besturingsinstallaties van beweegbare bruggen Elektrotechnische installatie Algemeen De provincie stelt hoge eisen aan de uitvoering van de elektrotechnische installatie. Kabels dienen consequent, naar functie gescheiden, netjes en zorgvuldig te worden aangebracht in kabelwegen naar de apparatenkasten. Ook in de sokkel van de apparatenkasten moeten de kabels ordentelijk worden aangebracht. Kabels, aders en componenten moeten duurzaam worden gelabeld met identificatiemerken Aders moeten strak worden afgemonteerd; overlengte moet worden gerealiseerd in de kabels, niet in de aders. Gebruik van isolatieband of kroonsteentjes is niet toegestaan. Alle onderdelen moeten deugdelijk worden gemonteerd in de kasten op de door de fabrikaant voorgeschreven wijze met het juiste bevestigingsmateriaal. 130/243

131 Algg A Besturingssystemen brug Component- en kabelcoderingen moeten voldoen aan bijlage T34. In de volgende hoofdstukken zijn de installatieonderdelen van de objecten omschreven. De elektrotechnische werkzaamheden bestaan o.a. uit: - het realiseren van de totale installatie inclusief verdeelinrichting; - het leveren, monteren en bedrijfsvaardig aansluiten van alle benodigde componenten zoals o.a.: - een frequentieomvormer (inclusief remweerstanden en chopper); - een overspanningbeveiliging in de verdeelinrichting; - een aansluiting t.b.v. een mobiel noodstroom aggregaat (NSA); - encoders; - extra aansluitpunten voor zover noodzakelijk wanneer sprake is van uitbreiding van de installaties; - (nieuwe) apparatenkasten, inclusief apparatuur; - UPS voor de PLC, land- en scheepvaart verkeerseinen, marifoon, audio, netwerkswitch, camera s; - de benodigde bekabeling; - de benodigde kabelwegen; - de benodigde mantelbuizen; - de benodigde waterdichte kabeldoorvoeringen; - het verrichten van de benodigde graafwerkzaamheden Voeding Bij nieuwe beweegbare objecten moet een aansluiting op het energienet worden gerealiseerd. De aannemer is belast met het coördineren, aanvragen en laten aanleggen van een netaansluiting voor de brug, op naam van de provincie Zuid-Holland, bij aansluitingen.nl. De aannemer dient tijdig aan de opdrachtgever de vereiste informatie omtrent de netaansluiting te overlegggen (EAN-code), zodat de opdrachtgever de aansluiting kan inhuizen bij de energieleverancier. Waar mogelijk een zgn. slimme meter toepassen waarmee meterstanden op afstand kunnen worden uitgelezen Uitvoering schakel- en verdeelinrichting laagspanning De hoofdschakelaar van de verdeelinrichting dient te worden uitgevoerd als een mechanische wisselschakelaar met 3 standen, te weten: 1: Netvoeding; 0: Uit; 2: Mobiele noodstroomaggregaat. De voeding vanuit de kwh meter dient op de hoofdschakelaar te worden aangesloten. Na de hoofdschakelaar wordt de energieverdeling gesplitst in: 131/243

132 Algg A Besturingssystemen brug - verdeling voor de lichtinstallaties; - verdeling voor de krachtinstallaties. De hoofdschakelaars van de energieverdeling, evenals de hoofdschakelaars van de onderverdelingen, dienen vanaf de buitenzijde van de apparatenkast bedienbaar zijn. Specificatie: - bedrijfsspanning: 230/400V, 50Hz; - beschermingsgraad (NEN-EN-IEC a00) (IP): IP55; - uitvoeringsvorm: In apparatenkast; - beschermplaten in kast tegen directe aanraking; - kortsluitvastheid: 10 ka. Zie voor uitvoering kast: par Apparatenkasten Lichtgroepen: Reserve: 20% van het benodigde aantal groepen bij oplevering, met een minimum van 3 groepen. Krachtgroepen: Reserve: 20% van het benodigde aantal groepen bij oplevering, met een minimum van 2 groepen Overspanningbeveiliging In de verdeelinrichting dient een overspanningbeveiliging te worden opgenomen: - bedrijfsspanning (V): 400 VAC. - stootstroom (ka): Afhankelijk van de toepassing - nominaal: 20kA; - maximaal: 40kA; - overspanningsklasse T2. Aan deze specificaties voldoet type VAL-MS 320/3+1FM-UD van Phoenix Contact. Toebehoren: - contact voor storingsmelding aan besturingssysteem; - bevestigingsmiddelen; - DIN-rail; - afdichtingen. 132/243

133 Algg A Besturingssystemen brug Netwachter In de verdeelinrichting moet een netwachter worden opgenomen die in werking treedt bij (gedeeltelijke) uitval energievoorziening. Specificatie: - Montage op DIN-rail; - Instelbare drempelwaarden Netanalysesysteem In de apparatuurkast van de schakel- en verdeelinrichting moet een netanalysesysteem worden aangebracht, voorzien van een display in de deur, zoodat het systeem afleesbaar en afstelbaar is zonder de kast te hoeven openen. Specificatie: - netkwaliteitsmetingen overeenkomstig EN ; - verlicht display; - 4 stroom- en spanningsingangen; - Registratie en digitalisering van de effecvtieve waarden (RMS) van de stromen en spanningen; - automatische aanpassing aan een netfrequentie van Hz; - meetintervallen van 10 perioden van 200 ms (bij 50 Hz); - continue meting en berekening van de volgende meetwaarden per fase: -spanning -frequentie -stroom -totaalstroom -effectief vermogen -blindvermogen -schijnvermogen -vermogensfactor -cosphi -faseverschuiving - Ethernet aansluiting met TCP/IP en SNMP protocol. Aan deze specificaties voldoet de netanalyzer Janitza type UMG 604 E. 133/243

134 Algg A Besturingssystemen brug Aansluitvoorziening noodstroomaggregaat Bij langdurige spanningsuitval dient er een mogelijkheid te zijn om over te schakelen op een mobiel noodstroomaggregaat (NSA). De aansluitvoorziening voor het mobiele noodstroom aggregaat dient in een halyesterkast te worden aangebracht. Aansluiting bij voorkeur naast de deur naar buiten. Indien er geen apparatenruimte aanwezig is (zoals bij buitenopstelling), dient deze geplaatst te worden in de besturingskast op een montageplaat. Specificatie: - toestel contactdoos 125 A; CEE-form; - aantal polen: 5; - spanning: 400 VAC; - afschakelbaar door een op de deur gemonteerde schakelknevel; - aantal polen schakelaar: 4 st.; - beschermingsgraad IP 67; - inclusief draaiveldmeter; - schakelaar om de draairichting van de aangeboden noodstroomvoeding te kunnen omdraaien; - Schakelstanden (NET 0 NSA), alsmede benodigd vermogen van NSA om alle functies te kunnen voeden (kva) d.m.v. resopalplaatjes aanduiden op de kast. Opmerking: Bij aansluiting van een noodstroomaggregaat dient het draaiveld te kunnen worden gecontroleerd alvorens de installatie in te schakelen UPS-installatie Installatiedelen die bij spanningsuitval een onveilige situatie kunnen opleveren, dienen te worden gevoed via een statische UPS installatie met voldoende capaciteit om de onderdelen die hierop aangesloten te voeden. De UPS installatie dient in een apparatenkast te worden aangebracht De volgende componenten en installaties dienen achter een UPS-installatie te worden aangesloten: - PC's; - PLC's; - beseining (land- en scheepvaartseinen) - boomverlichting afsluitbomen; - audioinstallatie; - CCTV-installatie; - transmissie - netwerkswitch. 134/243

135 Algg A Besturingssystemen brug De UPS dient voorzien te zijn van een automatische interne bypass en een externe handmatige service bypass. De externe service bypass dient de UPS te overbruggen zodat deze vervangen kan worden zonder dat de installatie spanningsloos hoeft te worden gemaakt gedurende de vervanging. De externe bypass dient duidelijk zichtbaar en eenvoudig bereikbaar in de kast aangebracht te worden. De UPS dient te zijn voorzien van een op de brug PLC aangesloten storingscontact en een visuele display in de kastdeur. Het storingscontact moet aan de PLC melding geven als: - -de UPS in storing is (systeemalarm); - -de interne bypass is ingeschakeld; - -de batterijcapaciteit onder de 20% is. De visuele aanduiding in de kastdeur moet aangeven: - werktoestand: normaal (netspanning), batterij of bypass mode; - belasting, met indicatie van de overbelasting; - resterende batterij capaciteit in % of minuten - conditie van de batterij; - systeemalarm, ondersteund door akoestische signalering. Specificatie UPS: - Ingangsspanning: 3 x 400V/230V+N (Dual feed mogelijk); - Ingangsfrequentie: 35-70Hz; - Ingangsvermogensfactor: 0,99; - Ingangsstroomvorm: Sinusvormig THDI<4%; - Uitgangsspanning 3 x 400V/230V+N; - Uitgangsfrequentie 50Hz of 60Hz; - Uitgangsvermogenfactor (cos phi): 1,0; - Statische uitgangstolerantie: < 1%; - Dynamische uitgangstolerantie: < 4%; - Vervormingfactor: < 2% (lineair), < 3% (niet lineair); - Toelaatbare schuifbelasting: 100%; - Overbelastingsbestendigheid: 125% voor 10 min, 150% bij 1 minuut; - Toelaatbare crestfactor: 3 : 1; - Efficiëntie bij 25/50/75/100% belasting: 94,5/95/95.5/95.5%; - Eco rendement (belasting op bypass): 98% bij 100% belasting; - Online-technologie; - Double Conversion zonder transformator; - Classificering VFI-SS-111; - Norm IEC ; - Omgevingstemperatuur voor UPS 0-40 C; 135/243

136 Algg A Besturingssystemen brug - Relatieve luchtvochtigheid 95%; - SNMP adapter t.b.v. monitoren van diverse UPS-parameters; Specificatie batterijen: - Autonomietijd minimaal 60 min met de alle eerdergenoemde instalatieonderdelen aangesloten - Loodgelbatterijen volgens EUROBAT Levensduur 10 jaar De UPS dient tijdens de FAT getest te worden onder volledige belasting op o.a. de autonomietijd, werking interne bypass en externe service bypass Apparatenkasten Apparatenkasten t.b.v. objecten De apparatenkasten t.b.v. objecten dienen: - de gehele hoofdverdelings- en besturingsinstallatie van de bruggen te bevatten, inclusief audioinstallatie, CCTV-installatie, seininstallatie en netwerkapparatuur; - in zijn geheel spanningsloos gemaakt kunnen worden door middel van een (hoofd)schakelaars op de buitenzijde van de kasten; - zodanig te worden opgesteld dat de vluchtmogelijkheid conform NEN1010 kan worden gerealiseerd; - bij naast elkaar geplaatste kasten van dezelfde diepte te zijn zodat de kastfronten uitgelijnd zijn en de deuren over circa 180 zijn te openen; - te zijn voorzien van een noodstopknop op de buitenzijde, voorzien van kraag zodat de noodstop niet onbedoeld kan worden ingedrukt door een openslaande deur; - te zijn voorzien van een logische opbouw en onderverdeling ten behoeve van de diverse besturingsinstallaties; - te voldoen aan de EMC richtlijn; Specificatie apparatenkasten: - hoogte 2000 mm - beschermingsgraad (NEN-EN-IEC a00): IP55/IP65 - Kleur RAL Kastframe dak, achterwand en bodemplaat: plaatstaal 1,5 mm - Deur: plaatstaal 2,0 mm - Montageplaat: plaatstaal 3,0 mm - Oppervlakte behandeling: kastframe dompelgrondlak 136/243

137 Algg A Besturingssystemen brug - Oppervlakte behandeling deur, dak, achterwand dompelgrondlak, aan de buitenzijde poedercoating, RAL Oppervlaktebehandeling montageplaat en bodemplaat : verzinkt - Uitvoering met dubbele deuren - Kast voorzien van sokkel, 100 mm bij computervloer en 200 mm in overige situaties - Sluitsysteem: comfort-handgreep met sluitsysteem ASSA lengte 302 mm met drukknopsluiting In de apparatenkasten aanbrengen: - 2 stuks WCD s met randaarde 230V t.b.v. meetapparatuur; - TL-verlichting met deurschakelaar in ieder compartiment; - elektrische kastverwarming met thermostaat; - tekeninghouder aan binnenzijde van de deur; - geforceerde mechanische ventilatie met thermostatische regeling. De thermostatische regelingen moeten goed zichtbaar worden gemonteerd, zodat de ingestelde waarde eenvoudig is af te lezen en in te stellen. Toebehoren: Resopal tekstplaten (wit met zwarte tekst) met apparaatcode en omschrijving van de functie of onderdeel waarop het bediening- en/of signaleringorgaan betrekking heeft: - identificatiemerken op iedere aansluitklem en aansluiting; - identificatiemerken op alle aders nabij de aansluitklemmen; - identificatiemerken op regelmatige afstand op alle kabels. Apparatenkasten die geplaatst worden in een technische ruimte dienen te voldoen aan IP klasse 55 en kasten die geplaatst worden in een brugkelder dienen aan een IP klasse 65 te voldoen. Kabels moeten via de sokkel worden ingevoerd. Ten behoeve van de binnenkomende glasvezels dient een afzonderlijke kast te worden geplaatst. Voor de glasvezels zijn twaalf hoogte-eenheden (12HE) in de kast benodigd. In het overig deel van deze kast dient de glasvezelapparatuur, de apparatuur voor de audioinstallatie en de CCTV worden aangebracht. Om de brug in een noodsituatie te kunnen bewegen dienen overbruggingsmogelijkheden over de eindcontacten van de afsluitbomen (afsluitbomen geopend / gesloten) in de apparatenkast te worden aangebracht. Daarnaast dient een overbruggingsmogelijk van de eindcontacten van de brug (brug geopend / gesloten) in de apparatenkast te worden aangebracht om de afsluitbomen te kunnen bedienen. De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de overbruggingen: - het overbruggen mag alleen mogelijk zijn bij noodbediening; - er dienen afwijkende stekkers en contactdozen te worden toegepast; 137/243

138 Algg A Besturingssystemen brug - de apparatenkast kan niet afgesloten worden als de overbrugging(en) zijn geactiveerd. Om in geval van onderhoudwerkzaamheden onderdoorvaart van de brug te beletten moeten de gele doorvaartseinen uitgeschakeld kunnen worden zodat het seinbeeld dubbel rood met gedoofd doorvaarsein kan worden getoond (doorvaart verboden). Op de buitenzijde van de apparatenkast moet een schakelaar worden aangebracht met de standen uit en auto. In de stand uit zijn alle gele doorvaarseinen gedoofd; in de stand auto moeten ze automatisch worden bestuurd vanuit de brugbediening Brugaandrijving De brugaandrijving bestaat uit een elektromechanische aandrijving of een hydraulische aandrijving De elektromechanische brugaandrijving bestaat uit een: - mechanisch bewegingswerk - elektromotor - rem - standsignalering - retardeerbewaking De hydraulische aandrijving bestaat uit een: - hydraulisch aggregaat - standsignalering - retardeerbewaking Voor eisen en specificaties m.b.t. het mechanisch bewegingswerk zie hfdst 8 werktuigbouwkundige installaties (brug) Elektromechanische aandrijving Elektromotor: De elektromotor maakt onderdeel uit van de werktuigbouwkundige installatie alleen de voeding en besturing behoort tot het brugbesturingssysteem. Bij centrale object bediening en bediening ter plaatse (reguliere besturing) met de PLC vindt aansturing van de elektromotor altijd plaats met een frequentieregelaar. 138/243

139 Algg A Besturingssystemen brug Naast de reguliere besturing is er ook een noodbediening of besturing door middel van een direct inschakelbare noodmotor die zonder frequentieregeling wordt aangestuurd. Frequentieregelaar: Nadere specificatie frequentieregelaar: - fabricaat Control Techniques of Danfoss - type serie nader te bepalen: - instelbare ramptijden op/neer/tussentijdse stop - uitgangscontact voor aansturing rem - storingsuitgangscontact en storingen log - grafisch display; - inclusief remweerstand - vermogen regelaar baseren op maximaal vermogen elektromotor (de elektromotor moet het kipkoppel kunnen leveren gedurende max. 1 minuut) Aandrijving De onderstaande aandrijvingen worden onderscheiden: - panamawiel aandrijving - heugelaandrijving kromme heugel - heugelaandrijving rechte heugel - elektromechanische (EM) cilinder Panamawiel-, kromme- rechte heugelaandrijving: Bij de reguliere besturing dient een frequentieregeling toegepast te worden. De noodbediening vindt plaats d.m.v. een aankoppelbare noodmotor. De noodmotor wordt zonder frequentieregeling aangestuurd. De koppeling van de noodmotor met het bewegingswerk dient gesignaleerd te worden door een eindschakelaar. EM cilinder aandrijving: Deze wordt aangedreven door een 2-toerenmotor. Het hoge toerental wordt gebruikt voor de reguliere besturing en het lage toerental voor de noodbediening. Bij de reguliere besturing dient een frequentieregeling toegepast te worden. De noodbediening vindt plaats met het lage toerental zonder frequentieregeling. Rem De aandrijving is voorzien van een klossenrem, zie par Klossenrem. De klossenrem dient aangesloten te worden op een aparte groep en dient bij het regulier bedrijf aangestuurd te 139/243

140 Algg A Besturingssystemen brug worden door een vrijgave contact van de frequentieregeling. Bij noodbedrijf dient de klossenrem aangestuurd te worden zodra de motor wordt ingeschakeld. De klossenrem is voorzien van een verwarmingselement dat aangesloten moet worden op een aparte groep. De klossenrem dient voorzien te zijn van een eindschakelaar rem gelicht en rem gevallen. Dit contact dient op de PLC aangesloten te worden en in het besturingscircuit opgenomen te worden. Standsignalering De standsignalering bestaat uit een spileindschakelaar, zie par Spileindschakelaar. De spileindschakelaar is redundant (dubbel) uitgevoerd en bestaat uit 12 schakelcontacten. De contacten dienen opgenomen te worden in de besturing van de brug. De contacten dienen aangesloten te worden zoals hieronder aangegeven: 1. brug op... PLC 2. brug voor-op (retardeerbewaking op). PLC/retardeerunit 3. brug voor-voor-op.plc 4. brug voor-voor-neer....plc 5. brug voor-neer(retardeerbewaking neer).. PLC/retardeerunit 6. brug neer.. PLC 7. brug op noodbediening besturingscircuit noodbediening 8. brug neer noodbediening...besturingscircuit noodbediening Alle contacten dienen in rust NC te zijn. Naast de spileindschakelaar dient voor de vrijgave van de processtappen scheepvaartseinen groen, doorvaartseinen uit, bomen op een veiligheidsschakelaar geplaatst te worden die de open en dichtstand van de brug detecteert. De veiligheidsschakelaar dient te voldoen aan SIL 3. De veiligheidschakelaars dienen zodanig aangebracht te worden dat deze de eindstand van de brug nauwkeurig detecteren. Retardeerbewaking De aandrijving met frequentieregeling dient voorzien te zijn van een retardeerbewaking. De retardeerbewaking controleert of het val gaat vertragen bij de voor-eind signalering van de brug. De retardeerbewaking bestaat uit een controle unit en een encoder die de snelheid detecteert. Op de controle unit dienen ook de betreffende eindcontacten van de spileindschakelaar aangesloten te worden. Zodra de brug moet gaan vertragen controleert de reatardeerbewaking of deze vertraging voldoet aan de wenswaarde (toerental). Indien dit niet het geval resulteert dit 140/243

141 Algg A Besturingssystemen brug direct in een noodstop om te voorkomen dat het val met volle snelheid op de oplegging of in de eindstand op komt. Bij de brugbesturingen van zgn stand-alone bruggen bestaat de retardeerbewaking uit een aparte controle unit, de zgn BBH module. Op de BBH module worden de encoders en de eindstandsignaleringen aangesloten. Bij beweegbare bruggen die onderdeel uitmaken van een sluiscomplex wordt geen gebruik gemaakt van de BBH module, zie par Retardeerbewaking. Specificatie retadeerbewaking unit: - fabricaat BBH type SB SB - safetybus aansluiting Encoder: - dubbel uitvoeren in één behuizing Bevestiging en nadere omschrijving encoder: - zie: par Encoder Hydraulische aandrijving Het uitgangspunt voor de standaard brugbesturingssoftware van de provincie Zuid-Holland is de toepassing in een elektromechanische aandrijving met een frequentieregelaar. Een hydraulische (EH) aandrijving is besturingstechnisch complexer dan een elektromechanische (EM) aandrijving en vereist daardoor een groter aantal veiligheidsfuncties in de besturing. Een EH aandrijving kent, in tegenstelling tot een EM aandrijving met frequentieregelaar geen standaard oplossing qua benodigde veiligheidsfuncties. Dat zou betekenen dat de software voor elke toepassing in een EH aandrijving op maat gemaakt moet worden en er geen sprake meer is van een standaard. Dit is vanuit versiebeheer en certificering (de software is een onderdeel van het vereiste SIL-3 niveau) ongewenst.. Om een EH aandrijving toch te kunnen aansturen met de standaard software, dient het hydraulisch systeem te zijn voorzien van een eigen veiligheidssysteem, dat op dezelfde manier met de standaardbesturing communiceert als een frequentieregelaar. Dit veiligheidssysteem moet alle additionele veiligheidsfuncties afhandelen en op het eventueel falen acteren. De juiste werking van de interface tussen het veiligheidssysteem en de standaard brugbesturing (hardware/software) moet zijn gewaarborgd.. Het veiligheidssysteem moet omschakelbaar zijn naar een bedrijfsmodus met aangepaste looptijdbewakingen zodat de brug bij uitval van één elektromotor, pomp of cilinder op circa de halve snelheid gedurende een langere periode van meerdere dagen kan functioneren. In deze bedrijfsmodus moet bediening op afstand middels de standaard configuratie mogelijk zijn. 141/243

142 Algg A Besturingssystemen brug Het aanvullende veiligheidssysteem van de EH aandrijving moet door middel van een Grafische Diagnose Terminal (zie: par Grafische Diagnose Terminal ) de status van het systeem kunnen melden en uitlezen. In tegenstelling tot het gestelde in par moet ON zelf de software leveren en de meldteksten programmeren. Voor de uitvoering van het hydraulisch aggregaat wordt verwezen naar par Hydraulisch aggregaat. De specificaties van de standsignalering en retardeerbewaking staan beschreven in par Signalering en wegmeting Transmissie De datacommunicatie via het glasvezelnetwerk wordt geregeld via een transmissie switch. De switch zorgt ervoor dat alle onderdelen die voorzien zijn van een netwerk interface toegang krijgen tot het glasvezelnetwerk. In bijlage T01 (Architectuur subringen Switch Hirschmann) is het netwerk van bediencentrales en objecten (bruggen en sluizen) weergegeven. De objecten zijn onderling verbonden via een Switch type B en de objecten die verbonden zijn met een bediencentrale worden voorzien van een Switch type C. De objecten met een Switch type C in de bediencentrale gekoppeld met een Switch type A Op tekening T05 blokschema besturingssysteem sluis zijn de transmissieverbindingen van de sluis weergegeven. De diverse objecten op de sluis (sluishoofden en bruggen) worden voorzien van een Switch type B. In de centrale bedienpost wordt een Switch type C toegepast zodat de bedienpost gekoppeld kan worden met een Switch type A in de bediencentrale. De onderstaande onderdelen worden op switch B aangesloten: - PLC brug of sluisbesturing; - geluidsinstallatie (audio); - video encoder camera s. Nadere specificaties switch type B: - fabricaat: Hirschmann; - type RS ; - railswitch; - 2 optische Gbit poorten en 16 lokaal 10/100Mbit poorten. 142/243

143 Algg A Besturingssystemen brug Op de switch type C worden de onderstaande onderdelen aangesloten: - PLC centrale bediening - Geluidsinstallatie - PC quadbeeld sluishoofd 1 - PC quadbeeld sluishoofd 2 - Windmeter De switch wordt redundant gevoed. De switch heeft een aansluiting voor zowel reguliere netspanning als noodstroom (UPS). Om de switch aan te sluiten op reguliere netspanning en UPS dienen 2 stuks voedingen opgenomen te worden. Nadere specificatie voeding voor de switch: - fabricaat: Oltronix; - type: Ferro Resonant Power Supplies FP/SF-070; - max Output: 70 VA; - operating temp: ºC; - output Voltage: 24 VDC; - output current: 3A; - ripple: 0,5 Vpp; - line regulation: 2%; - load regulation : 3%; - efficiency: 74% Besturing- en signaleringsinstallatie - Zie voor het functioneel ontwerp locale besturing standaard brug PZH bijlage B05; - Zie voor het technisch ontwerp lokale besturing standaard brug PZH bijlage B06; - Zie voor de systeem requirements standaard brug PZH bijlage B09. Besturingssysteem met: - fail-safe in-/uitgangen SIL3; - non fail-safe in-/uitgangen; - veiligheidsveldbus netwerkaansluiting; - MODBUS TCP netwerk aansluiting; - compatible met standaardsoftware in eigendom van Provincie Zuid-Holland; De software voor de brugbesturing wordt door de opdrachtgever ter beschikking gesteld als 2b levering. De aannemer dient de ter beschikking gestelde software te laden, configureren en te testen. De installatiehandleiding voor de lokale besturing is opgenomen in de bijlage B Veiligheidcircuits 143/243

144 Algg A Besturingssystemen brug De besturing moet in staat zijn de volgende veiligheidsfuncties met een betrouwbaarheid van SIL 3 te bewaken: - landverkeerseinen rood; - aantal defecte LVS lampen (meer dan 50% uitval aan één zijde, dan op noodbediening); - afsluitboom gesloten, voor vrijgave val; - retardeerbeveiliging; - val volledig open; - scheepvaartsein rood (max 50% uitval); - val volledig gesloten; - val opgezet of vergrendeld; - val afgezet of ontgrendeld; - afsluitboom uit bovenste positie; - noodstop. In bijlage B11 par vergrendelingen brug is aangegeven welke signaleringen aangesloten moeten worden op het failsafe ingangen van de PLC en welke op de standaard ingangen. Tevens is aangegeven welke hardware vergrendelingen in de noodbediening noodzakelijk zijn en welke overbruggingen aangebracht moeten kunnen worden. De overbrugging dient uitgevoerd te worden met een contactdoos en een overbruggingsstekker die aangebracht wordt in de apparatuurkast. De overbrugging dient zodanig aangebracht te worden dat indien de overbrugging geplaatst is de kastdeur niet gesloten kan worden. De overbrugging mag alleen actief zijn in het stuurcircuit van de noodbediening. Voor de communicatie met de centrale bedienpost dient een veiligheidsveldbus aanwezig te zijn, voor de veiligheidsrelevante informatie, noodstop en centrale bediening en een MODBUS TCP voor het op afstand diagnosticeren van de installatie. Naast de veiligheidstaken moet de besturing de reguliere bediening van de brug afhandelen Reguliere bediening (centrale object bediening en ter plaatse bediening met PLC). De processen 'brug openen' en 'brug sluiten' moeten bestaan uit een aantal logisch opeenvolgende deelprocessen. Elk proces moet minimaal worden opgedeeld in de volgende deelprocessen: Brug openen: - aangeven brug klaarmaken voor scheepvaart; - VRI aanvragen (indien aanwezig); - LVS aan; 144/243

145 Algg A Besturingssystemen brug - bomen sluiten; - brug openen; - doorvaart vrijgeven voor scheepvaartverkeer. Brug sluiten: - doorvaart sluiten voor scheepvaartverkeer; - brug sluiten; - bomen openen; - uitschakelen LVS; - afmelden VRI (indien aanwezig). Tussen de hoofddeelprocessen moet altijd een controlepunt worden ingebouwd ('schouwpunt') waarbij de verkeersbegeleiding de situatie op de brug visueel moet controleren en met een bewuste handeling het volgende deelproces start. De brugbeweging moet door een stop of een noodstop kunnen worden onderbroken om de brug in een veilige toestand te brengen. Daarna kan door een hernieuwde startopdracht het onderbroken of het omgekeerde deelproces worden geactiveerd (stap terug in bedienproces). Het afstoppen van de brugbeweging bij gevaarlijke situatie (noodstop) dient plaats te vinden volgens stopcategorie 0 of 1 conform NEN-EN-IEC Dit is mede afhankelijk van het type aandrijving. Elektromechanische aandrijving dienen volgens stopcateregorie 0 uitgevoerd te worden en hydraulische aandrijvingen volgens stopcategorie 1. Naast de noodstop dient er ook een zgn tussentijdse stop mogelijk te zijn volgens stopcategorie 2. Deze stop wordt veelal gebruikt om bijv. een brugbeweging te stoppen als het schip al gepasseerd is voordat het val de eindstand op heeft bereikt. 145/243

146 Algg A Besturingssystemen brug PLC brugbesturing Besturingssysteem met: fail-safe ingangen SIL3; - 48 fail-safe uitgangen SIL3; - 96 non fail-safe ingangen; - 96 non fail-safe uitgangen; - safety BUS p netwerk aansluiting; - MODBUS TCP netwerk aansluiting; - compatible met standaard software in eigendom van opdrachtgever. Bovenstaand besturingssysteem kan worden opgebouwd door gebruikmaking van: - basis rack met redundante opbouw voor de samenstelling van een veiligheidsbesturing; - aantal steekplaatsen: 9; - gaten voor bevestiging op 19" rack; - uitbreidingsrack voor standaard I/O, inclusief koppelmodules en bekabeling voor basisen uitbreidingsrack; - aantal steekplaatsen: 9; - gaten voor bevestiging op 19" -rack. Voedingsmodule met geïntegreerde beveiliging- en bewakingsschakeling voor de opbouw van veiligheidsbesturingen. Toepasbaar in fail-safe applicaties conform SIL en/of PL norm Centrale verwerkingseenheid met SafetyBUS p aansluiting, geïntegreerd testalgoritmen en redundante opbouw voor de samenstelling van een veiligheidsbesturing. Digitale in- en uitgangsgangscircuits of testpuls uitgangscircuits met redundante opbouw en geïntegreerde software algoritmen voor veiligheidsrelevante functies. In- en uitgangscircuits voor verwerking van niet fail-safe signalen. Aantallen van genoemde in en uitgangsmodulen te bepalen aan de hand van bijgevoegde I/O lijst. Aan deze specificaties voldoet type PSS 3000 van Pilz met de volgende configuratie: Aantal Type Omschrijving. 1 PSS BMP 8 Back plane met fail-safe en niet fail-safe bus 2 PSS PS 24 Voeding 24V DC 1 PSS SB CPU3 CPU met SafetyBUS-p aansluiting 5 PSS DI2 fail-safe Ingangskaart met 32 ingangen 1 PSS DOS fail-safe Uitgangskaart met 32 uitgangen 1 PSS DI2O T fail-safe In/uitgangskaart met 16 in en 16 uitgangen. De uitgangen zijn als testpuls te configureren. 1 P10 BEMP Back plane met niet fail-safe bus 146/243

147 Algg A Besturingssystemen brug 1 P10 EPB Koppelmodule basis-rack 1 P10 EPE Koppelmodule uitbreidingsrack 3 P10 DI Ingangskaart met 32 ingangen 3 P10 DO Uitgangskaart met 32 uitgangen 1 PSS ETH2 Ethernet communicatie module 1 BBH SP100.2 SB Fail-safe bewegingscontrole unit 1 Bridge SafetyBUS-p koppelmodule tussen twee Bussegmenten De software wordt door de OG ter beschikking gesteld en dient door de ON te worden geladen, geconfigureerd, getest en bedrijfsvaardig opgeleverd te worden. Zie voor nadere specificatie bijlage B10, installatie handleiding lokale besturing Grafische Diagnose Terminal Om lokaal en op afstand (proactieve monitoring) de status van de PLC te kunnen uitlezen moet aan de PLC een programmeerbare grafische diagnose terminal worden gekoppeld die als PVIS OPC server communiceert met de PVIS compatibele PLC. Op afstand (vanuit een bediencentrale of het OTO) moet de teminal via Ethernet kunnen worden uitgelezen. De software met zelf gedefinieerde meldteksten wordt door de opdrachtgever beschikbaar gesteld. De teminal moet in de deur van een apparatenkast worden gemonteerd op een hoogte van 1,50 meter vanaf de vloer. Nadere specificatie grafische diagnose terminal: - Display : 3,5 inch TFT, kleuren, resistief touch-screen; - resolutie : 320x240; - helderheid : 250 cd/m2; - toetsenbord : membraamtoetsen, 4 functietoetsen en 4 systeemtoetsen; - Processor : RISC 400 Mhz - Geheugen : 32 Mb flash geheugen, 64 Mb Ram geheugen; - Interfaces : 9 pins RS 232, USB (host en slave), RJ45 (10/100), audio (3,5 mm stereo jack); - Voedingsspanning : 24 V DC; - Beschermingsgraad : IP65 Aan deze beschrijving voldoet type PMI m309 diag van Pilz. 147/243

148 Algg A Besturingssystemen brug Centrale object bediening Zie: hfdst 16 Bediencentrales Lokale bediening De lokale bediening bestaat uit een drukknoppenkast met bedien- en signaleringselementen, een vaste lessenaar in de bedienruimte van de brug (als een bedienruimte aanwezig is wordt de plaatselijke lessenaar gehandhaafd of vernieuwd) of vaste buitenlessenaar. Met behulp van bediening ter plaatse wordt de brug door middel van de PLC bediend. Voor de drukknoppenkast wordt vanuit de besturingskast een meeraderige kabel aangebracht en aangesloten op een meerpolige contactdoos nabij de toegang van de brugkelder of in de kast van de afsluitboom. Voor de noodbediening met drukknoppenkast of de bediening met een buitenlessenaar moet een opstelplaats buiten het verkeer worden gecreëerd met voldoende ruimte, overzicht en bewegingsvrijheid om de onderdelen van de brug veilig te kunnen bedienen met goed zicht op alle gevaarzones. De flexibele aansluitkabel van de drukknoppenkast heeft een dusdanige lengte dat ongehinderd zicht op de vaarwegen en het landverkeer mogelijk is tijdens de bediening. De lokale bediening wordt geactiveerd door middel van een sleutelschakelaar op de besturingskast. Als lokale bediening is ingeschakeld worden alle overige bedienmogelijkheden geblokkeerd. Specificatie drukknoppenkast: Type hangende drukknoppenkast; Draagbaar met één hand, waarbij één hand vrij voor bediening; Materiaal: glasvezel versterkt polyester; Kleur geel; Beschermingsgraad IP65; Beschermingsklasse tegen elektrische schokken: Klasse II IEC 61140; Schokbestendigheid 100 gn IEC ; Trillingsweerstand: 15 gn Hz IEC ; Drukknoppenkast voorzien van label met tekst: Lokale bediening. 148/243

149 Algg A Besturingssystemen brug Noodbediening De noodbediening is aanwezig voor het geval dat er een storing is aan de PLC, de frequentieregelaar of andere apparatuur, waardoor reguliere lokale bediening niet mogelijk is. De noodbediening bestaat uit een drukknoppenkast met drukknoppen of is een functionaliteit op de vaste bedienlessenaar of buitenlessenaar zoals beschreven bij de lokale bediening. Door een sleutelschakelaar op de lessenaar wordt gekozen tussen lokale- en noodbediening. Noodbediening geschiedt zonder de PLC besturing (rechtstreeks met magneetschakelaars en relais). Op de drukknoppenkast zijn alleen die bedienknoppen aanwezig die de essentiële delen van de brug bedienen. Voor de drukknoppenkast dient vanuit de besturingskast een meeraderige kabel aangebracht en aangesloten te worden op een meerpolige contactdoos. De contactdoos wordt geplaatst nabij de toegang van de brugkelder of in de kast van de afsluitboom. Voor de noodbediening met drukknoppenkast moet een opstelplaats buiten het verkeer worden gecreëerd met voldoende ruimte, overzicht en bewegingsvrijheid om de onderdelen van de brug veilig te kunnen bedienen met goed zicht op alle gevaarzones. De flexibele aansluitkabel heeft een dusdanige lengte dat ongehinderd zicht op de vaarweg en het landverkeer mogelijk is tijdens de bediening. De noodbediening wordt geactiveerd door middel van een sleutelschakelaar op de besturingskast. Als de noodbediening is ingeschakeld worden alle overige bedienmogelijkheden geblokkeerd. De aandrijving geschied d.m.v. een door een hendel aankoppelbare noodmotor waarmee het brugval met ca. 10% van de nominale snelheid kan worden bewogen. Bij het aankoppelen van de noodmotor moet de hoofdmotor automatisch worden uitgeschakeld. Het aangekoppeld zijn van de noodmotor moet gesignaleerd worden op de drukknoppenkast of de lessenaar. Bediening kan alleen plaatsvinden als de noodmotor is gekoppeld en de bedrijfsschakelaar in de stand noodbedrijf staat. Specificatie drukknoppenkast: Type hangende drukknoppenkast; Draagbaar met één hand, waarbij één hand vrij voor bediening; Materiaal: glasvezel versterkt polyester; Kleur rood; Beschermingsgraad IP65; Beschermingsklasse tegen elektrische schokken: Klasse II IEC 61140; Schokbestendigheid 100 gn IEC ; Trillingsweerstand: 15 gn Hz IEC ; Drukknoppenkast voorzien van label met tekst: Noodbediening. 149/243

150 Algg A Besturingssystemen brug Handbediening Bij een complete spanningsuitval is er een mogelijkheid om de bruggen in de rusttoestand te brengen en de afsluitbomen elk afzonderlijk te openen door middel van een slinger. Bij handbediening moeten alle overige elektrische bedienmogelijkheden worden geblokkeerd door middel van een handslinger signalering (standdetectieschakelaar) met een hardwarematige vergrendeling in de betreffende stuurcircuits Geluidsinstallatie De geluidsinstallatie van de brug is opgebouwd rond een Compact Voice Switch (CVS). Op de CVS worden de onderdelen van de geluidsinstallatie aangesloten. De CVS is via het glasvezelnetwerk verbonden met TeleCommunication Switch (TCS) en het Control and monitoring system (CMS) in de centrale bedienpost. Voor de beschrijving van dit systeem zie par Geluidsinstallatie. De geluidsinstallatie van de brug bestaat uit: - CVS (compact Voice Switch); - Geluidsversterkersinstallatie; - Omroepinstallatie; - Oproepinstallatie; - Marifoon. Op de CVS worden de onderdelen van de geluidsinstallatie aangesloten Compact Voice Switch (CVS) De CVS wordt op basis van IP via het glasvezelnetwerk aangesloten op TCS (Telecommunication Switch) in de bediencentrale zie: par TeleCommunication Switch (TCS). Op de TCS in de bediencentrale worden de audio bedienpanelen (touch panel) en de beheerterminal (Control and Monitoring System (CMS) aangesloten. Voor de bediening van de communicatie installatie vanuit de bediencentrale is het noodzakelijk dat de CVS een koppeling heeft met de PLC. De onderstaande onderdelen dienen aangesloten te worden op de PLC: - Praatpaal - Intercom - Walpost marifoon. De Compact Voice Switch bestaat uit: 150/243

151 Algg A Besturingssystemen brug - CVS 990 Compact Voice Switch Benodigde interface en extension modules De compact voice switch zoals hierboven beschreven wordt geleverd door KPN, fabricaat MEP Geluidsversterkerinstallatie De geluidsversterkersinstallatie bestaat uit: - Geluidsversterker; - Mengversterker - Audio interface. De geluidsversterker dient voldoende vermogen te hebben om via de omroepinstallatie de vaarweg en landverkeer gebruikers verstaanbaar toe te spreken. Op de audio interface worden de diverse onderdelen van de omroep, intercominstallatie en praatpalen aangesloten Omroep installatie De omroepinstallatie bij de bruggen bestaat uit hoornluidsprekers die nabij de bruggen zijn geplaatst voor het aanroepen en waarschuwen van het scheepvaartverkeer en landverkeer. Het aantal te plaatsen luidsprekers is afhankelijk van de grootte van de brug. Het uitgangspunt hiervoor moet zijn dat de vaarweg- en weggebruikers verstaanbaar toegesproken moeten kunnen worden.. De hoornluidsprekers worden aangesloten op een geluidsversterker. De geluidsversterker wordt aangesloten op de CVS die via het glasvezelnetwerk weer met de TCS (TeleCommunication Switch) van de bediencentrale is verbonden. De omroepinstallatie dient tweezijdig te kunnen werken, d.w.z. dat er ook via de hoornluidsprekers ter plaatse op de brug, in de bediencentrale meegeluisterd moet kunnen worden. Het geluidsniveau op de positie van de luisteraar dient 80 db(a) te zijn met een verstaanbaarheid van minimaal STI 0,45 conform NEN-EN-IEC Voor het landverkeer bevindt de luisteraar zich op maximaal 20 mter voor de afsluitbomen en voor de scheeopvaart op maximaal 40 meter voor de brug. Een meetrapportage moet ter acceptatie worden ingediend. Specificatie: - in/uitgangsniveau: -10 dbm nom./ -6 dbm max.; - impedantie: 600 Ohm symmetrisch. Aan deze specificatie voldoet: - Bosch Plena-systeem 151/243

152 Algg A Besturingssystemen brug Oproep installatie (praatpalen bedraad) De oproepinstallatie (meldknop) bij de beweegbare kunstwerken bestaat uit twee praatpalen, die aan beide zijden van de bruggen/sluizen telkens aan stuurboordzijde van de vaarweg op de wachtplaats zijn geplaatst. Deze installatie dient voor het oproepen van de bediencentrale en wordt voornamelijk gebruikt door het recreatieverkeer dat niet in het bezit is van een marifoon. De praatpalen bestaan uit een luidspreker, microfoon, oproepknop en een signaleringslamp. De praatpalen zijn geel van kleur en moeten zodanig worden uitgevoerd dat ze niet met prikstokken beschadigd kunnen worden. Zowel de praatpalen, als ook de bekabeling en aansluiting van bekabeling aan praatpalen, moeten "hufterproef" en beschermd tegen aanvaringen worden aangelegd. De praatpalen worden aangesloten op TCS (Telecommunication Switch) die via het glasvezelnetwerk weer met de geluidsinstallatie van de bediencentrale is verbonden. De voorgeschreven plaats is de derde paal vanaf de brug van het wachtsteiger voor de recreatievaart op een hoogte van 1, meter boven de waterspiegel. Bij het niet aanwezig zijn van een wachtvoorziening voor de recreatievaart moet de oproepinstallatie worden aangebracht op een aanwezige of aan te brengen paal langs de rechterzijde van de vaarweg, op circa meter vanaf de brug of sluis. De paal moet minimaal 1,00 meter uit de oever worden geplaatst om ongewenst gebruik vanaf de oever tegen te gaan. Bij de meldknop, haaks op de vaarwegas, een verkeersteken 40 x 40 cm aanbrengen met de tekst: melden brugbediening. Verkeersteken uitvoeren met witte letters op blauwe achtergrond in retroreflectieklasse III. Specificatie oproepinstallatie: - Analoog; - Semi Duplex; - Oproepsignalering; - Oproepknop via maakcontact; - Rondzingbeveiliging; - spreekafstand 6 meter; - versterker; - RVS 316 behuizing in de kleur geel (RAL 1016); - Opbouw uitvoering; - Beschermingsgraad IP55. - De voeding komt uit CVS990 van KPN. - Interfacevlak met combineerde audio/marifoon installatie: - LF symmetrisch gescheiden; - Impedantie 600 ohm; 152/243

153 Algg A Besturingssystemen brug - Niveau instelbaar -10 dbm tot + 10 dbm. - Aan deze specificatie voldoet het type PPU 990 van KPN Oproep installatie (praatpalen draadloze communicatie, WIFI) Tekst in ontwikkeling Intercom installatie De intercominstallatie bestaat uit meldposten in de brugkelder en/of in de apparatenruimten. De intercominstallatie heeft de volgende functies: - communicatie met de bediencentrale; - communicatie in de brugkelder. De meldposten bestaan uit een luidspreker, microfoon, oproepknop en een signaleringslamp. De meldposten worden aangesloten op de Compact Voice Switch (CVS) die via het glasvezelnetwerk met de geluidsinstallatie van de bediencentrale is verbonden. Specificatie: Intercomaansluitingen: - in/uitgangsniveau -10dBm nom./-6dbm max.; - impedantie 600 Ohm symmetrisch; - oproepknop via maakcontact; - voeding komt uit CVS990. Indien de meldposten parallel worden geschakeld dient de impedantie overall 600 Ohm te zijn. Specificatie: - analoog; - semi Duplex; - oproepsignalering; - luidspreker- microfoonbewaking; - RVS meldknop; - rondzingbeveiliging; - RVS behuizing; - opbouw; Interfacevlak met de combineerde audio/marifoon installatie: - LF symmetrisch gescheiden; - impedantie 600 ohm; - niveau instelbaar -10 dbm tot + 10 dbm. Aan deze specificatie voldoet type het ITU990 van MEP. 153/243

154 Algg A Besturingssystemen brug Marifoon installatie De marifooninstallatie bij de bruggen bestaat uit een zendontvanger die wordt aangesloten op een in een mast gemonteerde antenne die nabij de bruggen langs de vaarroute geplaatst moeten worden. De zendontvanger is verbonden met de Compact Voice Switch die via het glasvezelnetwerk weer met de TeleCommunication Switch van de bediencentrale is verbonden. Radiodekking: De antennes, de antennehoogtes en de uitgestraalde vermogens dienen te voldoen aan de eisen van het Agentschap Telecom, zijnde: - antennehoogte maximaal 8 meter; - antenne openingshoek maximaal 60 graden. Het hoogfrequent ontwerp dient dusdanig te worden opgezet dat de gehele vaarweg radiotechnisch zoveel mogelijk gedekt wordt en dat overlappingsgebieden tot een minimum zijn beperkt. De mogelijkheid bestaat dat communicatie via de marifoon van een schip op meerdere marifoonposten ontvangen wordt. De Compact Voice Switch in de bediencentrale moet in staat zijn om de ontvangen signalen onderling te vergelijken en het kwalitatief beste signaal door te koppelen naar de bedienplaats van de operator. De signalen moeten goed verstaanbaar en zonder onderbrekingen aan de bedienplaatsen in de bediencentrale worden doorgegeven. Specificatie Marifoonpost aansluitingen: - Rx in: -10dBm nom./-6dbm max.; - Tx uit: -10dBm nom./-6dbm max.; - Rx squelch contact; - Tx zendcontact; - relays (=talk through) in/uit; - RSSI best signal referentie spanning 0-10 VDC; - uitgangsniveau -10dBm nom./-6dbm max.; - impedantie 600 Ohm symmetrisch. Tevens dient de Marifoonpost in de centrale door KPN te worden geactiveerd en diversity in de centrale te worden ingeregeld CCTV installatie De CCTV-installatie is opgebouwd uit de onderdelen: - camera's ten behoeve van observatie van landverkeer; - camera's ten behoeve van observatie van scheepvaartverkeer; - (kantel)masten; 154/243

155 Algg A Besturingssystemen brug - bekabeling; - apparatuur voor het omvormen en comprimeren van de camerabeelden; - videoregistratie-apparatuur (NVR). Voor alle objecten worden de camera s op een zelfde brandpuntsafstand (6 mm) ingesteld, zodat de beeldhoek en afstandbeoordeling voor de bedienaars bij het afwisselend bedienen van diverse objecten steeds zoveel mogelijk hetzelfde is. Vaststellen optimale plaatsing camera s (3D-rendering en LOR) Voor plaatsbepaling van de camera s dient ter plaatse bij het object een Locatie Opname Rapport (LOR) te worden uitgevoerd. Camera s worden zo opgesteld dat deze het wegverkeer zo veel mogelijk in de aanrijrichting observeren. Zo vroeg mogelijk in het engineeringsproces moet een risicoinventarisatie worden uitgevoerd waarbij de gebieden worden bepaald waarop de bedienaar zicht moet hebben voor een veilige bediening van het object. Op basis hiervan moet een 3D rendering worden gemaakt waarin de (toekomstige) terreinindeling (brug, vaarweg, weg, opstallen, weg- en vaarwegmeubilair, bomen), moet worden gevisualiseerd. In het 3D-model moeten horizontale en verticale zichthoeken zichtbaar zijn vanaf het camerastandpunt. Door middel van het in het 3D-model verschuiven van camera s en het zonodig aanpassen van de beeldhoek (brandpuntsafstand) worden de theroretische opstellingen van de camera s bepaald en worden eventuele knelpunten (plaatsing op eigendommen van derden, zichtbeperkingen e.d.) besproken. De uitkomsten van de 3Drendering vormen het uitgangpunt voor de LOR.. Bij de opstelling van de camera s rekeing houden met privacy van omliggende bewoners en het voorkomen van hinder ondervinden door zoninval. De definitieve zichtlijnen en cameraopstellingen worden vervolgens door het uitvoeren van proefopstellingen (LOR) definitief bepaald. De plaatsbepalingen en camerainstellingen op basis van de 3D-redering en de LOR dien te worden uitgevoerd met de opdrachtgever, de directie en een afvaardiging van het bedienend personeel. De aannemer dient telkens minimaal 2 weken van te voren aan te geven wanneer plaatsbepalingen (3D en LOR) plaatsvinden. Van de resultaten van de 3D plaatsbepaling moeten prints worden gemaakt. De LOR-rapportage dient te worden geleverd als een zgn. plaatjesboek en moet door de opdrachtgever (directie en bedienend personeel) worden geaccepteerd voor uitvoering. 155/243

156 Algg A Besturingssystemen brug Aandachtspunten voor de LOR: - het verkrijgen van een optimaal beeld van de te bedienen object (masthoogte en de toe te passen lens worden ter plaatse bepaald); - privacy van de omliggende bewoners moet gewaarborgd blijven; - hinderlijke schittering of lichtvlekken in de camerabeelden a.g.v. auto s, straatverlichting, regen en/of zon moet worden voorkomen; - geen straatmeubilair in het zicht van het camerabeeld; - voldoende zicht op weg en vaarweg voor een veilige bediening; - aandacht voor kantelrichting van de cameramast in verband met onderhoudbaarheid, veiligheids- en arbo aspecten. Wanneer de cameramasten en camera s worden aangebracht moeten deze exact volgens de goedgekeurde LOR rapportage (zgn. plaatjesboek) worden geplaatst en ingesteld. Systeembeschrijving: De CCTV-installatie bij de bruggen dient te bestaan uit voldoende kleurencamera's voor het visualiseren van het landverkeer en het scheepvaartverkeer, ook bij geopende brug. Minimaal één camera (veelal voor het scheepvaartverkeer) moet zijn voorzien van een Pan - Tilt mechanisme. Deze wordt aangestuurd door de PLC. De Pan - Tilt camera kan worden gebruikt om zicht te geven op de doorvaartopening bij open brug of kan ondersteunende beelden geven bij storing of uitval van een andere camera. De Pan - Tilt camera dient, na het beëindigen van de bediening, automatisch naar de vaste beginstand terug te gaan. De camera's moeten worden gemonteerd op kantelbare masten met een (hang)slot op het kantelmechanisme. De camera`s moeten met een coaxkabel op een video datazender worden aangesloten, deze digitaliseert de beelden. Aan de camerabeelden moet een IP-adres, brugnaam en cameranummer en de tijd in HH:MM:SS notatie worden toegevoegd. Videobeelden moeten worden gecomprimeerd volgens MPEG4 compressietechniek. De video datazender aansluiten op een switch van het intranet voor verbinding met de bediencentrale De bediencentrale is voorzien van videoregistratieapparatuur (NVR) voor het registreren van de camerabeelden. Per toe te passen camera moet ten laste van het project een licentie: Genetec camera connection "enterpise, pro" of basis worden aangeschaft. Het licencietype is afhankelijk van de bediencentrale waarop het object wordt aangesloten. Camera s De camera s moeten voorzien zijn van de volgende functies: - Privacy masking; - Picture classification; - Peak light blanking; - Ticker functie; 156/243

157 Algg A Besturingssystemen brug - Electronische backfocus met 2 presets; - LSS (Low shutter speed); - Realtime night vision; - Automatic contrast; - Automatic black level control; Cameraspecificatie: - Standaard: PAL 625 lijnen / 50Hz; - Sensor: ½ Interline, hyper-had; - Pixels (Totaal): 596 x 795 (VxH); - Resolutie: 480 lijnen (6MHz), 580 lijnen (7,2 MHz) - Gevoeligheid (default): 0,25 Lux (Lens 1:0,95); - Gevoeligheid (enhanced): 0,015 Lux (Lens 1:0,95); - Spectrale gevoeligheid: 400nm 650nm - Sluiter: 1/ s - Video-uitgangen: 1x video en 1x 2-draads; - Configuratie interface: via RS485 - Voeding: 10-32V DC; - Bedrijfstemperatuur: -25 C tot +55 C; Aan deze specificatie voldoet o.a.: - Fabricaat: Funkwerk Plettac; - Type: FAC 858 I Lenzenspecificatie: - Lens aansluiting: CS-mount; - Cameraformaat: 1/2"; - Brandpuntsafstand: 4,5-12,5 mm; - Diafragma (F): 1,2-360; - Iris instelling: automatisch video gestuurd; - Zoom instelling: handmatig; - Focus instelling: handmatig; Polarisatie filters toepassen op plaatsen waar dit lichttechnisch gezien noodzakelijk is. Aan deze specificatie voldoet o.a.: - fabricaat Hacousto Videotechniek; - type HG3Z4512AFCS-IR. Video-encoders De encoders s moeten voorzien zijn van de volgende functies: - Digitaal kamfilter voor de video input (digital comb filter); 157/243

158 Algg A Besturingssystemen brug - VSID (Video source identification); - Onderhoudsvrij door een ontwerp zonder ventilator of bewegende onderdelen; - Opname van audio en video tot 8 minuten in intern geheugen; Encoderspecificatie: - Video input: 1 (C)VBS 1 Vpp/75 Ω; - Aansluitingen: 2x RS485 (vrij programmeerbaar en device control) - Latency: 10 ms; - Video standaard: PAL, NTSC; - Video compressie: MPEG-4, ISO/IEC ; - Compressie modes: CBR, ABR, VBR; - Maximale resolutie: Full D1 (720x576 pixels), 2 CIF, CIF, QCIF; - Beeldfrequentie: 0,1-25 fps (frames per seconde); - GOP standaard: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 25, 50 I, P, B-Frames; - Voldoet aan: EN :2005, EN :2007, EN55022(Class B) Aan deze specificatie voldoet o.a.: - fabricaat Funkwerk Plettac - type VNS 100vea De camera s moeten gemonteerd worden op kantelbare masten. De bekabeling voor de voeding, het videosignaal (Coax) en de stuursignalen van het bewegingsmechanisme deugdelijk op trek ontlasten en afmonteren op de klemmenstrook in een klemmenkast in de kantelbare masten. Hoogte van de kantelbare masten nader te bepalen, dit is afhankelijk van de situatie ter plaatse. In principe dienen masten van 8 meter hoogte gebruikt te worden. Pan Tilt mechanisme Specificatie Pan - Tilt: - Panbereik (horizontaal vlak): Continue Rotatie, geen eindstop; - Snelheid horizontaal: 0,1 /sec /sec - Snelheid verticaal: 0,1 /sec /sec - Tilt bereik (verticale vlak): +90 tot -100º; - Beschermingsklasse: IP66; - Bedrijfstemperatuur: -40 C ~ +55 C; - Aansluitingen voet, Pan - Tilt en behuizing: Dmv aparte geïntegreerde connectoren; - Pan - Tilt presetstanden: instelbaar; - Voeding: 42Vdc, 4Amp max, bij volledige belasting - Kleur: RAL 7032 Aan deze specificatie voldoet o.a.: 158/243

159 Algg A Besturingssystemen brug - Fabricaat: Funkwerk Plettac; - Type: SNK-Globe WD-S. Camerabehuizing De camerabehuizing uitvoeren met een 3/4 regenkap (zonnekap) en begeleidingsplaat. In verband met uitwisselbaarheid de behuizing voorzien van een voor alle objecten gestandaardiseerde metalen 30-polige multiplug stekkerverbinding t.b.v. netspanning, data en video. De multiplug moet met een voldoende lange multikabel zijn aangesloten op de klemmenstrook in de cameramast. De multikabel moet waterdicht aan de top van de kantelmast worden ingevoerd. Vervangen van een behuizing moet eenvoudig en snel en zonder standwisseling mogelijk zijn door middel van een begeleidingsplaat. Specificatie behuizing: - Materialen: Geanodiseerd aluminium met poedercoating; - Beschermingsklasse: IP66, d.m.v. O-ringen; - Kleur, afwerking: RAL 7032; bij 0-ringen geen afwerking. - Ruitverwarming (rondom op de ruit): VAC 9Watt; - Thermostaat: +16 C / + 20 C; - Temperatuurbereik: - 40 C / +70 C; - Aansluiting: 30 polige multiplug; - UTP kabel voor aansturing camera: RS485; Specificatie Multikabel - diameter: 14,5 +/- 0,3mm; - 1x coax 3,6mm 75 Ohm (demping 100M [16db 100MHz], [27db 300MHz]); - 3x1 mm2 voeding, zwart, blauw, groen/geel afgeschermd; - 4x2xAWG26/7-PVC, S/UTP datakabel; - buitenmantel: PVC, zwart, UV Resistent. Aan deze specificaties voldoet: Fabricaat Funkwerk Plettac: - Behuizing: WN 2 geanodiseerd; - Regenkap (zonnekap): SD 87 W geanodiseerd; - Begeleidingsplaat: FP 82 geanodiseerd; - Neigkop: ES 76 geanodiseerd; - Multiplug: WN plug; - Multikabel: MCABHAC (Leverancier Hacousto). 159/243

160 Algg A Besturingssystemen brug Kantelmasten: De camera s van de CCTV installatie dienen geplaatst te worden op kantelbare masten. Bij het plaatsen van de masten dient rekening gehouden te worden dat het kantelen op veilige manier (niet boven het water) kan plaatsvinden zonder dat het verkeer wordt gehinderd. Na het kantelen moet(en) de op de masten aangebrachte camera( s) rondom toegankelijk zijn voor servicewerkzaamheden. De masten dienen aan de onderstaande specificaties te voldoen: - cilindrisch/koker kantelbare mast, onderste deel onder het draaipunt is koker en daarboven cilindrisch; - inclusief grondstuk voor plaatsing in de grond of met voetplaat voor plaatsing op een betonnen ondergrond; - voldoende stijf zodat de de uitbuiging minimaal is en de camera s niet door wind in trilling kunnen worden gebracht: -uitbuiging bij max. windbelasting < 70 mm; -eigenfrequentie fe 1,8 Hz; -torsie onder max. windbelasting < 0,5 - materiaal: staal, thermisch verzinkt; - conserveringssysteem: zie bijlage B01; - kleur: RAL7035; - de mast dient uitgebalanceerd te zijn, zodat deze met geringe krachtsinspanning kan worden gekanteld; - voorzien opvangarm met vastzetmogelijkheid; - inclusief fundatievoorzieningen - kabeldoorvoer dient volledig inwendig uitgevoerd te worden; - grondstuk voorzien van kabeldoorvoer; - inspectieluikje op een hoogte van circa 1,00-1,20 meter voor toegang tot de klemmenstrook. De cameramast dient uitgevoerd te worden met onderstaande voorzieningen: - inklimbeveiliging; - aansluitkastje (klemmenstrook) IP 65 voor afwerken grondkabels; - camera opzetstuk of uithouder; - hangslot; - deugdelijk handgreep voor eenvoudige bediening kantelmechanisme; Specificatie Hangslot: - Mul-T-Lock C-serie hangslot met vaste beugel; - 10 mm beugel; - gehard stalen kast en beugel; 160/243

161 Algg A Besturingssystemen brug - beschermd tegen doorboren en zagen; - met SKG*- keurmerk; - gelijksluitend voor alle kantelmasten per object Landverkeerseinen (LVS) De landverkeerseinen of bruglichten dienen om het landverkeer te onderbreken zodat de brug geopend kan worden. Landverkeerseinen links en rechts van weg, voet- of fietspad aanbrengen. Bij meerdere rijbanen per rijrichting moet per rijbaan een sein worden aangebracht, aangebracht op portalen. De seinen op de hoofdrijbanen moeten dubbel worden uitgevoerd. Separate fiets- en/of voetpaden moeten van eigen seinen worden voorzien. Alle landverkeerseinen uitvoeren als knipperend rood licht, ook tijdens noodbediening. Zijwegen direct voor of na de brug voorzien van permanent brandende seinen met een pijl. LVS aanbrengen op thermisch verzinkte stalen masten of portalen; op de zinklaag een conservering aanbrengen. Plaatsing en uitvoering volgens Regeling Verkeerslichten. Alle seinen dienen als LED-lamp te worden uitgevoerd. Specificatie: - Type: LED-module, stroomgestuurde uitvoering, lens diameter 300 mm voor hoofdrijbanen, 210 mm voor fietspaden; - LED kleur: Rood volgens NEN 12368; - Behuizing: RVS 1-aspect of dubbel 1-aspect, deur achterzijde, afsluitbaar door middel van cilindersloten; - Behuizing: Voorzien van mastopzet en zonnekappen; - Achtergrondschild: Polyester, matzwart met witte rand aan voorzijde. Achtergrondschilden uitvoeren volgens NEN Het armatuur moet zodanig worden bevestigd dat de deur aan de achterzijde van de behuizing vrij te openen is voor servicewerkzaamheden. Aan deze specificaties voldoet het LED-sein van NMA Verkeer & Veiligheid b.v Voorwaarschuwingseinen (VWS) De voorwaarschuwingseinen dienen om de weggebruikers te attenderen dat zij een brug naderen die bediend gaat worden of in bediening is. Voorwaarschuwingseinen moeten worden toegepast: 161/243

162 Algg A Besturingssystemen brug - Op Autowegen; - Op meerstrooks 80 km/uur wegen; - Op belangrijke enkelstrooks 80/km/uur wegen; - Waar op toegangswegen naar de brug (80 km/uur wegen) slecht of niet te zien is of de brug in bediening is. De voorwaarschuwingseinen bestaan uit een matrixverkeersbord waarmee grafisch RVV-bord J15 wordt weergegeven. Het matixbord moet zijn voorzien van vier alternerende gele LEDlampen op de hoeken. Het matrixverkeerbord licht op voorafgaand aan-, tijdens- en na de bediening, waarbij de alternerende LED-lampen in werking moeten zijn. De tijdsduur waarop de matrixverkeersborden in werking zijn voorafgaand aan het inschakelenen na het doven van de LVS, moet door middel van tijdrelais traploos instelbaar zijn. De matrixverkeersborden moeten op thermisch verzinkte stalen masten of op portalen (meerstrooks wegen) worden aangebracht die moeten worden geconserveerd. Plaatsing volgens de uitvoeringsvoorschriften BABW op 300 m voor het object aan weerszijden van de rijbaan; uitvoering volgens Regeling Verkeerslichten. Op 80 km/uur wegen met een grote kans op filevorming tijdens en na de brugopening, op dubbelstrooks 80 km/uur wegen en op Autowegen moeten de borden op 300, 600 en evt. 900 meter vanaf de brug worden geplaatst en moet het matrixverkeersbord ook het RVV bord J33 kunnen weergeven. Na het doven van de LVS moet het beeld op de matixborden wisselen van figuur J15 naar J33. Vervolgens moet figuur J33 worden getoond zolang de verkeerslussen filevorming detecteren. Specificatie Matrixborden: - Type: LED-signaalgever, stroomgestuurde uitvoering, volgens RVV bord J15 (evt. gecombineerd met bord J33); - Figuratie: Driehoek kleur rood, symbolen kleur wit; - Breedte symbolen: Driehoek: 2 LED s, symbolen 1-2 LED s - LED-type: 5 mm radiaal LED met voorzetoptiek - Lichtdichtheid: Klasse L3 volgens EN Contrast ratio: Klasse R2 volgens EN Straalhoek 50%: +/- 5, klasse B1 volgens EN Knipperlichten: LED, kleur geel, 4 stuks, 125 mm diameter - Behuizing: RVS, voorzien van poedercoating, deur voorzijde afsluitbaar door middel van sloten, beschermingsklasse IP 65; - Achtergrondschild: Polyester, voorzien van bord met afstandaanduiding; matzwart met witte rand aan voorzijde. Uitvoering achtergrondschilden volgens NEN /243

163 Algg A Besturingssystemen brug Aan deze specificaties voldoet het LED-matrixbord van Zelisko Signalling Systems Scheepvaartseinen (SVS) Aan beide zijden van de brug of sluis dienen ten behoeve van het scheepvaartverkeer aan beide zijden van het kunstwerk seinlichten of scheepvaartseinen (SVS) te worden aangebracht op thermisch verzinkte stalen maststukken die moeten worden geconserveerd. Een scheepvaartsein bestaat uit een armatuur met twee rode en één groen LED-sein. Met de scheepvaartseinen wordt het scheepvaartverkeer geïnformeerd over de passagemogelijkheden en de bediening. Bij storing aan een LED-sein moet het gehele armatuur doven, zodat geen verwarring kan ontstaan over het getoonde seinbeeld. De SVS moeten voldoen aan de Richtlijnen Vaarwegen (RVW) en aan het gestelde in de Richtlijnen Scheepvaarttekens (RST 2008) Specificatie: - Type: LED-module, stroomgestuurde uitvoering, lens diameter afhankelijk Van CEMT vaarwegklasse; - LED kleur: Rood en groen volgens NEN 12368; - Behuizing: RVS 3-aspect, deur achterzijde, afsluitbaar door middel van cilindersloten; - Behuizing: Voorzien van mastopzet en zonnekappen. Het armatuur moet zodanig worden bevestigd dat de deur aan de achterzijde van de behuizing vrij te openen is voor servicewerkzaamheden. Aan deze specificaties voldoet het LED-sein van NMA Verkeer & Veiligheid b.v Doorvaartseinen (DVS) Afhankelijk van de doorvaarthoogte dienen boven de doorvaartopeningen van de brug (incl. de doorvaarbare vaste overspanningen) enkele of dubbele doorvaartseinen te worden aangebracht die aangeven onder welk deel doorvaart is toegestaan of waar slechts doorvaart in één richting is toegestaan. De doorvaartseinen dienen als LED-sein in de kleur geel of rood te zijn uitgevoerd. Bevestigingen conserveren. De gele doorvaartseinen moeten d.m.v. schakelaars op de apparatenkast zijn uit te schakelen, zie par Apparatenkasten. De doorvaartseinen moeten voldoen aan paragraaf 4 van de Richtlijnen Scheepvaarttekens (RST 2008) 163/243

164 Algg A Besturingssystemen brug Specificatie: - Type: LED-module, stroomgestuurde uitvoering, lens diameter 300 mm; - LED kleur: Geel of rood volgens NEN 12368; - Behuizing: RVS 1-aspect, deur voorzijde, afsluitbaar door middel van cilindersloten; - Behuizing: Voorzien van (muur)beugels en zonnekap; - Dubbel doorvaartsein bestaat uit 2 stuks losse 1-aspect uitvoeringen. Aan deze specificaties voldoet het LED-sein van NMA Verkeer & Veiligheid b.v Voeding en besturing LED-seinen Veiligheid De seininstallatie dient te worden voorzien van dubbele voedingunits per 19 rack, redundant geschakeld. Één van de voedingen dient achter een UPS te worden geplaatst. Bij uitval van meer dan 50% van de landverkeer- en/of scheepvaartseinen aan één zijde van de brug, dient de brugbediening geblokkeerd te worden. Dit is alleen van toepassing bij bediening/besturing met de PLC LED-seinmodule De LED-sein module is opgebouwd uit individuele LED s. De LED s moeten volgens een matrixprincipe moeten zijn samengebouwd op een rond PCB (Printed Circuit Board). De LED moet worden gevoed door een centraal geregelde stroomsturing. Het LED-sein moet als complete unit, inclusief een solide behuizing worden geleverd. Het centrale deel van het systeem moet zijn onderverdeeld in functionele modules, uitgevoerd in eurocard PCB formaat, voorzien van een geanodiseerd front en ondergebracht in een standaard industrieel 19" rack. - Toebehoren: Overspanningbeveiliging. - Aansturing sein: Stroombron principe vanuit 3-voudige voedingbewakingskaart (type VB99); - Opgenomen vermogen: Circa 12 Watt per moduul; - Aansturing LED-module: D.m.v. potentiaalvrij contact; - Dag/nacht LED-module: D.m.v. potentiaalvrij contact aansluiting op 19 inch rack; - Stroombewaking LED-module: D.m.v. 3-voudige voeding bewakingskaart (type VB99). Aan deze specificaties voldoet de LED seinmodule van NMA Verkeer & Veiligheid b.v. 164/243

165 Algg A Besturingssystemen brug Stuurprint De stuurprint moet de betreffende LED-seinen in de dag- en nachtstand aansturen door het activeren van de gescheiden digitale ingangen. De signalering van dag- en nachtstand, moet via een schemerschakelaar worden geactiveerd. Per print moeten 3 LED-seinen worden aangestuurd en bewaakt. Aansturing van het LED-sein moet volgens het stroombronprincipe door een analoge instelling (10 slags potmeter) met een dag- en nachtstand voor ieder individueel (uitgang) worden uitgevoerd. De bewakingsfunctie moet zijn gebaseerd op spanningsniveau met zowel een bovengrens (kabelbreuk) als een ondergrens (kortsluiting). De signalering en uitgangen(status) van de individuele kanalen moet met LED's kenbaar gemaakt worden (front module). Aan deze specificaties voldoet VB99 stuurprintkaart van NMA Verkeer & Veiligheid b.v Backplane Een 19 rack met backplane moet de benodigde verbindingen tussen de printen (connectors) onderling en de aansluitklemmen in de vorm van een printplaat (PCB) verzorgen. De voedingen van het backplane moeten redundant geschakeld worden. In het rack moeten de niet gebruikte slots van blindfrontplaten worden voorzien. Voor de landverkeerseinen en scheepvaartseinen dienen aparte rack s te worden toegepast. Aan deze specificaties voldoet het 19 rack t.b.v. VB99 stuurprintkaart van NMA Verkeer & Veiligheid b.v Akoestische signalering De brugbesturing dient voorzien te worden van de onderstaande akoestische signaleringen: - Akoestische signalering t.b.v. het landverkeer - Akoestische signalering t.b.v. brugkelder - Akoestische signalering bij storingen De akoestische signaleringen dienen te voldoen aan de NEN Akoestisch signaal landverkeer De akoestische signaalgever voor het landverkeer is ondergebracht in de afsluitboomkast(en). Zie voor nadere specificaties van de signaalgever par Alle signaalgevers dienen 3 seconden voordat de landverkeerseinen ontsteken aangestuurd te worden. Gedurende de 165/243

166 Algg A Besturingssystemen brug boombeweging dient alleen de signaalgever van de afsluitboom die in beweging is aangestuurd te worden. Het geluidsniveau dient per situatie ingesteld te worden en moet door middel van een instelbare tijdklok geschakeld worden tussen dag en nacht niveau Akoestische signalering brugkelder (kelderbel) In de brugkelder dient akoestische signalering aangebracht te worden die voordat de aandrijvingen in beweging komen moet worden aangestuurd. Zonodig meerdere akoestische singnaalgevers aanbrengen zodat het signaal in alle ruimtes en gevarenzones hoorbaar is. Geluidsoverlast voor omwonenden zoveel mogelijk beperken door het geluid te richten op de gevarenzones en zo min mogelijk te laten uitstralen. De frequentie en het geluidsniveau van de akoestische signaleringen dient instelbaar te zijn Akoestische signalering storingen Bij een urgente storing in de brugbesturing dient in de brugkelder gedurende 5 seconden de akoestische signalering geactiveerd te worden. De akoestische signalering dient aangebracht te worden in de brugkelder en moet aangesloten worden op de PLC. De akoestische signalering storingen dient een ander signaal te geven als de akoestische signalering die een waarschuwing geeft voor een beweging van het val (par ). Het geluidsniveau van de akoestische signalering dient afgestemd te worden op de situatie waar deze wordt toegepast Windmeter (anamometer) Ten behoeve van meting van de windsnelheid en windrichting wordt een meter geplaatst op een verzinkt stalen mast nabij of op de brug, zodanig dat voor de brug betrouwbare metingen worden verkregen. Indien niet nadelig voor de betrouwbare werking, mag de windmeter op een cameramast of lichtmast worden aangebracht. Op het operatorscherm wordt de actuele windsnelheid en windrichting getoond. De ingestelde maximale windsnelheid wordt gebruikt om in het operatorscherm de niet urgente melding windkracht te sterk te kunnen tonen. Daarnaast wordt een waarde voor de bepalende windrichting ingesteld; wanneer er een te sterke wind uit deze richting op de brug staat, zal de coördinatorapplicatie een extra melding geven bij het toewijzen van het object. 166/243

167 Algg A Besturingssystemen brug Specificatie windmeter: - uitgang: 1, 2 of 4 signalen per seconde; - metingen: snelheid, richting en UV; - windsnelheidsweergave: m/s en km/h; - windsnelheidsbereik: 0-60 m/s; - windsnelheidsresolutie: 0.01 m/s; - windrichting bereik: ; - windrichting resolutie: 1 ; - voeding: 9-30 VDC 14.5 A; - IP klasse: IP65; - werktemperatuur: -35 tot 70 C; - variabel instelbaar IP-adres. - Toebehoren: - montagematerialen voor montage op mast; Aan deze specificaties voldoet o.a.: - fabricaat. Ekopower - type: Acoustic IP anemometer Inbraakalarmering In de bediencentrale dient men een melding te krijgen wanneer het slot in de deuren van de brugkelder wordt geopend door middel van een schootcontact. Als dit technisch niet mogelijk is door de uitvoering van het deurkozijn, kan dit vervangen worden door een andere detectie vorm. 167/243

168 Algg A Besturingssystemen sluis 14 BESCHRIJVING SLUIS BESTURINGSYSTEMEN Een sluis bestaat uit een aantal objecten die ieder hun eigen besturingssysteem hebben. De besturingssystemen zijn met elkaar gekoppeld via een glasvezelnetwerk. Op bijlage T05 is het blokschema weergegeven van de besturingssystemen van de sluis. De onderstaande objecten zijn te onderscheiden: - sluishoofd Binnenhoofd; - beweegbare Brug Binnenhoofd; - *sluishoofd Middenhoofd; - sluishoofd Buitenhoofd; - beweegbare Brug Buitenhoofd; - sluiskolk; - wachtplaatsen. *) sluishoofd middenhoofd komt binnen de provincie niet veel voor en wordt in de verdere beschrijving buiten beschouwing gelaten. Voor de specificatie van de beweegbare brug wordt verwezen naar par. 13 Beschrijving Brug Besturingssystemen van dit document. Niet iedere sluis is uitgerust met beweegbare bruggen wel beschikt iedere sluis over twee of drie sluishoofden. De PLC besturing van beweegbare bruggen die onderdeel uitmaken van de sluisbesturing is anders als bij de zgn. stand-alone beweegbare bruggen. De stand-alone bruggen maken gebruik van de PSS 3000 van Pilz (zie par PLC brugbesturing ) terwijl de beweegbare bruggen die onderdeel uitmaken van het sluiscomplex gebruik maken van de PSS 4000 (zie par PLC ). Dit heeft ook gevolgen voor de retardeerbewaking. Bij de beweegbare bruggen die onderdeel uitmaken van het sluiscomplex worden de standsignaleringen en encoders direct op de PLC aangesloten. De sluis omvat, indien van toepassing, de onderstaande hoofdcomponenten: - voeding en verdeling; - noodstroomvoorziening; - apparatenkasten; - transmissie; - aandrijvingen sluisdeuren, rioolschuiven of rinketten; - besturingsinstallatie; - ijsbestrijding; - lokale en noodbediening; - beseining (in- en uitvaartseinen en spuisein); - communicatie (geluid); - CCTV; - verlichting. 168/243

169 Algg A Besturingssystemen sluis 14.1 Elektrotechnische installatie Algemeen De provincie stelt hoge eisen aan de uitvoering van de elektrotechnische installatie. Kabels dienen consequent, naar functie gescheiden, netjes en zorgvuldig te worden aangebracht in kabelwegen naar de apparatenkasten. Ook in de sokkel van de apparatenkasten moeten de kabels ordentelijk worden aangebracht. Kabels, aders en componenten moeten duurzaam worden gelabeld met identificatiemerken Aders moeten strak worden afgemonteerd; overlengte moet worden gerealiseerd in de kabels, niet in de aders. Gebruik van isolatieband of kroonsteentjes is niet toegestaan. Alle onderdelen moeten deugdelijk worden gemonteerd in de kasten op de door de fabrikant voorgeschreven wijze met het juiste bevestigingsmateriaal. Component- en kabelcoderingen moeten voldoen aan bijlage T34. In de volgende hoofdstukken zijn de installatieonderdelen van de objecten omschreven. De elektrotechnische werkzaamheden bestaan o.a. uit: - het realiseren van de totale installatie inclusief verdeelinrichting; - het leveren, monteren en bedrijfsvaardig aansluiten van alle benodigde componenten zoals o.a.: - een frequentieomvormer (inclusief remweerstanden en chopper); - een overspanningsbeveiliging in de verdeelinrichting; - een aansluiting t.b.v. een mobiel noodstroom aggregaat (NSA); - encoders; - extra aansluitpunten voor zover noodzakelijk wanneer sprake is van uitbreiding van de installaties; - (nieuwe) apparatenkasten, inclusief apparatuur; - UPS voor de PLC, scheepvaart verkeerseinen, marifoon, audio, netwerkswitch, camera s; - de benodigde bekabeling; - de benodigde kabelwegen; - de benodigde mantelbuizen; - de benodigde waterdichte kabeldoorvoeringen; - het verrichten van de benodigde graafwerkzaamheden Voeding en verdeling Het sluishoofd en eventueel beweegbare brug dienen voorzien te zijn van een voeding en verdeling. De voeding en verdeling wordt ondergebracht in apparatenkasten in de technische ruimte bij de objecten. Voor de eisen m.b.t. de uitvoering en componenten zie: par uitvoering schakel- en verdeelinrichting laagspanning. 169/243

170 Algg A Besturingssystemen sluis Noodstroomvoorziening De noodstroomvoorziening bestaat uit een aansluiting voor een noodstroomaggregaat en een Uninterruptible Power Supply (UPS). Indien het sluishoofd of brug voorzien is van een eigen netaansluiting dan dient het sluishoofd of brug voorzien te worden van een aansluitvoorziening voor een noodstroomaggregaat. Indien het sluishoofd of brug gevoed wordt uit een hoofdvoeding vanuit het centraal bediengebouw en het centraal bediengebouw is voorzien van een aansluitvoorziening voor een noodstroomaggregaat dan hoeft het sluishoofd of brug niet voorzien te worden van een aansluitvoorziening. Het sluishoofd en/of brug dient wel voor zien te zijn van een UPS Aansluitvoorziening noodstroomaggregaat De sluis dient voorzien te zijn van een aansluitvoorziening voor een noodstroomaggregaat. Hiervoor dient een opstelplaats voor het aggregaat aanwezig te zijn en een voorziening om het aggregaat aan te sluiten. Voor nadere specificaties voor de aansluitvoorziening zie par Aansluitvoorziening noodstroomaggregaat UPS-installatie De besturingsinstallatie van het sluishoofd en/of de brug dient voorzien te worden van een Uninterruptible Power Supply (UPS). Op de UPS dienen onderdelen aangesloten te worden die cruciaal zijn voor het veilig bedienen van de objecten. Bij het wegvallen van de netspanning neemt de UPS zonder onderbreking de energielevering over voor die onderdelen die aangesloten zijn op de UPS. In deze situatie is bediening van de objecten niet meer mogelijk maar moeten wel handelingen mogelijk zijn om de situatie bij de objecten te beheersen. Voor het sluishoofd is van belang dat onderstaande onderdelen aangesloten worden op de UPS: - PLC's; - beseining; - audioinstallatie; - CCTV-installatie; - transmissie - netwerkswitch. Voor nadere specificaties van de UPS zie par UPS-Installatie. 170/243

171 Algg A Besturingssystemen sluis Apparatenkasten Alle onderdelen voor het besturingssystemen worden ondergebracht in apparatenkasten die geplaatst dienen te worden in afgesloten technische ruimten. De technische ruimte dient te voldoen aan de eisen conform par Apparatenkasten Transmissie De datacommunicatie via het glasvezelnetwerk wordt geregeld via een transmissie switch. De switch zorgt ervoor dat alle onderdelen die voorzien zijn van een netwerk interface toegang krijgen tot het glasvezelnetwerk. In bijlage T01 (Architectuur subringen Switch Hirschmann) is het netwerk van bediencentrales en objecten (bruggen en sluizen) weergegeven. De objecten zijn onderling verbonden via een Switch type B en de objecten die verbonden zijn met een bediencentrale worden voorzien van een Switch type C. De objecten met een Switch type C in de bediencentrale gekoppeld met een Switch type A Op tekening T05 blokschema besturingssysteem sluis zijn de transmissieverbindingen van de sluis weergegeven. De diverse objecten op de sluis (sluishoofden en bruggen) worden voorzien van een Switch type B. In de centrale bedienpost wordt een Switch type C toegepast zodat de bedienpost gekoppeld kan worden met een Switch type A in de bediencentrale. De onderstaande onderdelen worden op switch B aangesloten: - PLC brug of sluisbesturing; - geluidsinstallatie (audio); - video encoder camera s. Nadere specificaties switch type B: - fabricaat: Hirschmann; - type RS ; - railswitch; - 2 optische Gbit poorten en 16 lokaal 10/100Mbit poorten. Op de switch type C worden de onderstaande onderdelen aangesloten: - PLC centrale bediening - Geluidsinstallatie - PC quadbeeld sluishoofd 1 - PC quadbeeld sluishoofd 2 - Windmeter De switch wordt redundant gevoed. De switch heeft een aansluiting voor zowel reguliere netspanning als noodstroom (UPS). Om de switch aan te sluiten op reguliere netspanning en UPS dienen 2 stuks voedingen opgenomen te worden. 171/243

172 Algg A Besturingssystemen sluis Nadere specificatie voeding voor de switch: - fabricaat: Oltronix; - type: Ferro Resonant Power Supplies FP/SF-070; - max Output: 70 VA; - operating temp: ºC; - output Voltage: 24 VDC; - output current: 3A; - ripple: 0,5 Vpp; - line regulation: 2%; - load regulation : 3%; - efficiency: 74% Aandrijving In een sluishoofd is ondergebracht de aandrijving voor de sluisdeur en de rinketten of rioolschuiven. Bij de sluis zijn de onderstaande type aandrijvingen mogelijk: - elektromechanische aandrijving met elektromotor; - elektromechanische aandrijving met elektromechanische cilinder; - hydraulische aandrijving Elektromechanische aandrijving De elektromechanische aandrijvingen bestaat uit een elektromotor en een mechanische overbrenging. Voor een beschrijving van de mechanische overbrenging zie: par.9 Werktuigbouwkundige Installaties (sluis). Bij centrale bediening en bediening ter plaatse (met PLC) wordt voor de elektromechanische aandrijving altijd gebruik gemaakt van een frequentieregelaar. Bij noodbediening wordt de elektromechanische aandrijving zonder frequentieregelaar aangestuurd en wordt een aanlooptransformator gebruikt. Indien het een elektromechanische aandrijving betreft zonder mechanische vertraging, bijv. een rechte heugel, dan wordt een kleinere noodmotor geplaatst die dan bij het noodbedrijf direct ingeschakeld kan worden. Aanlooptransformator Nadere specificatie aanlooptransformator: - Wesemann Elektrotechniek; - 6 maal aanlopen per uur gedurende 10 sec; - thermoswitch; 172/243

173 Algg A Besturingssystemen sluis - min. 3 aftakkingen 70, 80, 90%. Frequentieregelaar: Nadere specificatie frequentieregelaar: - fabricaat Control Techniques of Danfoss - type serie nader te bepalen: - instelbare ramptijden op/neer/tussentijdse stop - uitgangscontact voor aansturing rem - storingsuitgangscontact en storingen log - grafisch display; - inclusief remweerstand - vermogen regelaar baseren op maximaal vermogen elektromotor (de elektromotor moet het kipkoppel kunnen leveren gedurende max. 1 minuut) Elektromechanische aandrijving met elektromechanische cilinder De elektromechanische aandrijving met elektromechanische cilinder bestaat uit een EM-cilinder met een elektromotor. Voor de mechanische beschrijving zie: par EM-cilinder aandrijving sluisdeur. Bij centrale bediening en bediening ter plaatse (met PLC) wordt voor de EM-cilinder altijd gebruik gemaakt van een frequentieregelaar. Doordat bij de EM-cilinder gebruik wordt gemaakt van een directe aandrijving wordt de aandrijving uitgevoerd met een 2-toeren motor. Het langzame toerental dient gebruikt te worden voor de noodbediening. Tevens dient het mogelijk te zijn om bij de noodbediening voor aansturing via de frequentieregelaar te kunnen kiezen (hoge toerental). Hiervoor dient op de noodbediening een keuzeschakelaar aanwezig te zijn. Frequentieregelaar: Nadere specificatie frequentieregelaar: - fabricaat Control Techniques of Danfoss - type serie nader te bepalen: - instelbare ramptijden op/neer/tussentijdse stop - uitgangscontact voor aansturing rem - storingsuitgangscontact en storingen log - grafisch display; - inclusief remweerstand - vermogen regelaar baseren op maximaal vermogen elektromotor (de elektromotor moet het kipkoppel kunnen leveren gedurende max. 1 minuut) 173/243

174 Algg A Besturingssystemen sluis Besturingsinstallatie De besturingsinstallatie van de sluis bestaat uit: - stuurcircuits bestaande uit schakelingen met vergrendelingen voor de aansturing van sluisonderdelen; - PLC; - signaleringen; - noodstop; - retardeerbewaking Stuurcircuits De onderdelen voor de stuurcircuits dienen ondergebracht te worden in apparatenkasten. De stuurcircuits dienen opgebouwd te worden conform de blokschema s in de bijlage en dienen voorzien te worden van de benodigde vergrendelingen. Er wordt onderscheid gemaakt in vergrendelingen voor de noodbediening en bediening met PLC. Bij de bediening met PLC wordt nog onderscheid gemaakt in fail-safe vergrendelingen (PLCFS) en standaard vergrendelingen (PLCST). In tabel vergrendelingen in bijlage B11 par zijn vergrendelingen voor de sluis besturing aangegeven. In de tabel is aangeven welke vergrendelingen nodig zijn bij noodbediening, centrale en bediening ter plaatse. In de laatste kolom is aangegeven welke vergrendelingen overbrugd mogen worden bij noodbediening. De overbrugging bestaat uit een contactdoos en stekker die afwijkend is van andere toegepaste stekkers en contactdozen en bovendien zodanig gemonteerd wordt in de apparatenkast dat deze indien de overbrugging is geplaatst niet gesloten kan worden PLC Alle objecten worden voorzien van een PLC voor de besturing van de sluisonderdelen, zie bijlage T05 tekening blokschema besturingssysteem sluis. Nader specificatie PLC: De PLC dient van het fabricaat Pilz te zijn type serie PSS 4000 (type PSSu). De configuratie van de PLC is afhankelijk van de omvang (signalen en aansturingen) van het besturingssysteem, maar bestaat uit een kopstation PSSu H PLC 1 FS SN SD en de benodigde digitale, analoge en communication modules. De systeemomvang dient in overleg met Pilz bepaald te worden. Het besturingsprogramma voor de PLC wordt door de opdrachtgever ter beschikking gesteld. De aannemer is verantwoordelijk voor het laden, configureren en testen van het PLC 174/243

175 Algg A Besturingssystemen sluis programma. Zie voor nadere specificatie bijlage B13, functionele safety requirements standaard software sluiscomplex Signaleringen Voor een veilige bediening en besturing van de sluis dienen diverse signaleringen op de PLC en in de besturingscircuits opgenomen te worden. Een aantal signalering dienen voor een veilige bediening besturing aan een veiligheidsniveau te voldoen. De provincie heeft bepaald dat onderstaande signaleringen aan een veiligheidsniveau van minimaal SIL 3 conform de NEN-EN-IEC62061 dienen te voldoen: Signalering Proces - Gelijkwaterdetectie (niveausignalering) bediening deur openen - Detectie vergrendeling deur binnen- / deur buitenhoofd bediening deur openen - Detectie rioolschuif of rinket gesloten bediening deur openen - Detectie werking magneetschakelaars sluisdeur bediening sluisdeur - Detectie snelheidsmeting retardeerbewaking - Detectie standensignalering sluisdeur, vooropen, voor-vooropen, voordicht en voor-voordicht retardeerbewaking - Detectie sluisdeur open bediening svs groen - Detectie magneetschakelaars rioolschuif of rinket bediening rioolschuif / rinket - Detectie vergrendeling afscherming bewegingswerk --- bediening rioolschuif / rinket - Detectie rioolschuif / rinket binnen/buitenhoofd dicht --- bediening rioolschuif / rinket - Detectie rioolschuif / rinket gesloten bediening deur openen - Detectie rode seinen signalering functioneren / sluisdeur sluiten - Detectie noodstopknop bediening noodstop Niveausignalering De sluis dient van een niveausignalering voorzien te worden die het waterniveau signaleert aan beide zijden buiten de sluiskolk en in de sluiskolk. De niveausignalering bestaat uit dubbele (redundante) hydrostatische niveauopnemers en één niveau verwerkingsunit per sluishoofd, die waterstanden aan weerszijden van de sluisdeur(en) opnemen. De niveauopnemers dienen in een HDPE beschermbuis aangebracht te worden die deugdelijk bevestigd dienen te worden. 175/243

176 Algg A Besturingssystemen sluis De beschermbuizen dienen zodanig aangebracht te worden dat deze niet beschadigd kunnen worden door de gebruikers van de sluis. Voor onderhoud dienen er voorzieningen aangebracht te worden om de beschermbuizen schoon te kunnen maken met bijv. perslucht. De niveausignalering dient een nauwkeurigheid te hebben van +/- 2,5 cm. De niveaus moeten zichtbaar worden gemaakt op het CCTV scherm van de sluisbediening (beeldscherm gestitchte beeld sluiskolk). Nadere specificatie niveauopnemer: - Vega type Veawell 52 PVDF of gelijkwaardig (SIL 3) Nadere specificatie verwerkingsunit: - Vega type Vegamet 625 of gelijkwaardig Bewaking stopstreep Algemeen Het passeren van de stopstreep tijdens invaren en nivelleren dient, voor zover in het contract geëist, door middel van optische en akoestische signalen te worden gemeld aan vaarweggebruikers en bedienend personeel. Detectie Het deel van de sluiskolk, tussen stopstreep en sluisdeur of brug moeten worden bewaakt door middel van videodetectie. De detectie moet actief zijn tijdens invaren (vanaf de andere zijde) en nivelleren. Als de uitvaartseinen aan de zijde van de stopstreepbewaking naar groen geschakeld worden, moet de detectie inactief worden. Optische signalering Het bedienend personeel moet worden geïnformeerd door een opvallende melding op het CCTV beeldscherm waarop het overzicht van de gehele sluiskolk wordt getoond (gestitched beeld). Akoestische signalering Scheepvaart dient door middel van een geautomatiseerd bericht via de omroepinstallatie worden geattendeerd op het onbedoeld passeren van de stopstreep. 176/243

177 Algg A Besturingssystemen sluis Noodstop Met de noodstop dient iedere beweging direct af te stoppen conform een categorie 0 stop conform NEN-EN-IEC De beweging wordt mechanisch afgeremd door een mechanische rem, zie: par Klossenrem. Indien een noodstop wordt gegeven tijdens het schutproces bij centrale bediening (PLC besturing) dient het nivelleren direct gestopt te worden: - de beweging van de rioolschuiven of rinketten dienen direct gestopt te worden; - de rioolschuiven of rinketten dienen direct gesloten te worden; - kan het proces weer gestart worden na het ontgrendelen van de noodstop en een noodstop-reset. Indien een noodstop wordt gegeven tijdens het schutproces bij noodbediening (zonder PLC besturing) dan wordt alleen de beweging van de rioolschuiven of rinketten direct gestopt. Na het ontgrendelen van de noodstop dient de bediening van de rioolschuiven of rinketten weer hervat kunnen worden, hetzij door het sluiten van de rioolschuiven of rinketten hetzij door het openen van de rioolschuiven of rinketten. Op onderstaande locaties dienen vuistslagnoodstop knoppen aanwezig te zijn: - bedienlessenaar (centrale bediening, bediening ter plaatse en noodbediening); - drukknoppenkasten (bedienconsole); - in de technische ruimte; - bij de aandrijving - in de hameistijl (bij ophaalbruggen) Bij de besturing met PLC wordt de noodstop afgehandeld door de PLC. Bij de noodbediening dient de noodstop afgehandeld te worden door een apart noodstoprelais dat voldoet aan minimaal SIL Retardeerbewaking De retardeerbewaking voor zowel de beweegbare brug als de sluisdeur bestaan uit de onderstaande onderdelen, zie ook: hfdst 9 Werktuigbouwkundige installaties (sluis) : - 2 encoders; - eindstandsignaleringen. Bevestiging en nadere omschrijving encoder: - zie: par Encoder 177/243

178 Algg A Besturingssystemen sluis De onderdelen dienen rechtstreeks aangesloten te kunnen worden op de PLC IJsbestrijding De ijsbestrijdingsinstallatie bestaat uit: - mechanische installatie, zie: par IJsbestrijding-installaties ; - voeding en besturing; - temperatuursignalering; - bedienvoorziening Bediening Keuzeschakelaar op centrale bedienlessenaar met standen: - auto (thermostatische regeling actief); - aan (permanent ingeschakeld); - uit Voeding en besturing De ijsbestrijding-installaties dient aangesloten te worden op de schakel- en verdeelinrichting van de sluis. De ijsbestrijding-installaties dient voorzien te worden van een besturing die de installatie automatisch en handmatig kan inschakelen. De besturing dient via de PLC afgehandeld te worden Temperatuursignalering Voor de automatische in/uitschakeling van de ijsbestrijdingsinstallatie dient een temperatuursignalering aangebracht te worden die de ijsbestrijdingsinstallatie tijdig inschakelt. De temperatuursignalering dient instelbaar te zijn Noodbediening Op ieder sluishoofd dient het mogelijk te zijn de onderdelen van het sluishoofd d.m.v. drukknoppenkast noodbediening te bedienen of via een vaste buitenlessenaar. Daarvoor moet een opstelplaats buiten het verkeer worden gecreëerd met voldoende ruimte, overzicht en bewegingsvrijheid om de onderdelen van het sluishoofd veilig te kunnen bedienen met goed zicht op alle gevaarzones. De drukknoppenkast dient via een soepele kabel met voldoende lengte via een stekkerverbinding aangesloten te worden Drukknoppenkast Nadere specificatie drukknoppenkast: - robuuste slagvaste kunststof bedienconsole; 178/243

179 Algg A Besturingssystemen sluis - hanteerbaar zodanig dat deze draagbaar is met één hand zodat één hand vrij is voor bediening; - voldoende robuuste slagvaste bedien- en signaleringselementen; - bedienconsole en bedien- en signaleringselementen minimaal IP65; - Type hangende drukknoppenkast; - Materiaal: glasvezel versterkt polyester; - Kleur geel; - Beschermingsgraad IP65; - Beschermingsklasse tegen elektrische schokken: Klasse II IEC 61140; - Schokbestendigheid 100 gn IEC ; - Trillingsweerstand: 15 gn Hz IEC Drukknoppenkast voorzien van label met tekst: Noodbediening. Nadere specificatie wandcontactdoos en stekker: - robuuste industriële uitvoering - met mechanische vergrendeling - beschermgraad IP65 Nadere specificatie kabel: - soepele rubber mantelkabel; Functies drukknoppenkast of bedienpaneel in lessenaar Onderstaande drukknoppen signaleringen dienen aangebracht te zijn: - hoofdschakelaar met controlelampje - Selectieschakelaar frequentieregelaar of directe aandrijving 2-toeren motor - drukknoppen rioolschuif of rinketten openen en sluiten; - drukknoppen deur openen en sluiten; - standenschakelaar in- en uitvaarseinen; - signaleringslampjes gelijk water, rioolschuif/rinketten open en dicht, deur open en dicht, vrijgave bediening andere sluishoofd ; - noodstop vuistslagknop; - resetknop noodstop Beseining Bij de sluis is de onderstaande beseining aanwezig: - in- en uitvaarseinen; - spuisein (niet altijd aanwezig); - vooraanduiding scheepvaart (bij meerdere sluiskolken). 179/243

180 Algg A Besturingssystemen sluis De beseining dient aangebracht en uitgevoerd te worden conform de daarvoor geldende richtlijnen In- en uitvaarseinen De uitvaarseinen dienen uitgevoerd te worden met twee seinlampen onder elkaar, rood boven en groen onder. De seinen die uitgevoerd te worden met stroomgestuurde LED-lampen Zie voor nadere specificatie zie: par Scheepvaartseinen (SVS). De invaarseinen dienen uitgevoerd te worden met drie seinlampen onder elkaar, rood boven, daaronder groen en als onderste rood. De seinen dienen uitgevoerd te worden met stroomgestuurde LED-lampen Zie voor nadere specificatie par Scheepvaartseinen (SVS). Bij sluiscomplexen met beweegbare bruggen worden de invaarseinen gecombineerd met de scheepvaartseinen van de brug. De LED in- en uitvaarseinen dienen voorzien te worden van een voeding en stroomsignalering. Zie voor nadere specificaties par Scheepvaartseinen (SVS). De stroomsignalering dient aangesloten te worden op de PLC Spuisein Wanneer bij een brug of sluis door stroming het passeren van het object kan worden bemoeilijkt, moeten spuiseinen worden toegepast waarmee de passerende scheepvaart wordt gewezen op de aanwezige stroming. Uitvoering lantaarn: - LED-sein - Verticale divergentie: 15 - Horizontale divergentie: Kleur: rood - Voorzien van zgn. Meeuwenpen Frame spuisein: - uitvoeren in verzinkt staal, voorzien van conservering Besturing: - via PLC Bediening: - vanaf (afstand)bedienlessenaar met weergave van gekozen lichtbeeld 180/243

181 Algg A Besturingssystemen sluis Vooraanduidingen (dubbele sluiskolken) Bij dubbele sluiskolken zijn als gevolg van onderhoudswerkzaamheden of een laag scheepvaartaanbod niet altijd beide kolken in bedrijf. Daarnaast dienen bij twee in bedrijf zijnde sluiskolken de beroeps- en recreatievaart gescheiden te kunnen worden afgewikkeld. Om de scheepvaart tijdig van de actuele situatie op de hoogte te stellen moeten vooraanduidingen in de vorm van BPR-verkeerstekens op de remmingwerken (waaiers) tussen beide sluiskolken worden getoond. Op de waaiers bij binnen- en buitenhoofd moet een kantelwalsbord worden aangebracht die het BPR-verkeersteken D.3a (Aanbeveling te varen in de richting aangegeven door de pijl) aanduidt met naar keuze een pijl naar links of een pijl naar rechts, onder de borden moet daarnaast de categorieaanduiding SPORT als onderbord in zwarte letters op een witte achtergrond kunnen worden weergegeven. Tenslotte moet ook een blanco (geheel grijs) beeld kunnen worden getoond. Uitvoeren als kantelwalsborden: - aluminium gepoedercoat; - zicht- en leesbaar op een afstand van 300 meter; - afmetingen conform Richtlijnen Scheepvaarttekens (RST 2008); Aanstraalverlichting: De kantelwalsborden moeten worden voorzien van voldoende LED aanstraalverlichting met een optimale lichtspreiding. Uitvoering armatuur in RVS. LED printmodule moet met hars zijn afgegoten in het armatuur. De verlichting moet zijn voorzien van dag-/nachtschakeling. Montage: De kantelwalsborden moeten worden gemonteerd op de uiteinden van de remmingwerken, zodanig dat ze niet kunnen worden aangevaren. Alle materialen voor de bevestigingsconstructie dienen van RVS te zijn. Onderhoudbaarheid: De kantelwalsborden dienen via het remmingwerk veilig, zonder hulpmiddelen, bereikbaar te zijn voor onderhoudswerkzaamheden Aansturing: Door middel van de PLC en handmatig via de noodbediening. De weergave op de kantelwalsborden moet vanaf de centrale en lokale bedienlessenaars kunnen worden geschakeld. In beide gevallen dient dit gekoppeld te worden met de scheepvaartseinbeelden. Er mogen geen tegenstrijdige seinbeelden getoond worden. De actuele stand, evenals eventuele storingen van de borden moeten continue visueel worden weergegeven op het bedienpaneel (alleen bij centrale bediening). 181/243

182 Algg A Besturingssystemen sluis Schakelmogelijkheden: SPORT SPORT A B C D E - beide kolken in gebruik, 1 kolk voor recreatievaart. Seinbeeld: kantelwalsbord geeft bord D.3a met onderbord SPORT weer, pijl wijst naar de klok voor recreatievaart (stand A of B). 1 kolk in gebruik, gemengde vaart. Seinbeeld: kantelwalsbord geeft bord D.3a weer, pijl wijst naar de in gebruik zijnde kolk (stand C of D). - beide kolken buiten gebruik of gemengde vaart in beide kolken toegestaan. Seinbeeld: kantelwalsbord blanco (E). De seinbeelden moeten voor beide sluishoofden onafhankelijk kunnen worden geschakeld. Aan de specificaties van kantelwalsborden en LED aanstraalverlichting voldoen de maritieme producten van Pintsch Aben BV Geluidsinstallatie De geluidsinstallatie van de sluis is opgebouwd rond een Compact Voice Switch (CVS). Op de CVS worden de onderdelen van de geluidsinstallatie aangesloten. De CVS is via het glasvezelnetwerk verbonden met TeleCommunication Switch (TCS990) en het Control and monitoring system (CMS) in de centrale bedienpost. De geluidsinstallatie van de sluis bestaat uit: - CVS (compact Voice Switch); - Geluidsversterkersinstallatie; - Omroepinstallatie; - Oproepinstallatie; - Marifoon. 182/243

183 Algg A Besturingssystemen sluis In principe wordt in elk van de objecten van de sluis een CVS geïnstalleerd. Op de CVS worden dan de onderdelen van de geluidsinstallatie aangesloten die bij dat object behoren. Voor de marifooninstallatie zie: par Marifooninstallatie Compact Voice Switch (CVS) De Compact Voice Switch bestaat uit: - CVS 990 Compact Voice Switch Benodigde interface en extension modules De compact voice switch zoals hierboven beschreven kan worden geleverd door KPN, fabricaat MEP Geluidsversterkerinstallatie De geluidsversterkersinstallatie bestaat uit: - Geluidsversterker; - Mengversterker - Audio interface. De geluidsversterker dient voldoende vermogen te hebben om via de omroepinstallatie de vaarweg en landverkeer gebruikers verstaanbaar toe te spreken. Op de audio interface worden de diverse onderdelen van de omroep, intercominstallatie en praatpalen aangesloten en geschakeld Omroepinstallatie De omroepinstallatie bestaat minimaal uit: - 4 hoornluidsprekers voor het scheepvaartverkeer nabij sluiskolk. De hoornluidsprekers dienen aangesloten te worden op een te leveren en te monteren audio interface. De omroepinstallatie dient tweezijdig te kunnen werken d.w.z. dat in de bediencentrale ook meegeluisterd dient te kunnen worden. Specificaties: in/ uitgangsniveau: - 10 dbm nom. / - 6 dbm max.; impedantie: 600 ohm symmetrisch. 183/243

184 Algg A Besturingssystemen sluis Aan deze specificaties voldoet het Bosch Plena systeem. De benodigde versterkers en audio interface dienen te worden opgenomen in de besturingskast Oproepinstallatie De oproepinstallatie bestaat uit: Intercomposten praatpalen De intercomposten bestaan uit meldposten in de apparaten- of kelderruimten en hebben de volgende functies: communicatie met de operators; communicatie tussen andere intercomposten De meldposten bestaan uit een luidspreker, microfoon, oproepknop en een signaleringslamp. De intercompost is van het type Intercom Unit 990 (ITU 990), bijv. fabricaat MEP. Specificaties: Intercomaansluitingen: - in / uitgangsniveau - 10 dbm nom. / - 6 dbm max.; - impedantie 600 ohm symmetrisch; - oproepknop via maakcontact; - voeding vanuit CVS 990. Indien de meldposten parallel worden geschakeld dient de impedantie overall 600 ohm te zijn. Specificatie: - analoog; - semi duplex; - oproepsignalering; - luidspreker- microfoon bewaking; - RVS meldknop; - rondzingbeveiliging; - RVS behuizing; - opbouw. Interface met de gecombineerde audio/ marifoon installatie: - LF symmetrisch gescheiden; - impedantie 600 ohm; - niveau instelbaar -10 dbm tot + 10 dbm. 184/243

185 Algg A Besturingssystemen sluis Voor de praatpalen: zie: par Oproep installatie (praatpalen bedraad) CCTV (video-stitching) Om de sluiskolk volledig in beeld te brengen dient een CCTV installatie te worden geleverd en gemonteerd welke door middel van videostitching meerdere camerabeelden aan elkaar rijgt (stitcht) tot één videobeeld. De CCTV installatie bestaat uit: - vaste camera s; - cameramasten inclusief LED verlichting; - stitching software licenties; - stitching units; - LCD monitoren met 27 beelddiagonaal. Videostitching ten behoeve van deze toepassing is een nieuwe innovatie van de firma Hacousto Videotechniek te Berkel Rodenrijs. Systeem beschrijving Het systeem is opgebouwd uit een aantal vast opgestelde camera s. De camera s worden middels een coax aangesloten, op de stitching units, welke opgesteld dienen te worden in de technische ruimte van het centraal bediengebouw. De camera s worden op een stitching units aangesloten, waardoor er een panoramisch beeld ontstaat van de kolk. De uitgang van de stitching units zijn aangesloten op de monitoren. Tevens dient er één camera voorzien van Pan - Tilt functie te worden geplaatst voor het complete overzicht over de sluis. De exacte locatie en het aantal camera's dient nader te worden bepaald doormiddel van een LOR. Zie voor verdere specificaties voor de LOR zie: par CCTV installatie. De camera's dienen te worden gemonteerd op te leveren en te plaatsen stalen cameramasten met nader te bepalen hoogte welke langs de sluiskolk dienen te worden geplaatst. Voor het overige dienen de cameramasten minimaal te voldoen aan de eisen zoals omschreven in dit document. De cameramasten dienen te worden geleverd compleet met de bijbehorende LED verlichtingsarmaturen en kabels. Ten behoeve van de verlichting dient de aannemer een lichtplan inclusief berekeningen op te stellen ter goedkeuring van de directie. De kleur van de LED verlichting dient zo worden gekozen dat samen met de toegepaste camera een optimaal beeld met natuurlijke kleuren wordt gevormd, ook tijdens nachturen. 185/243

186 Algg A Besturingssystemen sluis Werking Video Stitching System Door middel van een aantal camera's aan beide zijden van de sluiskolk wordt de complete sluiskolk in beeld gevat. Het systeem maakt het mogelijk om beelden van meerdere camera's aan elkaar te 'plakken'. Het principe van stitching is dat de beelden van meerdere camera's naar een dedicated stitching control unit (SCU) worden gestuurd met daarop embedded stitching software. Hierin worden de beelden netjes aan elkaar 'geplakt', waarbij de computer een aantal referenties gebruikt zoals hoogte- en perspectieflijnen voor het naadloos weergeven van de beelden. Daarbij zal de SCU rekening houden met het zogenaamde fish eye- en perspectief effect. Het fish eye effect ontstaat door het gebruik van groothoeklenzen en het perspectief effect ontstaat doordat de camera's op masten van een beperkte hoogte staan, terwijl de het gewenste beeld vaak frontaal van voren of direct van boven moet worden geprojecteerd. Doordat er een beeld wordt gemaakt van recht naar beneden is het tevens onmogelijk dat een klein vaartuig over het hoofd wordt gezien doordat het zich achter een groter schip bevindt. Het 'gestitchte' beeld is geen vervanger voor alle andere camerabeelden van de sluis. Het is een toevoeging die een totaaloverzicht mogelijk maakt. In een oogopslag is de situatie in te schatten. Nadere specificatie camera's: Merk : Funkwerk Plettac, digitale CCD kleurencamera Type : FAC 940L Standaard : PAL 625 lijnen / 50Hz Sensor : ½ IL Hyper HAD Pixels (totaal) : 596 x 795 (V x H) Resolutie : 480 lijnen (6MHz), 580 lijnen (7,2MHz) Gevoeligheid : 0,1 lux (F0,95 / 6500K) bij 100% video Spectrale gevoeligheid : 400nm 650nm Shutter : 1/ Sec Video uitgang : 1Vtt / 75 _, CVBS, Y/C Spanning : 10VDC 29VDC Opgenomen vermogen : 4 Watt Aansluitingen : Systeem connector D-Sub Video en afstandsbesturing Lens aansluitingen : C/CS, Auto iris Bedrijfstemperatuur : 0 C - 55 C Afmetingen : 70 x 61,5 mm (DxL) Gewicht : 0,25 kg De camera s dienen te worden geassembleerd en afgeregeld en op locatie bedrijf gesteld definitief geparametriseerd worden 186/243

187 Algg A Besturingssystemen sluis Nadere specificatie camerabehuizing: Merk : Funkwerk Plettac systeem camera behuizing met ingebouwde voeding Type : WN 930 Afmetingen : 277 x 128 x 128 mm (L x H x B) Bescherming : IP67, conform VDE0470 Aansluiting : d.m.v. 30-polige multiplug verbinding Gewicht : +/- 2,5 kg Maximale lensdiameter : 130 mm Glasdikte : 4 mm Bevestiging : 2 x 3/8 Materiaal : Gepoedercoat geanodiseerd aluminium Nadere specificatie zonnekap: Merk : Funkwerk Plettac Type : SD 930W Materiaal : Gepoedercoat geanodiseerd aluminium Nadere specificatie begeleidingsplaat: Merk : Funkwerk Plettac Type : FP 70 Nadere specificatie neigkop: Merk : Funkwerk Plettac Type : ES 76 Nadere specificatie Pan - Tilt unit: Merk : Eneo Type : VPT40230VPOT Voeding : 230Vac, 50/60Hz, Pan 10Wt,Tilt 10Wt Rotatie : Pan 360 max, Tilt 90 Snelheid : 6 /sec horizontaal : 3 /sec verticaal Gewicht : 6,5 kg Temperatuurbereik : -20 tot + 70 C Nadere specificatie desktop keyboard: Merk : Vicon Type : V1411JDVC Maximale kabelafstand : 1500 m (twisted pair) Voeding : 9Vac, 350mA, voeding los meegeleverd Zekering : zelf resettend bij spanningsuitval Communicatie : RS422, half duplex 187/243

188 Algg A Besturingssystemen sluis Display : 2 rijen van 20 karakters Vermogen : 20 watt Uitvoering : bureaumodel Verlichting De kolkverlichting dient geïntegreerd te worden met de video-stitching. De aannemer maakt en levert een verlichtingsplan. De uitgangspunten en lichtniveaus dienen te voldoen aan de eisen conform Richtlijnen Vaarwegen. De verlichting dient met LED-lampen uitgevoerd te worden. Om het energieverbruik te beperken dient nagegaan te worden of de verlichting gedimd kan worden. Dit is afhankelijk van de bedrijfsvoering van de sluis. Het dimmen dient onder normale omstandigheden automatisch plaats te vinden waarbij de bedienaar de mogelijkheid moet hebben om dit handmatig te beïnvloeden. 188/243

189 Algg A Afstandbediening spoorbruggen 15 AFSTANDBEDIENING SPOORBRUGGEN De provincie bedient op afstand een aantal spoorbruggen, die in beheer en eigendom zijn bij ProRail. In de toekomst zullen naar verwachting meer spoorbruggen worden aangesloten op de provinciale bediencentrales. De koppeling tussen afstandstandbediening en lokale installatie is brugspecifiek en wordt in dit document niet nader uitgewerkt. De veiligheidsconfiguratie, waaraan de afstandbesturing tussen spoorbrug en bediencentrale moet voldoen, is in onderstaand schema weergegeven. Brug Sein installatie Prorail Brug Buiten Centrale Provincie Zuid Holland Motor M Fr Bestu ring Stuur stroom I F Pzh PLC Glasvezel provincie ns Pz Centrale bediening Grendel spoor CV Telefoonlijn Prorail De aandrijving van het brugdeel door de lokale brugbesturingsinstallatie is in beheer bij ProRail. Deze besturingsinstallatie bedient de brugmotor en de vergrendelingen. Tussen de besturing en de motor dient, in verband met de zachte stop, een frequentieregelaar (Fr)aanwezig te zijn. De afdeling seinwezen verzorgt de beveiliging van de treinloop door middel van seinen. Deze seinen beveiligen ook de trein tegen het rijden op een onvoldoende vergrendelde brug. Hiertoe wordt de stuurspanning van de besturingsinstallatie pas vrijgegeven als het sein voor de trein op rood (onveilig) staat, waarna de verkeersleiding de brug kan vrij geven. Omgekeerd kan na een brugbediening pas een groen sein worden gegeven als de vergrendeling aangeeft dat de brug (weer) goed gesloten is. De afstandsbesturing van de provincie (PLC) grijpt in op de stuurstroom van de brug. De aanvraag voor het inschakelen van de stuurstroom vindt per diensttelefoon plaats. 189/243

Nog meer weergeven

Technisch Programma van Eisen - PDF Free Download (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Kareem Mueller DO

Last Updated:

Views: 6401

Rating: 4.6 / 5 (66 voted)

Reviews: 89% of readers found this page helpful

Author information

Name: Kareem Mueller DO

Birthday: 1997-01-04

Address: Apt. 156 12935 Runolfsdottir Mission, Greenfort, MN 74384-6749

Phone: +16704982844747

Job: Corporate Administration Planner

Hobby: Mountain biking, Jewelry making, Stone skipping, Lacemaking, Knife making, Scrapbooking, Letterboxing

Introduction: My name is Kareem Mueller DO, I am a vivacious, super, thoughtful, excited, handsome, beautiful, combative person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.